Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent reis- en verblijfskosten (Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant)

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent reis- en verblijfskosten (Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel F4, eerste lid en vierde lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Gezien de in het Georganiseerde overleg tijdens de overlegvergadering van 7 maart 2013 bereikte instemming;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 juni 2012 de “ Vervoersvisie 2012 Personeel PNB” hebben vastgesteld ter vervanging en herziening van het Vervoerplan dat op 13 oktober 2000 door Provinciale Staten is vastgesteld;

Overwegende dat in de Vervoersvisie uitgangspunten en doelstellingen zijn geformuleerd die gericht zijn op het behoud van de positie van maatschappelijke verantwoorde en aantrekkelijke werkgever, het vertrouwen in de medewerkers en de keuzevrijheid, het voorkomen van onnodig vervoer en beperken van nadelige gevolgen voor het milieu en de gezondheid en het structureel bezuinigen op de vervoerskosten;

Overwegende dat de Vervoersvisie de uitgangspunten voor het verplaatsen van medewerkers voor woon- en werkverkeer en dienstreizen bevat en geen regels voor vergoedingen van deze vervoersbewegingen;

Overwegende dat de bestaande regelingen niet passen binnen de Vervoersvisie 2012 en bovendien Gedeputeerde Staten de bestaande regelingen uit het oogpunt van harmonisatie en deregulering willen samenvoegen tot een nieuwe regeling;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling en daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    carpoolen: met meerdere personen samen in één auto het woon-werkverkeer afleggen;

  • b.

    deelnemer: deelnemer aan deze regeling;

  • c.

    dienstreis: voor het verrichten van de werkzaamheden van de deelnemer naar het oordeel van de leidinggevende noodzakelijke reis buiten de plaats van tewerkstelling en het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats;

  • d.

    openbaar vervoer: georganiseerd personenvervoer dat voor iedereen toegankelijk is, zoals bus, trein, tram, metro, veerpont en vliegtuig;

  • e.

    plaats van tewerkstelling: gebouw, gebouwencomplex of terrein waar of van waaruit de deelnemer naar het oordeel van de leidinggevende gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • f.

    vervoerskaart: door de provincie beschikbaar gestelde en door de vervoerder uitgegeven kaart, waarmee de deelnemer de kosten van woon-werkverkeer of dienstreizen kan betalen;

  • g.

    woon-werkverkeer: reis van de woning van de deelnemer naar de plaats van tewerkstelling en terug.

Artikel 2 Doelgroep

Een vergoeding op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door een persoon:

  • a.

    die door Gedeputeerde Staten is aangesteld in vaste of tijdelijke dienst;

  • b.

    met wie Gedeputeerde Staten op grond van paragraaf 2.3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is aangegaan.

Artikel 3 Te vergoeden activiteit

Op grond van deze regeling kan een vergoeding worden verstrekt voor:

  • a.

    reiskosten van woon-werkverkeer;

  • b.

    reis- en verblijfskosten van dienstreizen.

Hoofdstuk 2 Woon-werkverkeer

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 4 Vervoermiddelen woon-werkverkeer

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van dit hoofdstuk een vergoeding voor het daadwerkelijk afleggen van woon-werkverkeer met een van de volgende middelen van vervoer:

  • a.

    fiets;

  • b.

    openbaar vervoer;

  • c.

    carpoolen;

  • d.

    taxi;

  • e.

    een combinatie van de vervoermiddelen, bedoeld onder a tot en met d.

Artikel 5 Vorm van vergoeding

  • 1 Gedeputeerde Staten vergoeden de kosten voor gebruik van de vervoermiddelen, bedoeld in artikel 4, rechtstreeks aan de vervoerder.

  • 2 Voor zover vergoeding niet kan plaatsvinden op de wijze als omschreven in het eerste lid, kan een vergoeding worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag aan de deelnemer.

  • 3 Voor toepassing van het eerste en tweede lid bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoers- of stallingsbewijs gelet op:

    • a.

      beschikbare en van toepassing zijnde abonnementen;

    • b.

      de meest doelmatige reis;

    • c.

      de administratieve lasten voor de provincie.

Artikel 6 Fiets met trapondersteuning

Voor de toepassing van paragraaf 2 en 3 wordt met een fiets gelijk gesteld een fiets met trapondersteuning.

