Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel bevel Wet bodembescherming Noord-Brabant

Geldend van 22-11-2013 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel bevel Wet bodembescherming Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 43 van de Wet bodembescherming;

Gezien de Eindnotitie project afstemming/bevel kostenverhaal Wet bodembescherming d.d. 11 februari 2003 en de beleidsregels kostenverhaal artikel 75 Wet bodembescherming april 2007 (Stcrt. 10 mei 2007, nr. 90, p.15-17);

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsterrein: perceel als bedoeld in artikel 55a Wbb;

  • b.

    bevel bodembeschermingsmaatregelen: bevel tot het nemen van maatregelen in het belang van bescherming van de bodem als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;

  • c.

    bevel NO: bevel tot het verrichten van nader bodemonderzoek als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder a en artikel 43, derde lid Wbb;

  • d.

    bevel SO: bevel tot het verrichten van saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;

  • e.

    bevel TBM: bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder b Wbb dan wel artikel 43, vierde lid, Wbb;

  • f.

    bevoegd gezag: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

  • g.

     saneringsbevel: bevel tot het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb;

  • h.

    veroorzaker: degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkómen of verminderd;

  • i.

    Wbb: Wet bodembescherming.

Hoofdstuk 2 Het bevel jegens de veroorzaker

Paragraaf 1 Het bevel NO 

Artikel 2

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel NO geven aan de veroorzaker.

  • 2 Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel NO aan de veroorzaker , tenzij de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker op diens verzoek gedeeltelijk te compenseren in de onderzoekskosten indien deze kan aantonen dat de verontreiniging gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4 De compensatie wordt gerelateerd aan de verhouding tussen het deel van de verontreiniging dat voor en het deel van de verontreiniging dat na 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 5 De compensatie kan maximaal het percentage zijn gelijk aan dat deel van de verontreiniging dat voor 1 januari 1975 is ontstaan ten opzichte van de gehele periode van veroorzaking.

  • 6 Indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb wordt geen compensatie aangeboden.

  • 7 Een bevel NO wordt niet aan de veroorzaker gegeven indien de verplichting tot het verrichten van nader onderzoek ingevolge artikel 55ab Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Artikel 3

Een bevel NO aan de veroorzaker strekt tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging.

Paragraaf 2 Het bevel TBM 

Artikel 4

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel TBM geven aan de veroorzaker.

  • 2 Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel TBM aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker gedeeltelijk te compenseren in de kosten van tijdelijke beveiliging indien deze kan aantonen dat de verontreiniging gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4 Artikel 2, vierde, vijfde en zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Een bevel TBM wordt niet aan de veroorzaker gegeven indien de verplichting tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Artikel 5

Een bevel TBM aan de veroorzaker strekt tot beveiliging van het gehele geval van verontreiniging.

Paragraaf 3 Het bevel bodembeschermingsmaatregelen 

Artikel 6

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel bodembeschermingsmaatregelen geven aan de veroorzaker.

  • 2 Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel bodembeschermingsmaatregelen aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75 vijfde lid Wbb.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker gedeeltelijk te compenseren in de kosten van de te nemen bodembeschermingsmaatregelen indien deze kan aantonen dat de verontreiniging gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4 Artikel 2, vierde, vijfde en zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Een bevel bodembeschermingsmaatregelen wordt niet aan de veroorzaker gegeven indien de verplichting tot het nemen van bodembeschermingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Paragraaf 4 Het bevel saneringsonderzoek en het saneringsbevel

Artikel 7

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel SO en een saneringsbevel geven aan de veroorzaker.

  • 2 Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel SO of saneringsbevel aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75 vijfde lid Wbb.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker gedeeltelijk te compenseren in de kosten van het hier bedoelde onderzoek en/of de saneringskosten indien deze kan aantonen dat de verontreiniging gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4 Artikel 2, vierde, vijfde en zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering, dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht.

  • 6 Een bevel SO en een saneringsbevel worden niet aan de veroorzaker gegeven indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Artikel 8

Een bevel SO en een saneringsbevel aan de veroorzaker strekken tot onderzoek respectievelijk sanering van het gehele geval van verontreiniging.

Hoofdstuk 3 Het bevel jegens de eigenaar/de beperkt zakelijk gerechtigde/persoonlijk gerechtigde 

Paragraaf 1 Algemeen 

Artikel 9 

Voor de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt, en die tevens veroorzaker is gelden de artikelen 2 tot en met 8.

