Regeling vervallen per 01-07-2016

Nadere regels voor het houden van optochten 2015

Geldend van 30-03-2015 t/m 30-06-2016

Intitulé

Nadere regels voor het houden van optochten 2015

Artikel 1 Algemeen

Ten aanzien van de scenario’s ‘brand’ en ‘beknelling of verwonding door de opbouw van constructies’ zijn een aantal maatregelen geformuleerd om de kans op het ontstaan van brand of een ander incident te verkleinen en de gevolgen van een eventuele brand of een ander incident zo veel mogelijk te beperken.

Artikel 2 Veiligheidsvoorschriften

  • 1 Er is een route- en tijdschema.

  • 2 Er is een routetekening en een plattegrond waar eventuele andere activiteiten plaatsvinden.

  • 3 Er is een draaiboek/programma met daarin opgenomen een brandveiligheidsplan en een beveiligingsplan.

  • 4 Er is een communicatieplan waarin is opgenomen het gebruik van communicatiemiddelen.

Artikel 3 Bereikbaarheid

  • 1 De route en de infrastructuur in de omgeving van de route zijn zodanig dat deze geen onnodig tijdverlies opleveren voor de opkomsttijd van de hulpdiensten.

  • 2 Er is een plan voor het vrijmaken van aanrijdroutes voor de hulpdiensten en het omleiden van het overige verkeer.

  • 3 De aanwezige bluswatervoorzieningen (brandkranen) blijven bruikbaar.

  • 4 Tussen de samenstellen van voertuigen en aanhangwagens in een optocht wordt continue een minimale afstand vrijgehouden van ten minste 10 meter.

Artikel 4 Technische voorschriften voor voertuigen en aanhangwagens

  • 1 De mate van brandbaarheid van de toegepaste materialen is zodanig beperkt, dat de kans op brandvoortplanting voldoende klein is. Hieraan wordt voldaan indien het onderdeel:

    • a.

      onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064: 1991, inclusief wijzigingsblad A2: 2001;

    • b.

      een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065: 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997, of

    • c.

      een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder b.

  • 2 Materiaal toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een potentiële ontstekingsbron (verlichting, energiebron) is zodanig dat, ten gevolge van de in dat materiaal optredende temperatuur veroorzaakt door de potentiële ontstekingsbron, niet gemakkelijk brand kan ontstaan.

  • 3 Energievoorzieningen (aggregaten, accu’s, elektra) zijn zodanig opgesteld en worden zodanig gebruikt dat deze niet gemakkelijk brand kunnen veroorzaken.

  • 4 Er worden uitsluitend goedgekeurde technische installaties toegepast.

  • 5 Voor aanleg van installaties (zoals elektrische installaties) worden erkende installateurs ingeschakeld.

  • 6 Er wordt uitsluitend goedgekeurde apparatuur (KEMA-keur en dergelijke) toegepast.

  • 7 Er zijn geen brandbare vloeistoffen of brandbare gassen aanwezig anders de brandstof in gesloten tanks van voertuigen (tractie) en aggregaten (energievoorziening).

  • 8 Er wordt regelmatig gecontroleerd op eventuele brandstoflekkages.

  • 9 De hoeveelheid toegepast of aanwezig brandbaar materiaal wordt zoveel mogelijk beperkt.

  • 10 Er wordt geen open vuur toegepast.

  • 11 Er worden regelmatig controles uitgevoerd gericht op het voorkomen van brandgevaarlijke situaties.

  • 12 Het verrichten van brandgevaarlijke werkzaamheden vind niet plaats tijdens het evenement.

  • 13 De deelnemers zijn geïnstrueerd over de maatregelen ten aanzien van het voorkomen van brand.

  • 14 De afmetingen van de voertuigen en aanhangwagens (lengte, breedte, hoogte, draaicirkels) zijn afgestemd op de beschikbare ruimte op de route.

  • 15 De voertuigen en aanhangwagens hebben geen scherpe uitstekende delen.

  • 16 De wielen van voertuigen en aanhangwagens zijn afgeschermd.