§ 2 Fiets

Artikel 7 Weigeringsgrond

Een vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets wordt geweigerd indien de deelnemer in de afgelopen vijf jaren een vergoeding hiervoor heeft ontvangen.

Artikel 8 Vergoeding

  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer per fiets komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      aanschaf van een fiets;

    • b.

      accessoires bij de fiets;

    • c.

      verzekeringspremie.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, omvat:

    • a.

      de kosten van aanschaf van de fiets met bijbehorende accessoires tot een maximum van € 749 voor de periode, bedoeld in artikel 7;

    • b.

      de premie voor een verzekering tegen diefstal en cascoschade tot een verzekeringswaarde van maximaal € 749 gedurende een periode van drie jaren.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1 De deelnemer die een vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets heeft ontvangen, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen ten aanzien van het gebruik van de fiets:

    • a.

      de deelnemer gebruikt de fiets meer dan 50% van de werkbare dagen per jaar voor het gehele traject van het woon-werkverkeer; of

    • b.

       [dit onderdeel is nog niet in werking getreden].

  • 2 Onverminderd het eerste lid, heeft de deelnemer in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      terugbetaling van een evenredig deel van de ontvangen vergoeding indien hij voor het verstrijken van de periode, bedoeld in artikel 7, uit dienst treedt;

    • b.

      de fiets voor eigen rekening onderhouden en in een gebruiksklare staat houden;

    • c.

      de fiets door de provincie laten voorzien van een registratiesticker.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, heeft de deelnemer in geval van diefstal van de fiets gedurende de periode, bedoeld in artikel 7, de volgende verplichtingen;

    • a.

      bij de politie aangifte doen van diefstal;

    • b.

      verstrekken aan Gedeputeerde Staten van het van de politie ontvangen aangiftebewijs en proces-verbaal;

    • c.

      aanschaffen van een minimaal gelijkwaardige fiets.

  • 4 De terugbetaling, bedoeld in het tweede lid, onder a, vindt plaats door middel van inhouding op de laatste salarisbetaling.

Artikel 10 Wijziging periode

  • 1 In aanvulling op artikel 9, derde lid, vangt een nieuwe periode van vijf jaren als bedoeld in artikel 7 aan, indien:

    • a.

      de diefstal, bedoeld in artikel 9, derde lid, plaatsvindt gedurende de looptijd van de verzekering van drie jaren;

    • b.

      de deelnemer een nieuwe fiets aanschaft, en

    • c.

      de deelnemer de nieuwe fiets gedurende tenminste drie jaren verzekert tegen diefstal en casco.

  • 2 De premie voor de verzekering, bedoeld in het vorige lid, onder c, wordt vergoed met inachtneming van artikel 8, tweede lid, onder b.

Artikel 11 Sanctie

  • 1 Indien een deelnemer niet voldoet of heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, vorderen Gedeputeerde Staten de vergoeding naar evenredigheid terug.

  • 2 De terugvordering vindt plaats door middel van inhouding op de eerstvolgende salarisbetaling aan de deelnemer.

§ 3 Openbaar vervoer

Artikel 12 Vergoeding hoofdtraject

  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer per openbaar vervoer komt het volgende in aanmerking:

    • a.

      vervoersabonnement;

    • b.

      vervoersbewijs;

    • c.

      stalling.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gelijk aan de kosten voor een vervoersbewijs voor de goedkoopst beschikbare klasse.

  • 3 Indien de deelnemer kiest voor het afleggen van het woon-werkverkeer per trein in de eerste klasse, zijn de meerkosten van het vervoersbewijs eerste klasse voor rekening van de deelnemer.

  • 4 Indien Gedeputeerde Staten de kosten van het openbaar vervoer rechtstreeks aan de vervoerder betalen, houden zij de meerkosten, bedoeld in het vorige lid, in op de eerstvolgende salarisbetaling aan de deelnemer.

Artikel 13 Vergoeding voor- of natraject

  • 1 In aanvulling op artikel 12 komt de deelnemer in aanmerking voor vergoeding van het voor- of natraject.

  • 2 Om voor vergoeding van stallingskosten van het voor- of natraject, bedoeld in het vorige lid, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de deelnemer legt het voor- of natraject af met een fiets of bromfiets;

    • b.

      de deelnemer gebruikt minstens 50% van de werkbare dagen zijn fiets of bromfiets ten behoeve van het voor- of natraject en stalt deze in de desbetreffende rijwielstalling.