Paragraaf 2 Het bevel NO 

Artikel 10 

Het bevoegd gezag kan een bevel NO geven aan de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt.

Artikel 11 

  • 1 Een bevel NO jegens de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekt tot onderzoek van het grondgebied waar de verontreiniging of de directe gevolgen zich voordoen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een bevel NO jegens de eigenaar, de erfpachter of de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekken tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging indien sprake is van een mobiele verontreiniging, waarvan de bron zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.

  • 3 Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid bestaat geen aanspraak op een bijdrage in de onderzoekskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel.

  • 4 Een bevel NO wordt niet aan de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt gegeven indien de verplichting tot het verrichten van nader onderzoek ingevolge artikel 55ab Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Paragraaf 3 Het bevel TBM 

Artikel 12 

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel TBM geven aan de eigenaar of de erfpachter of de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt.

  • 2 Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het bevel TBM.

  • 3 Een bevel TBM wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de verplichting tot het nemen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Paragraaf 4 Het bevel bodembeschermingsmaatregelen 

 Artikel 13 

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel bodembeschermingsmaatregelen geven aan de eigenaar of erfpachter.

  • 2 Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het bevel bodembeschermingsmaatregelen.

  • 3 Een bevel bodembeschermingsmaatregelen wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de verplichting tot het nemen van bodembeschermingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Paragraaf 5 Het bevel SO 

Artikel 14 

  • 1 Het bevoegd gezag kan een bevel SO geven aan de eigenaar of erfpachter.

  • 2 Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het bevel SO.

  • 3 Een bevel SO wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

Paragraaf 6 Het saneringsbevel 

Artikel 15 

  • 1 Het bevoegd gezag kan een saneringsbevel geven aan de schuldig eigenaar en de schuldig erfpachter.

  • 2 Een eigenaar of erfpachter is onschuldig indien hij aan de voorwaarden van artikel 46, eerste lid Wbb voldoet.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de saneringskosten indien de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid kan aantonen dat het achterwege laten daarvan leidt tot onevenredig nadeel.

  • 4 Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht.

  • 5 Een saneringsbevel wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.

 Artikel 16 

  • 1 Van een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers in de zin van artikel 46, eerste lid onder a Wbb is sprake wanneer de eigenaar of erfpachter een duurzame relatie heeft of heeft gehad met de veroorzaker, die betrekking had op de beschikbaarheid van de grond of die ingrijpen in de bedrijfsvoering van de veroorzaker mogelijk maakt(e) en de eigenaar of erfpachter redelijkerwijs op de hoogte is, was of had kunnen zijn van de activiteiten van de veroorzaker, die tot bodemverontreiniging hebben geleid.

  • 2 Indien de duurzame rechtsbetrekking als bedoeld in het eerste lid is geëindigd en de veroorzaker op grond daarvan door de eigenaar of erfpachter had kunnen worden aangesproken tot herstel in de oude toestand, wordt de eigenaar of erfpachter als schuldig aangemerkt.

Artikel 17 

Betrokkenheid bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging in de zin van artikel 46, eerste lid onder b Wbb wordt gelijkgesteld met het (mede)veroorzaken daarvan.

Artikel 18 

Voor het vereiste "op de hoogte zijn dan wel redelijkerwijs had kunnen zijn ten tijde van de verkrijging van het recht op het grondgebied" in de zin van artikel 46, eerste lid onder c Wbb is het moment waarop het recht werd verkregen bepalend. Daarbij worden de volgende momenten onderscheiden en de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a.

    verkrijging vóór 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd, tenzij hij een duurzame rechtsbetrekking heeft of had met de veroorzaker, of hij betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;

  • b.

    verkrijging tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1983: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, tenzij kan worden aangetoond dat hij op het moment van verkrijging wist dat het terrein was verontreinigd. Ook is de professionele koper van verdachte (voormalige) industrieterreinen, die door eenvoudig onderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging schuldig;

  • c.

    verkrijging tussen 1 januari 1983 en 1 januari 1987: de eigenaar of erfpachter die op de hoogte was of op de hoogte had kunnen zijn van de verontreiniging en de professionele koper die door bodemonderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging is schuldig;

  • d.