  • 17 De voertuigen en aanhangwagens zijn zodanig stabiel dat zij in voldoende mate eventuele negatieve invloeden op de stabiliteit kunnen weerstaan (zoals bij krachtige wind, bij lekke band of bij asbreuk) zodat omvallen of kantelen vrijwel uitgesloten is.

  • 18 Voor personen in voertuigen en aanhangwagens zijn beschermingsmaatregelen getroffen om te voorkomen dat zij bekneld kunnen raken tussen bewegende onderdelen van de voertuigen en aanhangwagens.

  • 19 Uitlaatgassen van verbrandingsmotoren (van voertuigen of aggregaten) worden zodanig afgevoerd dat personen in of op de voertuigen of aanhangwagens niet worden blootgesteld aan een opeenhoping van uitlaatgassen.

Artikel 5 Het tijdig ontruimen.

  • 1 Toegepaste materialen dragen niet in belangrijke mate bij tot de ontwikkeling van brand en het ontstaan van rook. Hieraan wordt voldaan indien het onderdeel:

    • a.

      onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064: 1991, inclusief wijzigingsblad A2: 2001;

    • b.

      een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065: 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997, of

    • c.

      een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder b.

  • 2 Voertuigen en aanhangwagens zijn zodanig ingericht dat personen die zich daarin bevinden deze binnen 30 seconden veilig kunnen verlaten. Daarvoor zijn er meerdere mogelijkheden om het voertuig of de aanhangwagen te verlaten.

  • 3 Vluchtroutes voor personen uit voertuigen en aanhangwagens hebben een minimale afmeting van 0,6 x 0,8 m (vrije doorgang).

  • 4 De vluchtroutes worden vrijgehouden.

  • 5 Belemmeringen in vluchtroutes, zoals (nood-)luiken, zijn met een eenvoudige handeling zowel van binnenuit als van buitenaf te openen, zonder dat gebruik gemaakt moet worden van sleutels of andere losse voorwerpen.

  • 6 Er is een vluchtplan.

  • 7 Personen in voertuigen en aanhangers zijn bekend met de vluchtroutes en hebben het tijdig ontruimen beoefend.

  • 8 Het publiek bij optochten kan voldoende afstand nemen van een eventuele brand in een voertuig of een aanhangwagen (vluchtmogelijkheden publiek).

Artikel 6 Draagbare blusmiddelen.

  • 1 Er zijn doeltreffende blusmiddelen aanwezig. Doeltreffende blusmiddelen zijn: een blusdeken van ten minste 1.2x0.9m, draagbare blustoestellen met een inhoud van ten minste 6 kg blusstof, bijvoorbeeld bluspoeder voor de brandklasse A, B en C of blusschuim.

  • 2 Een draagbaar blustoestel moet:

    • a.

      voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn aangebracht;

    • b.

      voor direct gebruik gereed zijn;

    • c.

      in goede staat van onderhoud verkeren; geen uiterlijke en functie beperkende beschadigingen.

    • d.

      zijn voorzien van een geldig Rijkskeurmerk met rangnummer;

    • e.

      ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig de norm NEN 2559:2001 zijn onderhouden en zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is vermeld.

Artikel 7 Het zo snel mogelijk in veiligheid brengen van personen.

  • 1 Er zijn voldoende geschikte voorzieningen aanwezig om personen die zich nog in het bedreigde gebied (in of op voertuigen en aanhangers) bevinden in veiligheid te brengen.

  • 2 Organisatoren, begeleiders, stewards en personen in of op voertuigen en aanhangers zijn op de hoogte van de voorzieningen voor het in veiligheid brengen van personen die zich in of op voertuigen en aanhangers bevinden.

Artikel 8 Het zo snel en adequaat mogelijk voorzien in nazorg.

  • 1 Er zijn voldoende geschikte voorzieningen aanwezig en maatregelen getroffen om voertuigen en aanhangwagens na een incident uit het parcours te nemen te bergen.

  • 2 Organisatoren, begeleiders en stewards zijn op de hoogte van deze voorzieningen en maatregelen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Nadere regels voor het houden van braderieën in de buitenlucht 2010" van 24 augustus 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van in werking treding.

  • 2. Deze nadere regels treden op 30 maart 2015 in werking.

  • 3. Deze nadere regels wordt aangehaald als "Nadere regels voor het houden van optochten".