§ 4 Carpoolen

Artikel 14 Vereisten

Om voor vergoeding van woon-werkverkeer via carpoolen als bedoeld in artikel 4, onder c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de deelnemer is lid van een carpoolteam dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • 1°.

      de teamleden wonen buiten een straal van 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling;

    • 2°.

      de teamleden rijden geheel of gedeeltelijk via dezelfde route naar de plaats van tewerkstelling;

    • 3°.

      de teamleden behoren tot de doelgroep van deze regeling, bedoeld in artikel 2;

    • 4°.

      het team carpoolt tenminste 12 keer per kwartaal;

    • 5°.

      de teamleden sluiten gezamenlijk een carpoolovereenkomst met de provincie, waarin tenminste het aantal te vergoeden kilometers enkele reis wordt vastgelegd;

    • 6°.

      het team wijst uit zijn midden een contactpersoon aan en maakt die bekend aan Gedeputeerde Staten;

  • b.

    de deelnemer is een chauffeur in het carpoolteam.

Artikel 15 Vergoeding

  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer via carpoolen komen in aanmerking:

    • a.

      de kosten van de door tenminste twee teamleden gezamenlijk gereden kilometers van de kortste route enkele reis;

    • b.

      de kosten van eventuele omrijdkilometers enkele reis om gezamenlijk de weg te vervolgen.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de gereden kilometers van de kortste route volgens het systeem Routenet.

  • 3 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 0,19 per kilometer.

Artikel 16 Parkeerplaats

Het carpoolteam kan, voor zover beschikbaar, de auto parkeren op het daarvoor tot 9.30 uur ‘s ochtends gereserveerde gedeelte van het parkeerterrein van het provinciehuis, mits:

  • a.

    de auto daadwerkelijk is gebruikt om op die dag te carpoolen;

  • b.

    het door de provincie verstrekte bewijs van carpoolen zichtbaar achter de voorruit van de auto wordt achtergelaten.

§ 5 Taxi

Artikel 17 Vereisten

Om voor vergoeding van woon-werkverkeer per taxi als bedoeld in artikel 4, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de deelnemer kan tijdelijk wegens ziekte, blessure of invaliditeit niet op andere wijze naar de plaats van tewerkstelling komen;

  • b.

    taxi is de meest doelmatige vorm van vervoer gelet op:

    • 1°.

      de reisafstand;

    • 2°.

      de reistijd;

    • 3°.

      de beschikbaarheid van andere vervoermiddelen.

Artikel 18 Vergoeding

De daadwerkelijk gemaakte kosten van woon-werkverkeer per taxi komen volledig voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 3 Dienstreizen

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 19 Soorten vergoeding voor dienstreis

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van dit hoofdstuk een vergoeding voor het daadwerkelijk en op de meest doelmatige wijze afleggen van een dienstreis voor:

  • a.

    de volgende middelen van vervoer:

    • 1°.

      fiets;

    • 2°.

      openbaar vervoer;

    • 3°.

      motorrijtuig;

    • 4°.

      taxi;

    • 5°.

      een combinatie van de vervoermiddelen, bedoeld in het eerste tot en met vierde onderdeel;

  • b.

    noodzakelijke verblijfskosten gedurende de dienstreis.

Artikel 20 Doelmatig vervoer

  • 1 Dienstreizen worden per fiets, fiets met trapondersteuning, bromfiets, openbaar vervoer of met een combinatie van deze vervoermiddelen afgelegd.

  • 2 Indien gebruik van vervoermiddelen als bedoeld in het eerste lid, ondoelmatig is, wordt de dienstreis afgelegd met een eigen motorrijtuig al dan niet in combinatie met vervoermiddelen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien in de situatie, bedoeld in het tweede lid, gebruik van het eigen motorrijtuig niet mogelijk is, stellen Gedeputeerde Staten een motorrijtuig beschikbaar.

  • 4 Gedeputeerde Staten bepalen met inachtneming van de voorgaande leden, de meest doelmatige vorm van vervoer.

Artikel 21 Vorm van vergoeding

  • 1 Gedeputeerde Staten vergoeden dienstreizen als bedoeld in artikel 19 rechtstreeks aan de aanbieder van de dienst.

