Coördinatieverordening gemeente Noord-Beveland 2013

Geldend van 13-04-2013 t/m heden

Intitulé

Coördinatieverordening gemeente Noord-Beveland 2013

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • 1.

    besluit: besluit als bedoeld in artikel 3:30, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 2.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de coördinatieregeling van Afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 3.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 4.

    uitwerkingsplan, wijzigingsplan: een uitwerkingsplan respectievelijk wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • 5.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1 sub a van de Woningwet en artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 6.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een fase daarvan als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 7.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend;

  • 8.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening, gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan vast te stellen met het besluit over één of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen, al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3.

Artikel 3 Vergunningen en ontheffingen die naast de omgevingsvergunning deel uit kunnen maken van de coördinatie met het besluit om een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan vast te stellen

De voorbereiding van besluiten over onderstaande vergunningen of ontheffingen kunnen gecoördineerd worden met de in artikel 2 genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:

- het besluit tot vaststelling van een hogere waarde (“ontheffing”) als bedoeld in artikel 45, 47, 55, 61, 83, 85 of 100a van de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 2 Coördinatie

Artikel 4 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

In de volgende gevallen en onder de volgende condities kan het college van burgemeester en wethouders ambtshalve of op aanvraag overgaan tot een gecoördineerde voorbereiding van besluiten als bedoeld in de artikelen 2 en 3:

  • a.

    het besluit over een omgevingsvergunning die op het moment van indienen op grond van artikel 2.10, lid 1, sub c of artikel 2.11, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geweigerd zou moeten worden en die slechts op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden verleend, en het besluit over het bestemmingsplan, het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan dat de omgevingsvergunning mogelijk maakt, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten en;

  • b.

    een ander besluit dat, als dat bij de coördinatie wordt betrokken, genoemd is in artikel 3 en verband houdt met de aanvraag of met het bestemmingsplan als bedoeld onder a en;

  • c.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat het besluit als bedoeld onder b gecoördineerd kan worden voorbereid en;

  • d.

    door of namens het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat zich geen belemmering voordoet, waarbij de gevallen genoemd in artikel 5 in ieder geval als een dergelijke belemmering gelden.

Artikel 5 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt

In de volgende gevallen is een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening niet mogelijk:

  • a.

    er moet op grond van artikel 7, lid 2 van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport (MER) worden opgesteld en het betreft geen deelproject van een grotere ontwikkeling waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld;

  • b.

    er moet op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan worden opgesteld en er kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • c.

    indien mogelijkerwijs als gevolg van de planologische maatregel schade kan ontstaan als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en de aanvrager niet bereid is deze schade voor zijn rekening te nemen.

Hoofdstuk 3 Procedurebepalingen

Artikel 6 Procedureregeling

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve van een goede uitvoering van de coördinatieregeling.

  • b.

    De procedureregeling geeft in ieder geval aan binnen welke periode aanvragen ingediend moeten worden om voor coördinatie in aanmerking te kunnen komen; de procedure kan bepalen hoe het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 3.20 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Zolang het college van burgemeester en wethouders geen regeling als bedoeld in lid a heeft vastgesteld, is, aanvullend op de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening en op deze verordening, § 3.5.3 van Afdeling 3.5 "Samenhangende besluiten" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 van die wet.

  • d.

    Bij de toepassing van lid c is het college van burgemeester en wethouders het aangewezen coördinerend orgaan als bedoeld in artikel 3.22 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • e.

    Als de gemeenteraad besluit dat het wenselijk is dat de coördinatieregeling wordt toegepast in een of meer andere gevallen dan de gevallen die op grond van deze verordening mogelijk zijn, dan zijn de leden a tot en met d van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die behoren bij die gevallen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1 Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.

  • 2 Op procedures die zijn gestart voor inwerkingtreding van deze verordening is deze verordening niet van toepassing, tenzij door of namens het bevoegd gezag en met schriftelijke instemming van de aanvrager anders is besloten.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening Gemeente Noord-Beveland 2013.