Regeling vervallen per 10-12-2013

Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2012-2016

Geldend van 20-12-2012 t/m 09-12-2013

Intitulé

Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2012-2016

De beheersautoriteit van Noord-Brabant;

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 11 van de Wet inrichting landelijk gebied;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 23 februari 2010 de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010-2016 hebben vastgesteld;

Overwegende dat de Europese Commissie heeft besloten extra middelen beschikbaar te stellen voor de doelstellingen voor duurzame energie en waterkwaliteit en de Beheersautoriteit en Gedeputeerde Staten deze Europese middelen wensen in te zetten voor vermindering van de af- en uitspoeling van landbouwgronden en voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen op het platteland en in het bijzonder door de agrarische sector;

Overwegende dat de Beheersautoriteit en Gedeputeerde Staten zich voor de totale opgave uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma specifiek willen richten op de verbetering van de verkaveling- en infrastructuur, het waterbeheer, de verdrogingsbestrijding in TOP-lijstgebieden, hernieuwbare energie voor de economie en de plattelandsbevolking, hernieuwbare energie op agrarische bedrijven, de bevordering van toeristische activiteiten, basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking, plaatselijke ontwikkelingsplannen Leader en samenwerkingsprojecten Leader;

Overwegende dat de Beheersautoriteit en Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010-2016 hiertoe wensen te wijzigen;

Overwegende dat de Beheersautoriteit en Gedeputeerde Staten vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe integrale subsidieregeling wensen vast te stellen;

Overwegende dat de te subsidiëren activiteiten gericht op de plattelandsontwikkeling in de provincie Noord-Brabant vallen onder de Verordening (EG) No. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor Plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Overwegende dat de te subsidiëren activiteiten gericht op verbetering van de landbouwkundige structuur vallen onder de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001;

Overwegende dat de overige te subsidiëren activiteiten dienen te voldoen aan de Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun;

besluiten, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, vast te stellen de volgende regeling :

§ 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen algemeen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    adviescommissie Leader: adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

  • c.

    basisvoorziening: voorziening die aansluit bij de basisbehoeften van de burgers en waarmee een gemeente in directe of indirecte zin bemoeienis heeft;

  • d.

    bijdrage in natura: bijdrage, als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening ELFPO;

  • e.

    bovenlokaal: de kern van de bebouwde kom overstijgend;

  • f.

    economische activiteit: activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en diensten op de markt;

  • g.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

  • h.

    ELFPO-Verordening: Verordening (EG) No. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • i.

    ILG-middelen: in het bestuursakkoord 2007-2013 opgenomen rijksbijdragen en provinciale bijdragen die beschikbaar zijn gesteld voor het realiseren van de rijksdoelen voor de inrichting van het landelijk gebied;

  • j.

    ILG-verordening: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;

  • k.

    kantoorautomatiseringskosten: kosten die aan de werkplek zijn verbonden;

  • l.

    kleine en middelgrote ondernemingen: ondernemingen als bedoeld in Bijlage I van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;

  • m.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

  • n.

    landbouwgrond: binnen de provincie Noord-Brabant gelegen stuk grond, waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, niet zijnde een natuurterrein, als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant, of grond waarvoor een aanspraak bestaat op een vergoeding voor het waardeverschil tussen agrarische grond en grond met als hoofdfunctie natuur;

  • o.

    Leader: aanpak als bedoeld in artikel 61 van de ELFPO-Verordening;

  • p.

    lid van het Landbouwhuishouden: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 35 van de Uitvoeringsverordening ELFPO;

  • q.

    loonkosten: kosten voor bruto loon, vakantieuitkering, eindejaarsuitkering, door de werkgever te betalen premies voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, WAO, VUT, invaliditeitspensioen inclusief het bovenwettelijke deel en wachtgelden;

  • r.

    natura 2000-gebieden: gebieden als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de natuurbeschermingswet 1998;

  • s.

    onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • t.

    overheadkosten: huisvestingskosten, kantoorautomatiseringskosten en overige overheadkosten;

  • u.

    overige overheadkosten: indirecte kosten van het eigen organisatieonderdeel en de kosten van de andere organisatie-onderdelen die werkzaamheden verrichten samenhangend met de werkzaamheden van het eigen organiosatie-onderdeel;

  • v.

    plaatselijk ontwikkelingsplan: ontwikkelingsstrategie als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onderdeel a, van de ELFPO-Verordening.

  • w.

    plaatselijke groep: groep als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onderdeel b, van de ELFPO-Verordening;

  • x.

    specifieke doelgroep: doelgroep bestaande uit senioren, gehandicapten, jongeren, jonge gezinnen of vrouwen;

  • y.

    TOP-lijstgebied: gebied dat als natte natuurparel is aangeduid en begrensd in bijlage III bij de Verordening water Noord-Brabant 2011;

  • z.

    Uitvoeringsverordening ELFPO: Verordening (EG) No. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) No. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Artikel 1.2 Weigeringsgronden algemeen

Subsidie als bedoeld in deze regeling wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project niet wordt uitgevoerd op het platteland;

  • b.

    het project niet gericht is op of niet aanwijsbaar ten goede komt aan inwoners van de provincie Noord-Brabant;

  • c.

    de subsidieaanvrager ook zonder subsidieverstrekking op grond van deze regeling over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen, hetzij uit Europese middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • d.

    subsidieverstrekking niet past binnen de op het betreffende beleidsterrein gevoerde beleid, dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

  • e.

    subsidieverstrekking niet past gelet op organisatorische verbanden met andere rechtspersonen en van eventuele banden van financiële aard die blijvend van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van het subsidiabele project of op de inkomsten daaruit;

  • f.

    het voornemen tot subsidieverstrekking met het oog op artikel 107, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is aangemeld bij de Europese Commissie en daarop de goedkeuring hiervoor van de Europese Commissie niet is verkregen.

Artikel 1.3 Berekening subsidiabele loonkosten

  • 1 De subsidieaanvrager gaat bij de berekening van de personeelskosten uit van:

    • a.

      loonkosten;

    • b.

      overheadkosten.

  • 2 De subsidieaanvrager berekent de loonkosten door het aantal gemaakte uren van het direct bij het project betrokken personeel te vermeningvuldigen met het voor dat personeel vastgestelde uurtarief.

  • 3 De subsidieaanvrager berekent het uurtarief, bedoeld in het tweede lid, door de som van de personeelskosten te delen door het aantal productieve uren per jaar, uitgaande van een voltijds dienstverband.

  • 4 Het aantal productieve uren, bedoeld in het derde lid, wordt berekend aan de hand van de berekeningsmethodiek, opgenomen in bijlage I.

Artikel 1.4 Staatssteun

De in deze regeling voor de hoogte van de subsidie genoemde percentages en bedragen worden gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

Artikel 1.5 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.6 Bevoorschotting en betaling

Bevoorschotting van bijdragen uit het ELFPO vindt plaats op grond van reeds gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    het gesubsidieerde project ondergaat gedurende vijf jaar na subsidievaststelling geen belangrijke wijziging als bedoeld in artikel 72 van de ELFPO-Verordening;

  • b.