  • 2 Voor zover vergoeding van dienstreizen als bedoeld in artikel 19 niet kan plaatsvinden overeenkomstig het eerste lid, verstrekken Gedeputeerde Staten een vergoeding in de vorm van een geldbedrag aan de deelnemer.

  • 3 Voor toepassing van het eerste en tweede lid bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoers- of stallingsbewijs gelet op:

    • a.

      beschikbare en van toepassing zijnde abonnementen;

    • b.

      de meest doelmatige reis;

    • c.

      de administratieve lasten voor de provincie.

Artikel 22 Begin- en eindpunt dienstreis

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt de plaats van tewerkstelling als begin- en eindpunt van de dienstreis.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de woning van de deelnemer of een andere plaats als beginpunt of eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt indien:

    • a.

      de deelnemer doorgaans met de trein reist; of

    • b.

      het minder efficiënt is om voor aanvang of na afloop van de dienstreis eerst naar de plaats van tewerkstelling te reizen gelet op:

      • 1°.

        het aantal kilometers dat extra zou moeten worden afgelegd;

      • 2°.

        de extra reistijd.

Artikel 23 Ambulant

  • 1 In aanvulling op de artikelen 25 tot en met 33 zijn de artikelen 34 en 35 van toepassing op de vergoeding van dienstreizen afgelegd door een deelnemer:

    • a.

      die uit hoofde van zijn functie overwegend op een wisselende plaats anders dan het provinciehuis of een regiokantoor zijn werkzaamheden dient te verrichten;

    • b.

      van wie de functie als ambulant is aangemerkt.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing gedurende de periode dat de werkzaamheden ambulant zijn.

Artikel 24 Buitenlandse dienstreizen

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken uitsluitend een vergoeding voor een dienstreis naar het buitenland indien zij vooraf toestemming hebben verleend voor die reis.

  • 2 Voorafgaande toestemming als bedoeld in het vorige lid is niet vereist indien:

    • a.

      de dienstreis naar België wordt afgelegd;

    • b.

      de dienstreis naar het buitenland in Nederland begint, en:

      • 1°.

        het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is;

      • 2°.

        de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland

§ 2 Fiets

Artikel 25 Vergoeding

  • 1 Bij dienstreizen per fiets komen de kosten voor de gereden kilometers met de eigen fiets in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 0,19 per kilometer.

Artikel 26 Gelijkgestelde vervoermiddelen

Voor de toepassing van deze paragraaf worden een fiets met trapondersteuning en een bromfiets gelijk gesteld met een fiets.

§ 3 Openbaar vervoer

Artikel 27 Vergoeding

  • 1 Bij dienstreizen per openbaar vervoer komen de kosten van een vervoersbewijs voor de goedkoopst beschikbare klasse in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 Indien de deelnemer in geval van een dienstreis per trein kiest voor het afleggen van een reis in de eerste klasse, vindt volledige vergoeding plaats indien reizen per eerste klasse doelmatiger is gelet op:

    • a.

      de te verwachten drukte in de trein;

    • b.

      het kunnen verrichten van werkzaamheden in de trein.

§ 4 Eigen motorrijtuig

Artikel 28 Vergoeding

  • 1 Bij dienstreizen met een eigen motorrijtuig komen de gereden kilometers met het eigen motorrijtuig in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt, na verrekening van verschuldigde belastingen, € 0,28 per gereden kilometer.

  • 3 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor afdracht van de verschuldigde belasting, bedoeld in het tweede lid.

§ 5 Taxi

Artikel 29 Vergoeding

De daadwerkelijk gemaakte kosten van dienstreizen per taxi komen volledig voor vergoeding in aanmerking.

§ 6 Verblijfskosten

Artikel 30 Verblijfskosten

Onder verblijfskosten wordt verstaan:

  • a.

    kosten van maaltijden en kleine uitgaven;

  • b.

    kosten van logies;

  • c.

    tol-, veer-, parkeer- en stallingskosten.

Artikel 31 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven

  • 1 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven als bedoeld in artikel 30, onder a, komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 2 Om voor vergoeding van de kosten, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking te komen, heeft de dienstreis tenminste vier uren geduurd.

  • 3 Onverminderd het tweede lid komt een deelnemer slechts voor vergoeding van kleine uitgaven ‘s avonds en vergoeding van ontbijt in aanmerking indien een overnachting gedurende de dienstreis noodzakelijk is geweest.