    verkrijging na 1 januari 1987: de eigenaar of erfpachter die na 1 januari 1987 een verontreinigd grondgebied heeft verkregen is in beginsel schuldig, met uitzondering van de bewoner of een “kleine zelfstandige” die ten tijde van de koop niet was voorzien van deskundige bijstand;

  • e.

    vanaf 1993 is iedere verkrijger van een verontreinigd terrein als schuldig aan te merken, met dien verstande dat:

    • -

      bij een verkrijging vanaf 1 maart 1993: de eigenaar of erfpachter als bedoeld in artikel 21 die een huis heeft gekocht met een (al dan niet nadien) lekkende huisbrandolietank of een andere aan de woonfunctie gerelateerde verontreiniging, is schuldig;

    • -

      bij een verkrijging na 1 juli 1993: de professionele verkrijger die na 1 juli 1993 een met asbest verontreinigd terrein heeft verkregen is schuldig;

    • -

      bij een verkrijging na 27 februari 2000: de niet-professionele eigenaar of erfpachter die na 27 februari 2000 een met asbest verontreinigd terrein heeft verkregen, is schuldig.

Artikel 19 

Een saneringsbevel aan de eigenaar of erfpachter wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit op basis van artikel 29 en 37 Wbb door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.

Artikel 20 

  • 1 Een saneringsbevel jegens de eigenaar of erfpachter strekt tot sanering van diens grondgebied waar de verontreiniging of de directe gevolgen daarvan zich voordoen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een saneringsbevel jegens de eigenaar, de erfpachter of de gebruiker strekken tot sanering van het gehele geval van verontreiniging, indien sprake is van een mobiele verontreiniging waarvan de bron van verontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.

  • 3 Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de saneringskosten die betrekking hebben op het deel van de verontreiniging dat buiten het eigendoms- of erfpachtrecht van de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het tweede lid is gelegen, indien de geadresseerde van het bevel kan aantonen dat het achterwege laten daarvan leidt tot onevenredig nadeel.

Hoofdstuk 4 Bijzondere categorieën 

Paragraaf 1 Particuliere eigenaren die tevens bewoner zijn 

Artikel 21 

In afwijking van artikel 15 wordt aan de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd grondgebied uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf, geen saneringsbevel gegeven, tenzij de eigenaar of erfpachter:

  • a.

    tevens de veroorzaker is van de bodemverontreiniging, dan wel

  • b.

    een duurzame rechtsbetrekking heeft of heeft gehad met de veroorzaker van de bodemverontreiniging, dan wel

  • c.

    betrokken is of is geweest bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging, dan wel

  • d.

    het grondgebied na 1 maart 1993 heeft verkregen en de verontreiniging is veroorzaakt door een aan de woonfunctie gerelateerde verontreiniging.

Paragraaf 2 Verkrijging onder algemene titel door erfopvolging 

Artikel 22 

  • 1  Indien sprake is van verkrijging onder algemene titel als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de verkrijger onder algemene titel voor de toepassing van het bevelsbeleid geplaatst in de positie van degene van wie hij onder algemene titel verkrijgt.

  • 2  Wanneer een erfgenaam verkrijgt van een onschuldig eigenaar wordt deze aangemerkt als onschuldig eigenaar, tenzij de verkrijger:

    • de verontreiniging heeft veroorzaakt;

    • betrokken is geweest bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 17 dan wel;

    • een duurzame rechtsbetrekking heeft (gehad) met de veroorzaker.

  • 3  Bij erfopvolging kan een erfgenaam die de nalatenschap heeft aanvaard compensatie in de kosten van onderzoek, tijdelijke beveiligingsmaatregelen, bodembeschermingsmaatregelen en sanering worden geboden, indien en voor zover de kosten daarvan de omvang van de nalatenschap overtreffen.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen, bodembeschermingsmaatregelen of het uitvoeren van saneringsonderzoek uitvoerbaar zijn jegens de hier bedoelde verkrijgers en erfgenamen; of

    • b.

      de verplichting tot het verrichten van nader onderzoek ingevolge artikel 55ab Wbb, dan wel de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar zijn jegens de hier bedoelde verkrijgers en erfgenamen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Citeertitel 

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bevel Wet bodembescherming Noord-Brabant.

Artikel 24 Inwerkingtreding  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst. 

Ondertekening

's-Hertogenbosch, 23 oktober 2012
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs.. W.G.H.M. Rutten