    De subsidieontvanger stelt de Beheersautoriteit en Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van stagnatie of wijzigingen in de uitvoering of andere feiten waardoor de uitvoering in gevaar komt, wordt vertraagd of versneld.

  • c.

    Indien de subsidieontvanger een onderneming is die activiteiten verricht, die zowel binnen als buiten de werkingssfeer van diversificatie naar niet agrarische activiteiten vallen, neemt de subsidieontvanger de kosten en inkomsten die met de diversificatie naar niet agrarische activiteiten verband houden en die van de andere activiteiten, alsmede de parameters voor de toerekening van die kosten en inkomsten, gescheiden op in de interne boekhouding.

§ 2 Verbetering landbouwkundige structuur

Artikel 2.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    inpassingsmaatregel: technische maatregel in het projectgebied of in de projectomgeving, gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw;

  • b.

    integrale zonering: gebiedsdekkende indeling van het reconstructiegebied in zones zoals omschreven in artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

  • c.

    landbouwontwikkelingsgebied: zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn.

  • d.

    ruilverkaveling bij overeenkomst: ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      landbouwbedrijven;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van landbouwbedrijven;

    • c.

      stichtingen die kavelruil tot doelstelling hebben;

    • d.

      landbouworganisaties;

    • e.

      bestuurscommissies als bedoeld in art 81 en 82 van de Provinciewet;

    • f.

      provincies;

    • g.

      waterschappen;

    • h.

      gemeenten;

    • i.

      samenwerkingsverbanden van gemeenten en natuur- en landschapsorganisaties.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      bestuurscommissies als bedoeld in art 81 en 82 van de Provinciewet;

    • b.

      provincies;

    • c.

      waterschappen;

    • d.

      gemeenten.

  • 3 Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en i:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b.

      draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidiabele projecten

  • 1 Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op de verbetering en de ontwikkeling van de landbouwkundige structuur door ruilverkaveling:

    • a.

      bij overeenkomst;

    • b.

      op grond van een door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant vastgesteld inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied;

    • c.

      bij overeenkomst en op grond van een ander plan dan bedoeld in onderdeel b, dat voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet inrichting landelijk gebied.

  • 2 Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in landbouwontwikkelingsgebieden.

Artikel 2.4 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in aanmerking te komen, wordt aan de volgende vereisten voldaan:

    • a.

      het project heeft betrekking op landbouwgrond;

    • b.

      het project vindt in hoofdzaak plaats op gronden van landbouwbedrijven;

    • c.

      het project is gericht op verbetering van de productieomstandigheden in met name de grondgebonden landbouw;

    • d.

      het project draagt bij aan de verbetering van:

      • 1°.

        de verkaveling of de ligging van kavels ten opzichte van elkaar;

      • 2°.

        de toegankelijkheid van kavels en percelen;

      • 3°.

        landbouwgronden;

      • 4°.

        de energievoorziening ten behoeve van de landbouw, of;

      • 5°.

        het waterbeheer.

  • 2 Onverminderd het eerste lid voldoet het project, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdelen b en c, aan artikel 85, tweede lid, van de Wet inrichting landelijk gebied.

  • 3 Onverminderd het eerste lid voldoet het project, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, waarbij de gemiddelde kavelgrootte van de grondgebonden landbouwbedrijven toeneemt met 10%, aan het vereiste dat het areaal verbeterde landbouwkundige structuur gelijk is aan het aantal hectares van de grondgebonden landbouwbedrijven binnen het plangebied.

  • 4 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, in aanmerking te komen, wordt aan de volgende vereisten voldaan:

    • a.

      het project heeft betrekking op landbouwgrond;

    • b.

      het project is gericht op een aantoonbare verbetering van de openbare infrastructuur ten behoeve van de toegankelijkheid van kavels en percelen in landbouwontwikkelingsgebieden;

    • c.

      het project is gericht op verbetering van de productieomstandigheden in met name de grondgebonden landbouw;

    • d.

      het project draagt bij aan de verbetering van:

      • 1°.

        de verkaveling of de ligging van kavels ten opzichte van elkaar;

      • 2°.

        de toegankelijkheid van kavels en percelen;

      • 3°.

        landbouwgronden;

      • 4°.

        de energievoorziening ten behoeve van de landbouw, of;

      • 5°.

        het waterbeheer.

  • 5 Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een projectplan ten grondslag ligt, met daarin in ieder geval een beschrijving van:

    • a.

      het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan.

  • 6 Onverminderd het eerste tot en met het vijfde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat, afhankelijk van het subsidiabele project, aan dat project ten grondslag ligt:

    • a.

      een overeenkomst, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a;

    • b.

      een plan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, of;

    • c.

      een overeenkomst en een plan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, in ieder geval in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      het kadaster;

    • b.

      de notaris;

    • c.

      een kavelruilcoördinator.

  • 2 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdelen b en c, in ieder geval in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      de in het eerste lid onder a tot en met c genoemde zaken;

    • b.

      het stimuleren van kavelruilmaatregelen;

    • c.

      planvorming;

    • d.

      het faciliteren van de aankoop van ruilgronden en landmeterhectares;

    • e.

      de inzet van onderzoeksinstellingen;

    • f.

      de inhuur van experts;

    • g.

      de inzet van ingenieursbureaus;

    • h.

      vacatiegelden voor gebiedscommissies;

    • i.

      het dempen van bestaande sloten;

    • j.

      het graven van nieuwe sloten;

    • k.

      lichte egalisaties om kavels en percelen op elkaar te laten aansluiten;

    • l.

      het aanpassen van de drainage;

    • m.

      het met elkaar verbinden van kavels;

    • n.

      het ontsluiten of beter ontsluiten van kavels door een weg;

    • o.

      het aanvullen van het bestaande wegenstelsel ten behoeve van het ontsluiten of beter ontsluiten van kavels door een weg;

    • p.

      de aanleg of aanpassing van andere dan de onderdelen n en o bedoelde infrastructuur;

    • q.

      investeringen in energievoorziening of waterhuishoudingmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten;

    • r.

      inpassingsmaatregelen;

    • s.

      de aankoop van grond, tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 3 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten, genoemd in het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onderdeel s, komen de daadwerkelijk gemaakte kosten voor de aankoop van grond, die meer dan 10% van de totale subsidiabele kosten bedragen, voor subsidie in aanmerking, indien:

    • a.

      het project betrekking heeft op milieubehoud;

    • b.

      aantoonbaar is dat zonder grondaankoop voor een hoger bedrag het project niet gerealiseerd kan worden.

Artikel 2.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor aankoop van landbouwproductierechten;

  • b.

    kosten voor aankoop van dieren;

  • c.

    kosten voor aankoop van planten en zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen;

  • d.

    kosten voor vervangingsinvesteringen;

  • e.

    kosten voor exploitatie en beheer.

Artikel 2.7 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3 worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 2.8 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € € 375.000.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de bijdragen uit de ILG-middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 187.500.

  • 3 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 187.500.

Artikel 2.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, bedraagt per project:

  • a.

    voor de provinciale bijdrage 22,5% van de subsidiabele kosten;

  • b.

    voor de ILG bijdrage 22,5% van de subsidiabele kosten;

  • c.

    voor de ELFPO bijdrage 100% van de totale nationale overheidsbijdragen.