  • 4 Onverminderd het tweede lid komt de deelnemer slechts voor een vergoeding van lunch of avondmaaltijd in aanmerking, indien de periode van 12.00 tot 14.00 uur, respectievelijk van 18.00 uur tot 20.00 uur, geheel in de dienstreis is gevallen.

  • 5 De vergoeding, bedoeld in voorgaande leden, bedraagt:

    • a.

      voor binnenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling binnenland;

    • b.

      voor buitenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling buitenland.

Artikel 32 Kosten van logies

  • 1 Indien de deelnemer gedurende de dienstreis heeft overnacht, komen de kosten van de overnachting in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, bedraagt:

    • a.

      voor binnenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling binnenland;

    • b.

      voor buitenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling buitenland.

Artikel 33 Kosten van tol-, veer-, parkeer- en stallingskosten

Indien de deelnemer gedurende de dienstreis tol-, veer-, parkeer- of stallingskosten heeft gemaakt, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten volledig vergoed.

§ 7 Ambulante werkzaamheden

Artikel 34 Vergoeding vervoer

  • 1 De deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de deelnemer gebruikt de hem ter beschikking gestelde auto alleen voor de uitoefening van de ambulante werkzaamheden;

    • b.

      de deelnemer parkeert de hem ter beschikking gestelde auto dagelijks na het afronden van zijn werkzaamheden op de plaats van tewerkstelling;

    • c.

      de deelnemer houdt een sluitende rittenadministratie bij met de door Gedeputeerde Staten ter beschikking gestelde registratiemiddelen of andere wettelijk erkende methoden, om aan te tonen dat de auto niet privé wordt gebruikt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, mag de deelnemer de hem ter beschikking gestelde auto na afloop van zijn werkdag mee naar huis nemen indien de leidinggevende hem hiervoor om reden van efficiency toestemming heeft verleend.

  • 3 Indien een deelnemer, die toestemming heeft de auto mee naar huis te nemen, langdurig afwezig is, bezorgt hij de auto op een door de leidinggevende aangewezen locatie.

Artikel 35 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven

  • 1 In afwijking van artikel 31, eerste lid, voor zover betrekking hebbend op kleine uitgaven overdag, ontvangt de deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt, voor iedere dag waarop ambulante werkzaamheden zijn verricht een vergoeding voor kleine uitgaven overdag volgens de Reisregeling binnenland.

  • 2 In afwijking van artikel 31, derde lid, voor zover betrekking hebbend op de lunch, wordt de deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt, slechts een vergoeding verstrekt indien er voor hem geen mogelijkheid is om een meegebrachte lunch te nuttigen dan wel tegen betaling een lunch van de werkgever te ontvangen.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 36 Vereisten vergoedingsaanvraag

Een aanvraag voor een vergoeding voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    aanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier;

  • c.

    een aanvraag bevat tenminste het volledig ingevulde aanvraagformulier;

  • d.

    een aanvraag heeft tenminste betrekking op een periode van een kalendermaand;

  • e.

    een aanvraag als bedoeld in onderdeel d wordt ingediend na afloop van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, doch niet later dan 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • f.

    in afwijking van onderdeel d kan een aanvraag voor vergoeding van dienstreizen direct na afloop van de desbetreffende dienstreis worden ingediend.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 37 Intrekking

  • 1 De Regeling reis- en verblijfkosten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

  • 2 De Regeling reis- en verblijfkosten ambulante functies provincie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

  • 3 Het Carpoolreglement wordt ingetrokken.

Artikel 38 Overgangsrecht

  • 1 Voor vervoer dat heeft plaatsgevonden voor inwerkingtreding van deze regeling blijft de Regeling reis- en verblijfkosten Noord-Brabant zijn werking behouden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 7 tot en met 11 van deze regeling van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarvan de vergoedingstermijn van vijf jaren nog niet is verstreken.

  • 3 De Regeling reis- en verblijfkosten ambulante functies provincie Noord-Brabant blijft zijn werking behouden voor zover het vervoer heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 39 Evaluatie

Gedeputeerde Staten onderzoeken binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze regeling de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 9, eerste lid, onder b, dat in werking treedt op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

Artikel 41 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 16 april 2013
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten