Regeling vervallen per 30-04-2016

Beleidsregel beoordeling geurhinder omgevingsvergunningen industriële bedrijven Noord-Brabant

Geldend van 30-04-2016 t/m 29-04-2016

Intitulé

Beleidsregel beoordeling geurhinder omgevingsvergunningen industriële bedrijven Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij het beschikken op aanvragen om omgevingsvergunning dan wel bij het naar aanleiding van een aanvraag om vergunning geven van een verklaring voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het acceptabel hinderniveau voor geur vast dienen te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    acceptabel hinderniveau: door Gedeputeerde Staten vastgestelde mate van hinder die nog acceptabel is als bedoeld in de NeR;

  • b.

    bestaande activiteit: activiteit waarvoor reeds een vergunning is verleend;

  • c.

    bestaande geurbelasting: hedonisch gewogen geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten;

  • d.

    European odour unit: eenheid voor geur als bedoeld in NEN-EN 13725;

  • e.

    geurbelasting: uurgemiddelde geurconcentratie op leefniveau bij een bepaalde percentielwaarde, berekend aan de hand van een verspreidingsmodel;

  • f.

    geurbron: bron die stoffen naar de lucht emitteert die geurhinder kunnen veroorzaken;

  • g.

    geuremissie van een bron: representatieve uitstoot van een geurbron uitgedrukt in European odour units per tijdseenheid (ouE/m3);

  • h.

    geurimmissie: geurbelasting op de leefomgeving ten gevolge van de geuremissie van een of meerdere bronnen, uitgedrukt in percentielwaarde;

  • i.

    grenswaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting die in acht genomen wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning;

  • j.

    hedonische waarde: waardering van de aard van de geur, uitgedrukt in een referentieschaal volgens de Nederlandse voornorm 2818;

  • k.

    hedonisch gecorrigeerde geuremissie: geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

  • l.

    hedonisch gewogen geurbelasting: geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies van alle geurbronnen;

  • m.

    hedonische weegfactor F: verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van –1 van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE/m3;

  • n.

    NeR: Nederlandse emissierichtlijn lucht;

  • o.

    nieuwe activiteit: activiteit waarvoor voor de eerste keer een vergunning wordt aangevraagd, dan wel een uitbreiding van een bestaande activiteit;

  • p.

    overschrijdingssituatie: situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de daarvoor geldende richtwaarden worden overschreden;

  • q.

    percentiel: percentage van de tijd waarin een door het verspreidingsmodel berekende geurconcentratie waarde, uitgedrukt in een gemiddelde waarde per uur, niet wordt overschreden;

  • r.

    richtwaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning;

  • s.

    saneringssituatie: situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de daarvoor geldende grenswaarden worden overschreden;

  • t.

    veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en die is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

  • u.

    vergunning: omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • v.

    verklaring: verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Definities

Bij de toepassing van deze beleidsregel worden de volgende definities gehanteerd:

  • a.

    tot geurgevoelig object worden gerekend een woning dan wel een locatie waar meerdere mensen zich gedurende een groot gedeelte van de dag bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden;

  • b.

    de omgevingscategorie ‘Wonen’ omvat: woningen, ziekenhuizen en sanatoria, bejaarden- en verpleeghuizen, woonwagenterreinen, asielzoekerscentra, dagverblijven,scholen, alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • c.

    de omgevingscategorie ‘Gemengd’ omvat: bedrijfswoningen, woningen in het landelijk gebied, verspreid liggende woningen, recreatiegebieden voor dagrecreatie, accommodaties voor verblijfsrecreatie, zelfstandige kantoren, winkels alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • d.

    de omgevingscategorie ‘Overig’ omvat: geurgevoelige objecten voor zover die niet behoren tot de omgevingscategorieën, bedoeld onder b en c.

Artikel 3 Algemeen

  • 1  Gedeputeerde Staten nemen bij het beschikken op een aanvraag om vergunning, dan wel bij het naar aanleiding van een aanvraag om vergunning geven van een verklaring het in de NeR beschreven geurbeleid als uitgangspunt.

  • 2 Gedeputeerde Staten beoordelen een aanvraag om vergunning aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in deze beleidsregel, tenzij in de NeR voor de desbetreffende activiteit ter bepaling van het acceptabele hinderniveau een Bijzondere Regeling is opgenomen.

  • 3 Gedeputeerde Staten gaan bij de beoordeling van de geurbelasting uit van de hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 4 Gedeputeerde Staten stellen bij het beoordelen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in het tweede lid de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring vast overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 8.

  • 5 Deze beleidsregel is niet van toepassing op aanvragen om een vergunning voor veehouderijen.

Artikel 4 Richt- en grenswaarden

1. Gedeputeerde Staten hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting bij geurgevoelige objecten in het kader van een aanvraag voor bestaande activiteiten de navolgende richt- en grenswaarden:

Tabel 1

Omgevings- categorie

98-percentiel

99,99-percentiel

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

1,0

2,0

10

20

Gemengd

2,0

4,0

20

40

Overig

10

10

100

100

2. Gedeputeerde Staten hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting bij geurgevoelige objecten in het kader van een aanvraag voor nieuwe activiteiten de navolgende richt- en grenswaarden:

Tabel 2

Omgevings- categorie

98-percentiel

99,99-percentiel

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

0,5

1,0

5,0

10

Gemengd

1,0

2,0

10

20

Overig

10

10

100

100

3. Gedeputeerde Staten hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting bij geurgevoelige objecten in het kader van een aanvraag voor de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk de richt- en grenswaarden, genoemd in het eerste lid.

Artikel 5 Vaststelling acceptabel hinderniveau vergunning bestaande activiteiten

  • 1 Indien een aanvraag om vergunning uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring vast op ten hoogste de bestaande geurbelasting.

  • 2 In geval van een saneringssituatie nemen Gedeputeerde Staten in de vergunningsvoorschriften of de verklaring op dat de aanvrager binnen een aangegeven termijn, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een saneringsplan dat bij de aanvraag is overgelegd, moet voldoen aan de grenswaarden, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 3 In geval van een overschrijdingssituatie nemen Gedeputeerde Staten in de vergunningsvoorschriften of de verklaring op dat de aanvrager verplicht is zich doorlopend in te spannen om te gaan voldoen aan de richtwaarden, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Artikel 6 Vaststelling acceptabel hinderniveau vergunning nieuwe activiteiten

  • 1 In geval van een aanvraag om een oprichtingsvergunning, stellen Gedeputeerde Staten de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring vast op ten hoogste de richtwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het eerste lid de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring vaststellen op ten hoogste de grenswaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 3 Indien een aanvraag om een veranderingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op nieuwe activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande geurbelasting.

  • 4 In geval de bestaande geurbelasting lager is dan de richtwaarden bedoeld in artikel 4, tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de richtwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 5 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het derde lid en vierde lid de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de grenswaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 7 Vaststelling acceptabel hinderniveau vergunning bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk

  • 1 In geval van een aanvraag om een vergunning voor zowel bestaande als nieuwe activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande geurbelasting.

  • 2 In geval de bestaande geurbelasting lager is dan de richtwaarden bedoeld in artikel 4, tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van artikel 4, derde lid de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de richtwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 3 In geval van een saneringssituatie nemen Gedeputeerde Staten in de vergunningsvoorschriften of de verklaring op dat de aanvrager binnen een aangegeven termijn, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een saneringsplan dat bij de aanvraag is overgelegd, moet voldoen aan de grenswaarden, bedoeld in artikel 4, derde lid.

  • 4 In geval van een overschrijdingssituatie nemen Gedeputeerde Staten in de vergunningsvoorschriften of de verklaring op dat de aanvrager verplicht is zich doorlopend in te spannen om te gaan voldoen aan de richtwaarden, bedoeld in artikel 4, derde lid.

  • 5 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het eerste lid en tweede lid en in afwijking van artikel 4, derde lid de hedonisch gewogen geurbelasting in de vergunningsvoorschriften of de verklaring als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de grenswaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

Artikel 8 Hindersignalen

Bij het vaststellen van het acceptabel hinderniveau betrekken Gedeputeerde Staten ontvangen hindersignalen over de inrichting.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel beoordeling geurhinder omgevingsvergunningen industriële bedrijven Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 1 november 2011
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Algemeen

De provincie is verantwoordelijk voor de vergunningverlening op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan een aantal industriële bedrijven. Eén van de te beoordelen aspecten is geurhinder in de omgeving van het bedrijf. In 2000 hebben Gedeputeerde Staten (GS) een geurnotitie vastgesteld waarmee GS aangaf het landelijke beleid in zijn geheel te volgen. Doel van het landelijke beleid is het voorkomen van nieuwe hinder en het zoveel mogelijk beperken van bestaande hinder. In de geurnotitie uit 2000 was nog geen nader uitgewerkt provinciaal beoordelingskader opgenomen. Dit beoordelingskader wordt nu vastgelegd in deze provinciale beleidsregel.

Deze beleidsregel geldt voor de beoordeling van aanvragen voor een vergunning op grond van de Wabo van industriële inrichtingen die onder de bevoegdheid van GS vallen én voor aanvragen waarvoor GS een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af dient te geven.

In RO-procedures speelt de afweging of sprake is van een goed woon- en leefklimaat een belangrijke rol. De in deze beleidsregel beschreven systematiek wordt door GS ook voor deze RO-afweging gebruikt. Dit is een invulling van de zogenaamde ‘omgekeerde werking’, waarmee voor RO-plannen de aan te houden afstand tot een geurbron uit de milieuregelgeving wordt afgeleid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 is van de gehanteerde begrippen de definitie beschreven.

‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’. De begrippen ‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’ worden toegepast om nadere invulling te kunnen geven aan het landelijke en provinciale beleidsdoel ‘geen nieuwe hinder’ (brief van de toenmalige minister van VROM uit 1995, MBL276.95004).

Artikel 2

In artikel 2 zijn enkele door GS gehanteerde definities opgenomen.

‘geurgevoelig object’ Tot ‘ geurgevoelig object’ worden in ieder geval gerekend woningen. Daarnaast worden andere objecten waar mensen zich bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, onder dit begrip gebracht. De objecten worden nader aangegeven bij de verschillende omgevingscategorieën.

Omgevingscategorie ‘wonen’ of ‘gemengd’ Onder de categorie ‘wonen’ vallen woningen die onderdeel uitmaken van een aaneengesloten woonbebouwing en de objecten die daarmee gelijk worden gesteld. Andere categorieën van woningen, zoals de bedrijfswoning, vallen onder de omgevingscategorie ‘gemengd’. Ook verspreid liggende woningen vallen onder de categorie ‘gemengd’.

Indien een object niet specifiek wordt genoemd in de categorie ‘wonen’ of ‘gemengd’ zal beoordeeld worden of het object gelijkgesteld kan worden aan een object in een omgevingscategorie. Daarbij wordt gekeken naar de functie van het object, het aantal personen en de tijd die zij daar aanwezig zijn, alsmede de omgeving van het object.

Artikel 3

De geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van -1 (H-1) vormt in de beleidsregel een belangrijke referentiewaarde. De geuremissie wordt voor iedere bron hedonisch gecorrigeerd. Hiertoe dient de hedonische waarde per afzonderlijke geurbron inzichtelijk te worden gemaakt. Dit resulteert in de hedonisch gewogen geurbelasting (ouE(H)/m3) die getoetst wordt aan richt- en grenswaarden.

Voor de berekening van de hedonisch gewogen geurbelasting wordt gebruik gemaakt van een hedonische weegfactor F. Deze dimensieloze factor F is de verhouding tussen de gemeten concentratie van H-1 (CH-1) van een geurbron en de standaard normwaarde van 1 ouE(H)/m3. Voor bronnen waarvan de CH-1-waarde onvoldoende of niet bekend is, wordt in de berekeningen voor de factor F de waarde 0,5[-] aangehouden.

Artikel 4

In de tabellen zijn voor bestaande en nieuwe activiteiten richt- en grenswaarden opgenomen waarvan GS als bevoegd gezag van mening zijn dat deze leiden tot een acceptabel hinderniveau in de bedoelde situaties. In het derde lid worden de richt- en grenswaarden voor bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk benoemd.

Uitgangspunt van het beleid is dat niet meer vergund wordt dan op basis van inzet van BBT haalbaar is, ook indien de richtwaarden onderschreden worden. Indien na toetsing van inzet van BBT blijkt dat in een specifiek geval de richtwaarden niet haalbaar zijn dan kunnen GS gemotiveerd tot ten hoogste de grenswaarden vergunnen.

In de Wabo (artikel 2.14, eerste lid, onder c, ten1e) is bepaald dat een inrichting, ter reductie van de geuremissie, de beste beschikbare technieken in acht dient te nemen. Bij het vaststellen van de in de tabellen opgenomen richt- en grenswaarden is mede rekening gehouden met wat met inzet van beste beschikbare technieken haalbaar is.

Toetsing geschiedt ter plaatse van de maatgevende geurgevoelige objecten. Maatgevend heeft betrekking op de dichtstbijzijnde dan wel hoogst belaste geurgevoelige locatie van de van toepassing zijnde omgevingscategorie.

Artikel 5

Met artikel 5 eerste lid wordt voorkomen dat, indien sprake is van het aanvragen van bestaande activiteiten, de bestaande geurbelasting vergroot wordt. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentieel) nieuw hinder voorkomen dient te worden.

In artikel 5 tweede lid wordt voorgeschreven dat, indien sprake is van een saneringssituatie (en dus niet voldaan wordt aan de grenswaarden bedoeld in artikel 4, eerste lid), er een nadere afweging plaatsvindt indien een onderzoek voorligt naar de mogelijkheden om te voldoen aan de grenswaarden. Door middel van artikel 5 derde lid wordt aanvullend hierop van het bedrijf ook een doorlopende inspanning verwacht om te gaan voldoen aan de richtwaarden. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat bestaande hinder zoveel mogelijk beperkt dient te worden.

Indien wél voldaan wordt aan de grenswaarden, maar de richtwaarden niet worden overschreden, dan wordt van het bedrijf eveneens een doorlopende inspanning verwacht om aan de richtwaarden te gaan voldoen. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat bestaande hinder zoveel mogelijk beperkt dient te worden.

Artikel 6

Bij het oprichten van een bedrijf dat geurrelevant is, dient voldaan te worden aan ten minste de richtwaarde (of zoveel lager als mogelijk is). Dit is het uitgangspunt. Het voorgaande is voorgeschreven in artikel 6 eerste lid. In afwijking van artikel 6 eerste lid kunnen GS gemotiveerd tot aan de grenswaarden vergunnen (artikel 6 tweede lid).

Ook indien een veranderingsvergunning aangevraagd wordt, waarin nieuwe geurrelevante activiteiten zijn opgenomen, blijft de bestaande geurbelasting het uitgangspunt. Het aanvragen van een veranderingsvergunning kan dus niet leiden tot een toename van (potentieel) nieuwe hinder (artikel 6 derde lid). Dit spoort immers niet met het beleid. Hierop wordt één uitzondering gemaakt, namelijk indien de hedonisch gewogen geurbelasting vanwege de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk lager is dan de grenswaarde voor nieuwe activiteiten bedoeld in artikel 4, tweede lid. Dan mag de hedonisch gewogen geurbelasting vanwege de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk toe nemen tot ten hoogste de grenswaarden voor nieuwe activiteiten (artikel 6 vijfde lid). Indien vergund wordt tot de grenswaarden, moet dit door GS gemotiveerd worden. Bij het vergunnen tot aan de richtwaarden hoeft geen specifieke motivering door GS plaats te vinden (artikel 6 vierde lid). Indien aan de richtwaarden voor nieuwe activiteiten voldaan wordt, wordt immers geen geurhinder verwacht.

Artikel 7

Artikel 7 eerste lid borgt dat bij een aanvraag om vergunning waarbij sprake is van bestaande en nieuwe activiteiten de geurbelasting niet groter wordt dan de bestaande geurbelasting. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentieel) nieuwe hinder voorkomen dient te worden.

Ook hierop wordt weer één uitzondering gemaakt, namelijk indien de hedonisch gewogen geurbelasting vanwege de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk lager is dan de grenswaarde voor nieuwe activiteiten bedoeld artikel 4, tweede lid. Dan mag de hedonisch gewogen geurbelasting vanwege de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk toe nemen tot ten hoogste de grenswaarden voor nieuwe activiteiten (artikel 7 vijfde lid). Indien vergund wordt tot de grenswaarden, moet dit door GS gemotiveerd worden. Bij het vergunnen tot aan de richtwaarden hoeft geen specifieke motivering door GS plaats te vinden (artikel 7 tweede lid). Indien aan de richtwaarden voor nieuwe activiteiten voldaan wordt, wordt immers geen geurhinder verwacht.

In artikel 7 derde lid wordt voorgeschreven dat, indien sprake is van een saneringssituatie (en dus niet voldaan wordt aan de grenswaarden bedoeld in artikel 4, derde lid ), er een nadere afweging plaatsvindt indien een onderzoek voorligt naar de mogelijkheden om te voldoen aan de grenswaarden. Door middel van artikel 7 vierde lid wordt aanvullend hierop van het bedrijf ook een doorlopende inspanning verwacht om te gaan voldoen aan de richtwaarden. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat bestaande hinder zoveel mogelijk beperkt dient te worden.

Indien wél voldaan wordt aan de grenswaarden, maar de richtwaarden niet worden overschreden, dan wordt van het bedrijf eveneens een doorlopende inspanning verwacht om aan de richtwaarden te gaan voldoen. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat bestaande hinder zoveel mogelijk beperkt dient te worden. Ook over deze inspanning dient jaarlijks aan het bevoegd gezag gerapporteerd te worden.

Artikel 8

Bij de bepaling van het acceptabel hinderniveau betrekken GS ook de hindersignalen over de inrichting. Gegronde geurklachten zijn een maat voor ernstige hinder.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. W.G.H.M. Rutten