Artikel 2.10 Steunintensiteit

  • 1 Voor overheden en organisaties met een publieke activiteit bedraagt de steunintensiteit maximaal 100%.

  • 2 Voor private begunstigden bedraagt de steunintensiteit maximaal 90%.

  • 3 Voor investeringen in of door ondernemingen bedraagt de steunintensiteit maximaal 40%.

§ 3 Waterbeheer

Artikel 3.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ecologische verbindingszone: zone als aangegeven op plankaart 1 van het Provinciaal Waterplan 2010-2015;

  • b.

    fysieke buffer: strook grond tussen landbouwgewas en watergang;

  • c.

    helofytenfilter: filter dat wordt aangelegd voor het verwijderen van nutriënten uit oppervlaktewater door middel van natuurlijke processen of met behulp van in de natuur voorkomende materialen;

  • d.

    hydrologisch beïnvloedingsgebied: gebied van waaruit het neerslagoverschot via watergangen toestroomt naar een TOP-lijstgebied en daar direct of middels overstroming of infiltratie een negatieve invloed heeft op de natuurbeheertypen of de te beschermen Natura 2000 waarden;

  • e.

    Kaderrichtlijn water: Richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L327);

  • f.

    Kaderrichtlijn Water-maatregel: maatregel die bijdraagt aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water;

  • g.

    natuurvriendelijke oever: oever die is bedoeld voor het ontwikkelen van land- en waternatuur;

  • h.

    plas-dras zone: nat stuk oevergedeelte dat overwegend horizontaal is ingericht, zodanig dat het 50 tot 80 procent van de tijd verzadigd is met water;

  • i.

    Provinciaal Waterplan 2010-2015: regionaal waterplan als bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet;

  • j.

    Waterbeheerplan 2010-2015: beheerplan als bedoeld in artikel 4.6 van de Waterwet;

  • k.

    waterlichaam: watergang die als waterlichaam is benoemd in bijlage 5 van het Provinciaal Waterplan 2010-2015

  • l.

    zwemplas: zwemplas, aangewezen op grond van artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    landbouwbedrijven;

  • b.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op verbetering van de waterkwaliteit door:

  • a.

    de inrichting van ecologische verbindingszones langs watergangen;

  • b.

    de inrichting van natuurvriendelijke oevers;

  • c.

    andere maatregelen, voorzover ze bijdragen aan het aanpakken van vermesting in een TOP-lijstgebied of het aanpakken van eutrofiëring in zwemplassen en KRW-waterlichamen.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden specifiek

Subsidie wordt geweigerd, indien het project betrekking heeft op het afgraven van landbouwgrond anders dan ten behoeve van het aanleggen van ecologische verbindingszones, natuurvriendelijke oevers of helofytenfilters;

Artikel 3.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op verbetering van de waterkwaliteit, met name op het terrein van de nutriënten stikstof en fosfaat;

    • b.

      het project is waar mogelijk tevens gericht op het vasthouden van water, het verhogen van de biodiversiteit en het versterken van het landschap;

    • c.

      het project is gericht op niet-productieve investeringen;

    • d.

      het project wordt overwegend uitgevoerd in of op landbouwgrond;

    • e.

      het project is eenmalig;

    • f.

      het project is gericht op het rechtstreeks en direct wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van terreinen;

    • g.

      het project wordt zo mogelijk gecombineerd met activiteiten gericht op landbouwmilieubeheer;

    • h.

      het project heeft een langjarig positief effect op de waterkwaliteit;

    • i.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • j.

      het project heeft de instemming van het waterschap, tenzij het waterschap zelf de subsidieaanvrager is.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3, onderdeel a, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is als Kaderrichtlijn Water-maatregel opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015 van het waterschap;

    • b.

      het project is erop gericht een fysieke buffer te realiseren van gemiddeld tien meter breed en minimaal vijf meter breed, waarvan minimaal 20% zodanig wordt ingericht dat er een plas-dras zone ontstaat.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3, onderdeel b, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is als Kaderrichtlijn Water-maatregel opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015 van het waterschap;

    • b.

      het project is erop gericht een fysieke buffer te realiseren van minimaal twee meter breed en maximaal tien meter breed, waarbij minimaal 50% van het oppervlak zodanig wordt ingericht dat er een plas-dras zone ontstaat.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3, onderdeel c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project binnen de begrenzing ligt van een TOP-lijstgebied of binnen het hydrologische beïnvloedingsgebied van een TOP-lijstgebied, zwemplas of KRW-waterlichaam.

  • 5 Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag ligt een projectplan, met daarin in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan.

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van derden voor het opstellen van een waterkwaliteitsverbeterings- of inrichtingsplan;

  • b.

    kosten van herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • c.

    kosten van grondverzet;

  • d.

    kosten van het plaatsen van een raster;

  • e.

    kosten van de afvoer van grond;

  • f.

    kosten van overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 3.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van de verwijdering van bodemverontreiniging en afval;

  • b.

    kosten van de bouw van opstallen;

  • c.

    kosten van achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

  • d.

    kosten van de aanschaf van machines;

  • e.

    kosten van de aanschaf van materialen, tenzij het kosten betreft van maatregelen als bedoeld in artikel 6;

  • f.

    kosten van het bekalken van landbouw- of natuurgronden;

  • g.

    kosten van grondverwerving;

  • h.

    interne loonkosten en overheadskosten van de aanvrager.

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 maart 2012.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 3.9 Subsidieplafond

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 29 februari 2012 vast op een totaal van € 2.003.291.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt per project voor de ELFPO-bijdrage 300% van de totale nationale overheidsbijdragen.

Artikel 3.11 Steunintensiteit

  • 1 Voor overheden bedraagt de steunintensiteit maximaal 100%.

  • 2 Voor landbouwbedrijven bedraagt de steunintensiteit maximaal 100%.

§ 4 Verdrogingsbestrijding in TOP-lijstgebieden

Artikel 4.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder GGOR: Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime.

Artikel 4.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      waterschappen;

    • b.

      gemeenten;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van de onder a en b genoemde doelgroepen.

  • 2 Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b

      . draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 4.3 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op het bestrijden van de verdroging en het verbeteren van de waterkwaliteit van de TOP-lijstgebieden.

Artikel 4.4 Weigeringsgronden specifiek

Onverminderd artikel 1.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.3 geweigerd, indien de subsidieaanvrager grondwater onttrekt of heeft onttrokken, waardoor de verdroging van het betreffende TOP-lijstgebied mede is veroorzaakt.

Artikel 4.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het treffen van technische hydrologische maatregelen voor:

      • 1°.

        het langer vasthouden van water in gebieden;

      • 2°.

        het verhogen van waterpeilen in waterlopen en de omgeving daarvan;

      • 3°.

        het verbeteren van de waterkwaliteit;

    • b.

      de maatregelen, bedoeld onderdeel a, passen in een of meerdere van de volgende subcategorieën:

      • 1°.

        het conserveren van water door verbetering of aanleg van stuwen of drempels;

      • 2°.

        het verbeteren van het peilbeheer of de waterconservering door automatisering van kunstwerken;

      • 3°.

        het dempen, beduikeren of rioleren van waterlopen;

      • 4°.

        het aanbrengen van een hydrologische scheiding tussen natuur- en landbouwgebieden;

      • 5°.

        het verlagen van het maaiveld door afgraving;

      • 6°.

        het aanpassen van kleine waterinfrastructuur om een optimaal waterniveau voor de natuur te creëren;

      • 7°.

        het aanleggen van natuurlijke oevers;

      • 8°.

        het bestrijden van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen;

      • 9°.

        het scheiden van waterstromen;

      • 10°.

        het aanleggen van helofytenvijvers daar waar de problemen onstaan door diffuse lozingen en derden daarvoor niet aansprakelijk gesteld kunnen worden en tevens de eutrofiëring bij de bron wordt aangepakt en opgelost;

      • 11°.

        het vasthouden van gebiedseigen water door het aanleggen van bekkens, door het plaatsen van stuwen of cascades of werken uit te voeren gericht op het laten meanderen van beken of het verondiepen en verbreden van de watergangen;

    • c.

      de maatregelen bedoeld in onderdeel a vinden plaats op landbouwgronden, in natuurgebieden of de beïnvloedingszones van de natuurgebieden;

    • d.

      de maatregelen, bedoeld in onderdeel a, gaan boven de relevante wettelijke standaard;

    • e. het project heeft tot doel de GGOR in TOP-lijstgebieden te realiseren;

    • f.

      het project heeft tot doel de waterhuishouding af te stemmen op de desbetreffende ecologische doelstellingen, bedoeld op de ambitiekaart.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag ligt een projectplan, met daarin in ieder geval een beschrijving van:

    • a.

      het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan.

Artikel 4.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor een door een derde opgesteld verdrogingsbestrijdingsplan, waterkwaliteitsverbeteringsplan of inrichtingsplan;

  • b.

    kosten voor technische hydrologische maatregelen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, onderdelen a en b;

  • c.

    kosten voor activiteiten binnen Rijkswateren, waterwegen of waterlopen met een in hoofdzaak stedelijke afwateringsfunctie of al dan niet recreatieve verkeersfunctie, voorzover een aanpassing van deze wateren aantoonbaar noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het betreffende project.

Artikel 4.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor maatregelen met betrekking tot waterwegen of waterlopen, die niet in hoofdzaak een waterhuishoudkundige functie in de aan- en afvoer van water voor de landbouw- en natuurgebieden hebben;

  • b.

    kosten voor andere dan de in artikel 4.6, onderdeel c, bedoelde activiteiten binnen Rijkswateren, waterwegen of waterlopen met een in hoofdzaak stedelijke afwateringsfunctie of al dan niet recreatieve verkeersfunctie;

  • c.

    kosten voor het bekalken van landbouw- of natuurgronden;

  • d.

    kosten voor grootschalige infiltratiemaatregelen;

  • e.

    kosten voor personeel en apparaat van de subsidieaanvrager;

  • f.

    kosten voor grondverwerving en -gebruik, waaronder begrepen pacht en andere erfdienstbaarheden.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 maart 2012.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 29 februari 2012 vast op € 2.878.601.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 4.3 bedraagt per project voor de ELFPO-bijdrage 100% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 4.11 Steunintensiteit

Voor overheden bedraagt de steunintensiteit maximaal 100%.

§ 5 Hernieuwbare energie voor landbouwbedrijven

Artikel 5.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische activiteit: activiteit met betrekking tot landbouwproducten, niet zijnde visserijproducten, als genoemd in Bijlage 1 ‘Lijst genoemd in artikel 38 van het Verdrag’ behorend bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PbEU 2010, C 83;

  • b.

    diversificatie: ontwikkeling van niet agrarische activiteiten door een lid van het landbouwhuishouden;

  • c.

    hernieuwbare energie: energie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;

  • d.

    meerkosten: de extra kosten voor een installatie voor hernieuwbare energie voor publiek gebruik ten opzichte van de kosten voor een installatie voor hernieuwbare energie met een gemiddelde jaarlijkse consumptie voor individueel gebruik;

  • e.

    milieubalans: balans die inzicht geeft in de effecten op geurhinder, de emissies van ammoniak, stikstof en het verbruik van hernieuwbare energie en fossiele brandstoffen;

  • f.

    onrendabele top: kosten die niet redelijkerwijs op korte termijn kunnen worden terugverdiend of een investering met een verhoogd risico vergen.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een lid van het landbouwhuishouden;

    • b.

      een samenwerkingsverband van de in onderdeel a genoemde doelgroep.

  • 2 Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b.

      draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.3 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op:

  • a.

    investeringen op landbouwbedrijven die diversificatie rond hernieuwbare energie tot doel hebben;

  • b.

    stimulering van samenwerking ter bevordering van diversificatie rond hernieuwbare energie.

Artikel 5.4 Weigeringsgronden specifiek

Onverminderd artikel 1.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.3 geweigerd indien:

  • a.

    het project uitsluitend gericht is op agrarische activiteiten;

  • b.

    het project gericht is op investeringen in houtkachels.

Artikel 5.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid of toont aan de benodigde vakbekwaamheid te ontwikkelen;

    • b.

      het project komt ten goede aan een of meerdere landbouwbedrijven;

    • c.

      het project voorziet aantoonbaar in een lokale of bovenlokale behoefte;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        de productie van biogas met gebruikmaking van organisch afval van de productie op het landbouwbedrijf van de subsidieaanvrager en van lokale productie;

      • 2°.

        het verwerken van uit de land- of bosbouw afkomstige biomassa tot hernieuwbare energie, of;

      • 3°.

        de bouw van installaties of de aanleg van infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen;

    • d.

      voor zover het project gericht is op investeringen, betreft het investeringen in installaties met een energiecapaciteit groter dan de gemiddelde jaarlijkse elektriciteitsconsumptie door het landbouwbedrijf en het landbouwhuishouden tezamen;

    • e.

      het project draagt bij aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing, nieuwe investeringen of ontwikkeling van diversificatie rond hernieuwbare energie;

    • f.

      het project draagt bij aan de verlaging van de uitstoot van methaan;

    • g.

      het project draagt bij aan de substitutie of het verlaagd gebruik van fossiele brandstoffen, blijkend uit de milieubalans;

    • h.

      het project heeft een positief economisch perspectief;

    • i.

      het project draagt bij aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid;

    • j.

      indien sprake is van exploitatie van het project, dan is die exploitatie voor de langere termijn gedekt;

    • k.

      indien voor het project een milieubalans relevant is, is deze positief;

    • l.

      het project richt zich op ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen;

    • m.

      indien het project ziet op de inzet van biobrandstoffen, dan voldoen die biobrandstoffen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17 van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3, onderdeel a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project bijdraagt aan het bedrijfsinkomen van het landbouwhuishouden.

  • 3 Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3, onderdeel b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de samenwerking ziet op landbouwbedrijven onderling.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3 in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag liggen:

    • a.

      een projectplan, met daarin in ieder geval:

      • 1°.

        een beschrijving van het project;

      • 2°.

        de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan;

      • 3°.

        een beschrijving van de bereikte specifieke doelgroepen, met name ouderen, jongeren en vrouwen;

    • b.

      indien de aanvrager een onderneming is, een ondernemersplan, gericht op het project, met daarin in ieder geval:

      • 1°.

        een marktverkenning of -analyse;

      • 2°.

        een vijfjarige exploitatiebegroting exclusief de aangevraagde subsidie;

      • 3°.

        een inzicht in het effect van het project op de werkgelegenheid binnen en buiten de onderneming;

      • 4°.

        een onderbouwing waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de vereisten in het eerste lid, onder h, i en j en, indien van toepassing, aan het vereiste in het derde lid.

Artikel 5.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3, aanhef en onderdeel a, in aanmerking de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      grond, tot een maximum van 10% van de totale projectkosten;

    • c.

      de inrichting van gebouwen en terreinen, waaronder begrepen verbeteringen en aanpassingen ten behoeve van het project;

    • d.

      de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, waaronder begrepen computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel, voor zover het meerkosten betreft vanaf € 100.000;

    • e.

      loon van direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel;

    • f.

      bijdragen in natura in de vorm van inbreng van eigen arbeid van de subsidieaanvrager, tot een maximum van € 30 per uur;

    • g.

      de voorbereiding, planning en organisatie van het project indien:

      • 1°.

        eenmalig gemaakt;

      • 2°.

        tot een maximum van 15% van de projectkosten gericht op diversificatie rond hernieuwbare energie;

    • h.

      de introductie van nieuwe informatietechnologie ondersteunend aan en als onderdeel van het project.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel g, zijn de kosten voor de voorbereiding, planning en organisatie subsidiabel tot een maximum van 25% van de totale projectkosten, indien:

    • a.

      eenmalig gemaakt;

    • b.

      het een risicovol of experimenteel project betreft, waarbij meer kosten gemaakt moeten worden om te komen tot een goed onderbouwd projectplan;

    • c.

      de subsidieaanvrager de kosten en het gestelde in onderdeel b goed onderbouwt.

  • 4 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3, aanhef en onderdeel b, in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten voor samenwerking.

Artikel 5.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    andere dan de in artikel 5.6, eerste lid, onderdeel d, bedoelde kosten voor de huurkoopovereenkomst;

  • b.

    gewone vervangingsinvesteringen;

  • c.

    exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 5.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 maart 2012.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 5.9 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 5.3 en 6.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 20 december 2012 tot en met 14 januari 2013 vast op € 220.000.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 5.3 en 6.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 20 december 2012 tot en met 14 januari 2013 vast op € 180.000.

Artikel 5.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.3, bedraagt per project:

    • a.

      voor de provinciale bijdrage 5% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 37.500;

    • b.

      voor de ELFPO-bijdrage 300% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 5.11 Steunintensiteit

  • 1 Voor ondernemingen bedraagt de steunintensiteit maximaal 70%.

  • 2 Voor overheden bedraagt de steunintensiteit maximaal 100 %.

§ 6 Hernieuwbare energie voor de economie en de plattelandsbevolking

Artikel 6.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische activiteit: activiteit met betrekking tot landbouwproducten, niet zijnde visserijproducten, als genoemd in Bijlage 1 ‘Lijst genoemd in artikel 38 van het Verdrag’ behorend bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PbEU 2010, C 83;

  • b.

    hernieuwbare energie: energie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;

  • c.

    meerkosten: de extra kosten voor een installatie voor hernieuwbare energie voor publiek gebruik ten opzichte van de kosten voor een installatie voor hernieuwbare energie met een gemiddelde jaarlijkse consumptie voor individueel gebruik;

  • d.

    milieubalans: balans die inzicht geeft in de effecten op geurhinder, de emissies van ammoniak, stikstof en het verbruik van hernieuwbare energie en fossiele brandstoffen;

  • e.

    onrendabele top: kosten die niet redelijkerwijs op korte termijn kunnen worden terugverdiend of een investering met een verhoogd risico vergen.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen, niet zijnde leden van het landbouwhuishouden;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van de in onderdeel a genoemde doelgroep.

  • 2 Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b.

      draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 6.3 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op het verbeteren en oprichten van basisvoorzieningen rond hernieuwbare energie door:

  • a.

    de bouw en aanleg van installaties en infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen;

  • b.

    de productie van hernieuwbare energie door de agrarische sector en de levering daarvan naar afnemers van deze energie;

  • c.

    de bouw en aanleg van faciliteiten voor lokale en regionale reststromen;

  • d.

    activiteiten van plattelandsgemeenschappen en hun partners ten aanzien van hernieuwbare energie of energiebesparing in de voedseldistributie, of;

  • e.

    diensten ter ondersteuning van hernieuwbare energie in de agrarische sector en de voedselvoorziening.

Artikel 6.4 Weigeringsgronden specifiek

Onverminderd artikel 1.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.3 geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager reeds subsidie op grond van deze paragraaf heeft ontvangen;

  • b.

    het project is gericht op agrarische activiteiten;

  • c.

    het project is gericht op investeringen in houtkachels.

Artikel 6.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft een bovenlokaal karakter;

    • b.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        het creëren van een oplossing rond hernieuwbare energie;

      • 2°.

        het opheffen van een tekort aan basisvoorzieningen of het wegnemen van de dreiging van de aantasting van het niveau van basisvoorzieningen rond hernieuwbare energie in een regio;

    • c.

      het project is gericht op het realiseren van basisvoorzieningen;

    • d.

      de basisvoorziening is gelegen:

      • 1°.

        in een dorp, of;

      • 2°.

        op gronden behorend tot een landbouwbedrijf;

    • e.

      het project draagt bij aan een duurzame plattelandseconomie;

    • f.

      het project is innovatief;

    • g.

      het project versterkt het effect van landelijke initiatieven voor innovatie op het gebied van hernieuwbare energie of de productie van biogas uit organische reststromen;

    • h.

      het project realiseert een positief neveneffect op:

      • 1°.

        de klimaatproblematiek;

      • 2°.

        de biodiversiteit, of ;

      • 3°.

        het watermanagement;

    • i.

      het project resulteert ten minste in:

      • 1°.

        extra of verbeterde productie van hernieuwbare energie;

      • 2°.

        verminderd gebruik van fossiele brandstoffen, of;

      • 3°.

        substitutie van fossiele brandstoffen;

    • j.

      het effect, bedoeld onderdeel i, is meetbaar of aannemelijk gemaakt in het projectplan;

    • k.

      het project voorziet in het beheer en, indien relevant, de exploitatie van de basisvoorziening;

    • l.

      indien voor het project een milieubalans relevant is, is deze positief;

    • m.

      het project richt zich op ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen;

    • n.

      indien het project indirect bijdraagt aan de productie van biobrandstoffen, dan voldoen die biobrandstoffen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17 van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, zijn de onderdelen i, j,k en l niet van toepassing op het project als bedoeld in artikel 6.3, onderdeel e.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.3, aanhef juncto de onderdelen c en e, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project ten minste gericht is op faciliteiten voor water, warmte, biogas, afval, biomassa, verpakkingen of vezels, niet zijnde ruwe mest.

  • 4 Onverminderd het eerste en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.3, aanhef juncto de onderdelen d en e, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project ertoe leidt dat partijen uit het gebied ten aanzien van hernieuwbare energie en energiebesparing in de voedseldistributie:

    • a.

      kennis opdoen;

    • b.

      een samenwerking vormen;

    • c.

      initiatieven bedenken en ontwikkelen.

  • 5 Onverminderd het eerste, tweede en derde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.3 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag liggen:

    • a.

      een projectplan, met daarin in ieder geval:

      • 1°.

        een beschrijving van het project;

      • 2°.

        de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan;

      • 3°.

        een beschrijving van de bereikte specifieke doelgroepen, met name ouderen, jongeren en vrouwen;

      • 4°.

        een opgave van het aantal bewoners en kernen dat van de voorziening profiteert;

      • 5°.

        een opgave van bijdragen van derde partijen dat het project genereert in uren of geld;

    • b.

      een beheerplan;

    • c.

      indien de aanvrager een onderneming is, een ondernemersplan, gericht op het project, met daarin in ieder geval:

      • 1°.

        een marktverkenning of -analyse;

      • 2°.

        een vijfjarige exploitatiebegroting exclusief de aangevraagde subsidie;

      • 3°.

        een inzicht in het effect van het project op de werkgelegenheid binnen en buiten de onderneming.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.3 in aanmerking de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen ten behoeve van de basisvoorziening;

    • b.

      grond, tot een maximum van 10% van de totale projectkosten, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • c.

      inrichting van gebouwen en terreinen, waaronder begrepen verbeteringen en aanpassingen, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • d.

      de aankoop van installaties en aanleg van infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen, voor zover het meerkosten betreft;

    • e.

      investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen voor het subsidiabele project, voorzover eenmalig gemaakt;

    • f.

      investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project;

    • g.

      de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, waaronder begrepen computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel, voor zover het meerkosten betreft vanaf € 100.000;

    • h.

      loon van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel;

    • i.

      bijdragen in natura;

    • j.

      de voorbereiding, planning en organisatie van de subsidiabele activiteit, indien:

      • 1°.

        eenmalig gemaakt;

      • 2°.

        tot een maximum van 15% van de projectkosten gericht op de basisvoorziening;

    • k.

      haalbaarheidsstudies en modelberekeningen met goed onderbouwd perspectief op uitvoering en voorzien van een go of no go-moment;

    • l.

      het opstellen van beheers- en, indien relevant, exploitatieplannen gericht op het subsidiabele project;

    • m.

      bijdragen in natura;

    • n.

      het proces, de ontwikkeling en de uitvoering van het project, voor zover gericht op:

      • 1°.

        samenwerking;

      • 2°.

        communicatie;

      • 3°.

        sensibilisering;

      • 4°.

        organisatie.

  • 2 Voor bijdragen in natura, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, geldt een maximum van:

    • a.

      € 30 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van inbreng van eigen arbeid van de aanvrager;

    • b.

      € 20 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van onbetaald vrijwilligerswerk.

  • 3 De kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel n, zijn gedurende maximaal 3 jaar en tot uiterlijk 1 maart 2015 subsidiabel tot een maximum van:

    • a.

      30% van de totale subsidiabele kosten in het eerste jaar;

    • b.

      25% van de totale subsidiabele kosten in het tweede jaar;

    • c.

      20% van de totale subsidiabele kosten in het derde jaar.

  • 4 In afwijking van het eerste lid onder j zijn de kosten voor de voorbereiding, planning en organisatie subsidiabel tot een maximum van 25% van de totale projectkosten, indien:

    • a.

      eenmalig gemaakt;

    • b.

      het een risicovol of experimenteel project betreft, waarbij meer kosten gemaakt moeten worden om te komen tot een goed onderbouwd projectplan;

    • c.

      de aanvrager de kosten en het gestelde in onderdeel b goed onderbouwt.

Artikel 6.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor transport van ruwe mest;

  • b.

    andere dan de in artikel 6.6, eerste lid, onderdeel g, bedoelde kosten voor de huurkoopovereenkomst;

  • c.

    gewone vervangingsinvesteringen;

  • d.

    exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 6.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 maart 2012.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 6.9 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld

    in de artikelen 5.3 en 6.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 20 december 2012 tot en met 14 januari 2013 vast op € 220.000.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 5.3 en 6.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 20 december 2012 tot en met 14 januari 2013 vast op € 180.000.

Artikel 6.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.3, bedraagt per project:

    • a.

      voor de provinciale bijdrage 5% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 37.500;

    • b.

      voor de ELFPO-bijdrage 300% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt in totaal niet meer dan € 500.000.

Artikel 6.11 Steunintensiteit

  • 1 Voor ondernemingen bedraagt de steunintensiteit maximaal 70%.

  • 2 Voor overheden bedraagt de steunintensiteit maximaal 100 %.

§ 7 Bevordering van toeristische activiteiten

Artikel 7.1 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen.

  • 2 De in het eerste lid genoemde doelgroepen zijn geen lid van een landbouwhuishouden.

Artikel 7.2 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op:

  • a.

    de ontwikkeling van kleinschalige infrastructuur en voorzieningen ten behoeve van toeristische trekpleisters;

  • b.

    de ontwikkeling van recreatieve infrastructuur en bijbehorende kleinschalige voorzieningen;

  • c.

    de ontwikkeling of marketing van recreatieve en toeristische producten of diensten.

Artikel 7.3 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen wordt aan de volgende vereisten voldaan:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het plangebied de Kleine Beerze, opgenomen in Bijlage II;

    • b.

      het project voorziet aantoonbaar in een lokale of bovenlokale behoefte;

    • c.

      het project draagt bij aan de verbetering of versterking van:

      • 1°.

        de recreatieve infrastructuur van het platteland;

      • 2°.

        de toegankelijkheid van het platteland;

      • 3°.

        de economische positie van recreatie en toerisme op het platteland;

      • 4°.

        de directe en indirecte werkgelegenheid op het platteland;

    • d.

      het project draagt bij aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing of ontwikkeling van toeristische infrastructuur, voorzieningen en activiteiten op het platteland;

    • e.

      het project voorziet in de dekking voor langere termijn van het beheer en, indien relevant, de exploitatie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2, onderdeel c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project:

    • 1°.

      gericht is op plattelandstoerisme;

    • 2°.

      innovatief is.

  • 3 Indien de aanvrager een onderneming is, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is innovatief;

    • b.

      het project heeft voldoende economisch perspectief;

    • c.

      de subsidieaanvrager beschikt over een positieve verklaring van de gemeente waarin het project wordt gerealiseerd.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag liggen:

    • a.

      een projectplan, met daarin in ieder geval:

      • 1°.

        een beschrijving van het project;

      • 2°.

        de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan;

      • 3°.

        indien van toepassing een beschrijving van de bereikte specifieke doelgroepen;

    • b.

      een ondernemersplan, indien aanvrager een onderneming is, gericht op het project, met daarin in ieder geval een economische onderbouwing waaruit blijkt op welke wijze wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en b;

Artikel 7.4 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      de aankoop, aanleg en verbetering van lineaire recreatieve infrastructuur, inclusief het opheffen van knelpunten voor de verbetering van de verkeersveiligheid;

    • c.

      de aankoop van grond, tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • d.

      het opstellen van het exploitatie– en beheersplan of, indien de aanvrager een onderneming is, het ondernemingsplan, gericht op het project;

    • e.

      de aanleg van toeristische voorzieningen langs bestaande recreatieve verbindingen en op knooppunten;

    • f.

      de aanleg van toeristische voorzieningen gericht op specifieke doelgroepen;

    • g.

      de aanleg en inrichting van kleine, op plattelandstoerisme gerichte voorzieningen;

    • h.

      de advisering van groepen van bedrijven, eventueel in combinatie met andere actoren, bij het opstellen van het ondernemingsplan en het uitvoeren van de plannen gericht op bevordering van toeristische activiteiten, voor zover die kosten eenmalig zijn gemaakt;

    • i.

      het opstarten van samenwerkingsprojecten voor de ontwikkeling van nieuwe toeristische activiteiten of het opschalen en professionaliseren van bestaande activiteiten, voor zover die kosten eenmalig zijn gemaakt;

    • j.

      de voorbereiding, planning en organisatie van het project, indien:

      • 1°.

        eenmalig gemaakt;

      • 2°.

        tot een maximum van 15% van de projectkosten gericht op de bevordering van toeristische activiteiten kosten;

    • k.

      loon van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel;

    • l.

      bijdragen in natura;

    • m.

      promotie, marketing en netwerkvorming gericht op de verbetering van toeristische dienstverlening in het landelijk gebied.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel j, zijn de kosten voor de voorbereiding, planning en organisatie subsidiabel tot een maximum van 25% van de totale projectkosten, indien:

    • a.

      eenmalig gemaakt;

    • b.

      het een risicovol of experimenteel project betreft, waarbij meer kosten gemaakt moeten worden om te komen tot een goed onderbouwd projectplan.

  • 3 Voor bijdragen in natura, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, geldt een maximum van:

    • a.

      € 30 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van inbreng van eigen arbeid van de aanvrager;

    • b.

      € 20 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van onbetaald vrijwilligerswerk.

Artikel 7.5 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    beheers- en exploitatiekosten;

  • b.

    kosten voor vervangingsinvesteringen.

Artikel 7.6 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 7.7 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 7.2 en 8.2 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 0.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de projecten, bedoeld in de artikelen 7.2 en 8.2 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 800.000.

Artikel 7.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.2, bedraagt:

  • a.

    voor de provinciale bijdrage 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000;

  • b.

    voor de ELFPO-bijdrage 100% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 7.9 Steunintensiteit

De steunintensiteit bedraagt maximaal 100%.

§ 8 Basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking

Artikel 8.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen, niet zijnde bedrijven met een winstoogmerk.

Artikel 8.2 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op het opzetten en verbeteren van basisvoorzieningen, door:

  • a.

    het investeren in basisvoorzieningen, of;

  • b.

    het opstarten van culturele en vrijetijdsactiviteiten.

Artikel 8.3 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2 in aanmerking te komen wordt aan de volgende vereisten voldaan:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het plangebied de Kleine Beerze, als opgenomen in Bijlage II;

    • b.

      het project heeft een bovenlokaal karakter;

    • c.

      het project ondersteunt instanties, organisaties en samenwerkingsverbanden die basiszorg aanbieden voor de plattelandseconomie en -bevolking;

    • d.

      het project verbetert het bestaande niveau van basisvoorzieningen;

    • e.

      het project komt ten goede aan een dorp of een aantal dorpen en bijbehorende kleinschalige infrastructuur;

    • f.

      het project bedient een of meer specifieke doelgroepen;

    • g.

      het project voorziet in het beheer en, indien relevant, de exploitatie van de betreffende basisvoorziening;

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2, onderdeel b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project ziet op culturele en vrijetijdsactiviteiten die niet regulier zijn;

    • b.

      het project ziet op culturele en vrijetijdsactiviteiten die nieuw zijn;

    • c.

      het project levert een aantoonbare kwalitatieve of kwantitatieve verbetering of innovatie ten opzichte van het bestaande niveau van culturele en vrijetijdsactiviteiten;

    • d.

      het project is gericht op behoud en ontwikkeling van de waarden en identiteit van de bewoners van het platteland;

    • e.

      het project draagt bij aan een betere participatie van de bewoners van het platteland.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een projectplan ten grondslag ligt, met daarin in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de ingevolge deze regeling geldende eisen wordt voldaan;

    • c.

      een beschrijving van de bereikte specifieke doelgroepen.

Artikel 8.4 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie, als bedoeld in artikel 8.2, onderdeel a, in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • b.

      grond, tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      gebouwen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen en terreinen, alsmede de verbetering, aanpassing en uitbreiding daarvan, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • d.

      investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen, voorzover eenmalig gemaakt;

    • e.

      investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project;

    • f.

      aan- of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;

    • g.

      loon van het direct bij de uitvoering van de subsidiabele activiteit betrokken personeel alsmede kosten;

    • h.

      bijdragen in natura;

    • i.

      de voorbereiding, planning en organisatie om te komen tot een goed project, indien:

      • 1°.

        eenmalig gemaakt;

      • 2°.

        tot een maximum van 15% van de projectkosten gericht op de basisvoorziening;

    • j.

      het opstellen van beheers-, en indien relevant, exploitatieplannen gericht op het subsidiabele project.

  • 2 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2, onderdeel b, in aanmerking de werkelijk gemaakte, eenmalige kosten voor:

    • a.

      ontwikkeling en organisatie;

    • b.

      investeringen in kapitaalintensieve duurzame faciliteiten, die ertoe bijdragen dat een culturele en vrijetijdsactiviteit voor meerdere jaren tegen relatief lage kosten herhaald kan worden.

  • 3 Voor bijdragen in natura, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, geldt een maximum van:

    • a.

      € 30 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van inbreng van eigen arbeid van de aanvrager;

    • b.

      € 20 per uur voor bijdragen in natura in de vorm van onbetaald vrijwilligerswerk.

Artikel 8.5 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    beheers- en exploitatiekosten;

  • b.

    kosten voor vervangingsinvesteringen;

  • c.

    overige dan de in artikel 8.4, eerste lid, onderdeel f, bedoelde kosten voor de huurkoopovereenkomst.

Artikel 8.6 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 8.7 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 7.2 en 8.2 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 0.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond, voor de projecten bedoeld in de artikelen 7.2 en 8.2 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 800.000.

Artikel 8.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.2, bedraagt per project:

  • a.

    voor de provinciale bijdrage 12,5% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000;

  • b.

    voor de ELFPO-bijdrage 100 % van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 8.9 Steunintensiteit

  • 1 Voor overheden bedraagt de steunintensiteit maximaal 100%.

  • 2 Voor rechtspersonen, niet zijnde bedrijven met winstoogmerk, bedraagt de steunintensiteit maximaal 100 %.

  • 3 Voor ondernemingen bedraagt de steunintensiteit niet meer dan ingevolge artikel 1.4 is toegestaan.

§ 9 Plaatselijke ontwikkelingsplannen Leader

Artikel 9.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 9.2 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsplannen.

Artikel 9.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 9.2, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project past binnen het plaatselijke ontwikkelingsplan van de plaatselijke groepen;

  • b.

    het project is gericht op verwezenlijking van ten minste één van de volgende doelstellingen:

    • 1°.

      verbetering van het concurrentievermogen en de land- en de bosbouwsector;

    • 2°.

      verbetering van het milieu en het platteland;

    • 3°.

      de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie;

  • c.

    het project:

    • 1°.

      stemt overeen met en voldoet aan de maatregelen en voorwaarden, bedoeld in de artikelen 20 tot en met 60 van de ELFPO-Verordening, of;

    • 2°.

      ondersteunt op andere manieren de doelstellingen, bedoeld in onderdeel b.

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag ligt, met daarin in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan.

Artikel 9.4 Subsidiabele kosten

Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 9.2, in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten.

Artikel 9.5 Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten die op grond van de paragrafen 2 tot en met 8 niet subsidiabel zijn.

Artikel 9.6 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 9.7 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de projecten bedoeld in de artikelen 9.2 en 10.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 270.000.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de projecten bedoeld in de artikelen 9.2 en 10.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 540.000.

Artikel 9.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 9.2 bedraagt per project:

  • a.

    voor de provinciale bijdrage 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000;

  • b.

    voor de ELFPO-bijdrage 100% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 9.9 Subsidieverlening

Gedeputeerde Staten leggen subsidieaanvragen voor advies voor aan de adviescommissie Leader.

§ 10 Samenwerkingsprojecten Leader

Artikel 10.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    publiek-privaat partnerschap: partnerschap als bedoeld in artikel 59, onderdeel e, van de ELFPO-Verordening;

  • b.

    samenwerkingsproject: samenwerkingsproject als bedoeld in artikel 65 van de ELFPO-Verordening;

  • c.

    interterritoriale samenwerking: samenwerking binnen Nederland;

  • d.

    transnationale samenwerking: samenwerking met gebieden in andere lidstaten van de Europese Unie of met gebieden in derde landen.

Artikel 10.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon namens een samenwerkingsverband.

  • 2 In het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      treedt de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, op als penvoerder;

    • b.

      draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 10.3 Subsidiabele projecten

Subsidie kan worden verleend voor de uitvoering van samenwerkingsprojecten Leader, gericht op:

  • a.

    interterritoriale samenwerking;

  • b.

    transnationale samenwerking binnen de Europese Unie;

  • c.

    transnationale samenwerking met gebieden in derde landen.

Artikel 10.4 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 10.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit ten minste een plaatselijke groep en een rechtspersoon;

    • b.

      het project past binnen het plaatselijke ontwikkelingsplan van de plaatselijke groep, bedoeld in onderdeel a;

    • c.

      het project is opgenomen in het plaatselijke ontwikkelingsplan van de plaatselijke groep, tenzij de Beheersautoriteit het project heeft goedgekeurd;

    • d.

      het project is gericht op de uitvoering van een gezamenlijke actie van de plaatselijke groep, bedoeld in onderdeel a;

    • e.

      het project is gericht op verwezenlijking van ten minste een van de volgende doelstellingen:

      • 1°.

        verbetering van het concurrentievermogen en de land- en de bosbouwsector;

      • 2°.

        verbetering van het milieu en het platteland;

      • 3°.

        de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie;

    • f.

      het project:

      • 1°.

        stemt overeen met en voldoet aan de maatregelen en voorwaarden, bedoeld in de artikelen 20 tot en met 60 van de ELFPO-Verordening, of:

      • 2°.

        ondersteunt op andere manieren de doelstellingen, bedoeld in onderdeel e;

    • g.

      het project vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de coördinator van de plaatselijke groep, bedoeld in onderdeel a;

    • h.

      samenwerking kan plaatsvinden met:

      • 1°.

        andere plaatselijke groepen;

      • 2°.

        publiek-private partnerschappen;

      • 3°.

        andere groepen.

    • i.

      de in onderdeel h, onder 2° en 3°, genoemde groepen:

      • 1°.

        betreffen lokale groepen;

      • 2°.

        beschikken over de capaciteit om een ontwikkelingsplan voor een duidelijk gedefinieerd gebied uit te voeren;

      • 3°.

        bestaan uit locale actoren;

    • j.

      wanneer een samenwerkingsverband wordt opgezet met een groep die niet onder de as Leader is geselecteerd, geldt dat:

      • 1°.

        de groep waarmee men wil gaan samenwerken moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 39, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening ELFPO;

      • 2°.

        de samenwerking een gezamenlijke actie betreft;

      • 3°.

        het uitwisselen van ervaringen onvoldoende is;

      • 4°.

        het project bijdraagt aan de doelen van het ontwikkelingsplan van de plaatselijke groep die onder de as Leader is geselecteerd;

      • 5°.

        de samenwerking wordt bekrachtigd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 2 . Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie, als bedoeld in artikel 10.3, onderdelen b en c, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project bestaat uit ten minste twee plaatselijke groepen in twee lidstaten, waarvan ten minste een onder de as Leader is geselecteerd.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.3 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project ten grondslag ligt een projectplan, met daarin in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het project;

    • b.

      de wijze waarop aan de eisen van deze regeling wordt voldaan.

Artikel 10.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende door de onder de as Leader geselecteerde plaatselijke groep daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het opzetten en onderhouden van een gezamenlijke structuur;

  • b.

    kosten voor de voorbereidende technische ondersteuning van de samenwerkingsactie;

  • c.

    kosten voor de concrete uitvoering.

Artikel 10.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking

  • a.

    kosten die op grond van de paragrafen 2 tot en met 8 niet subsidiabel zijn;

  • b.

    kosten als bedoeld in artikel 10.5, binnen de as Leader, zijn niet subsidiabel binnen lidstaten buiten de Europese Unie;

  • c.

    kosten voor investeringen en studies.

Artikel 10.7 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend bij de beheersautoriteit;

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014;

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 10.8 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de projecten bedoeld in de artikelen 9.2 en 10.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit de provinciale middelen voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 270.000.

  • 2 De Beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de projecten bedoeld in de artikelen 9.2 en 10.3 gezamenlijk, voor de bijdragen uit het ELFPO voor de periode van 7 februari 2012 tot en met 31 december 2013 vast op € 540.000

Artikel 10.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 10.3 bedraagt per project:

  • a.

    voor de provinciale bijdrage 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000;

  • b.

    voor de ELFPO-bijdrage 100% van de totale nationale subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 10.10 Subsidieverlening

Gedeputeerde Staten leggen subsidieaanvragen voor advies voor aan de adviescommissie Leader.

§ 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Intrekking

  • 1 De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010-2016 wordt ingetrokken.

  • 2 De Subsidieregeling waterbeheer Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 11.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2012-2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 24 januari 2012
De beheersautoriteit voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
 

Bijlagen

Bijlage I behorende bij artikel 1.3 van de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2012-2016

Berekeningsmethodiek aantal productieve uren

 Bijlage II behorende bij artikel 7.3, eerste lid, onder a, en artikel 8.3, eerste lid, onder a, van de Subsidieregeling plattelandsprogramma Noord-Brabant 2012-2016

Plangebied de Kleine Beerze