Regeling vervallen per 21-06-2016

Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Geldend van 17-12-2014 t/m 20-06-2016

Intitulé

Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 de nota Brabant: uitnodigend groen hebben vastgesteld waarin de kaders voor het provinciale natuur- en landschapsbeleid voor de periode 2012 tot 2022 worden aangegeven;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling natuur en landschap Noord-Brabant aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Overwegende dat deze nieuwe regeling tevens inspeelt op de nieuwe beleidsinzichten zoals opgenomen in de nota Brabant Uitnodigend groen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     accoladeprofiel: verdiepte natte bufferzone die op of net boven het waterpeil van waterloop ligt;

  • b.

     bebouwde kom: gebied als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet;

  • c.

     cultuurhistorisch landschapselement: streekeigen groenelement in de vorm van beplantingselement met inheemse soorten of puntvormig waterelement dat voor 1950 is aangelegd;

  • d.

     ecologische hoofdstructuur: samenhangend netwerk van natuurgebieden als bedoeld in artikel 1.1, onder 26, van de Verordening ruimte 2012;

  • e.

     erf: op de Verbeelding van het geldende Bestemmingsplan Buitengebied aangegeven gebieden met de aanduiding ‘Bouwvlak’ of de bestemming ‘Wonen’ inclusief een zone van 10 meter rondom;

  • f.

     groenblauwe mantel: gebieden als bedoeld in artikel 1.1, onder 35, van Verordening ruimte 2012;

  • g.

     landschapselement: natuurelement in het cultuurlandschap met een natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische betekenis;

  • h.

     natuurvriendelijke oever: oever langs een waterhoudende bestaande waterloop in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud;

  • i.

     ontsnippering: aanleg van faunavoorzieningen bij gemeentelijke wegen met als doel het opheffen van de barrièrewerking van deze wegen voor de fauna;

  • j.

     rode lijst: door het ministerie van Economische Zaken vastgestelde lijst waarop soorten zijn geplaatst omdat ze in Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen;

  • k.

     uitvoeringskosten: kosten voor inrichting;

  • l.

     Verbeelding: kaart van het gebied waarop de bestemmingen zijn aangegeven.

Artikel 2 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

§ 2 Aanleg landschapselement en herstel cultuurhistorisch landschapselement

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     natuurlijke personen;

  • b.

     rechtspersonen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1  Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de aanleg van een landschapselement in de vorm van:

    • a.

       beplanting; of

    • b.

       een poel of natuurvriendelijke oever.

  • 2  Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het herstel van een cultuurhistorisch landschapselement.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1.

     Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd op gronden waarop een natuur- of agrarische bestemming rust overeenkomstig het geldende bestemmingsplan;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd buiten de bebouwde kom;

    • d.

       het project wordt uitgevoerd buiten de ecologische hoofdstructuur;

    • e.

       het project wordt uitgevoerd buiten een erf;

    • f.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een sluitende begroting;

      • 3°.

         een inrichtingsschets op schaal;

      • 4°.

         een overzichtskaart waarop de projectlocatie is aangegeven.

  • 2.

     Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het betreft plantmateriaal van Nederlandse herkomst zoals opgenomen in bijlage 1;

    • b.

       de aanleg van beplantingen gebeurt overeenkomstig de vereisten zoals opgenomen in bijlage 2.

  • 3.

     Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de projectlocatie voor een poel is gelegen binnen:

      • 1°.

          een straal van 100 meter van een bestaand of aan te leggen bos, struweel, houtsingel of moeras van minimaal 1 hectare;

      • 2°.

          de groenblauwe mantel; of

      • 3°.

         300 meter vanaf een poel waarin een of meerdere soorten van de rode lijst amfibieën voorkomen;

    • b.

       de projectlocatie is geschikt voor poelaanleg;

    • c.

       de grondwaterstand van de projectlocatie is tijdens de zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld;

    • d.

       meer dan 50% van de taludlengte van de poel is flauw, minimaal 1:3;

    • e.

       de diepte van de poel is maximaal 1,7 meter;

    • f.

       de poel heeft gemeten vanuit de insteek van het talud een oppervlakte van maximaal 500 m2;

    • g.

       ingeval het een natuurvriendelijke oever betreft heeft de oever een talud van minimaal 1:3 of is ingericht met een accoladeprofiel.

  • 4.

     Het derde lid, onder f, is niet van toepassing indien het project betrekking heeft op basisbiotopen voor de boomkikker.

  • 5.

     Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

      het cultuurhistorisch landschapselement wordt als zodanig weer herkenbaar;

  • b.

     het cultuurhistorisch landschapselement is voor 1950 aangelegd.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten voor de aanleg van het landschapselement overeenkomstig de normkosten zoals opgenomen in bijlage 3;

    • b.

       kosten voor het verplaatsen van een bestaand raster of aanbrengen van een nieuw raster indien bestaand raster verplaatst moet worden ter bescherming van het landschapselement overeenkomstig de normkosten, zoals opgenomen in bijlage 3;

    • c.

       externe kosten voor planvorming en bestek tot een maximum van 20% van de kosten van de aanleg van de beplanting.

  • 2  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten voor grondverzet voor het graven van de poel overeenkomstig de normkosten zoals opgenomen in bijlage 3;

    • b.

       kosten voor aanbrengen van rasters ter bescherming van de poel of natuurvriendelijke oever overeenkomstig de normkosten, zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 3  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten voor het verwijderen van uitheemse boom- en struiksoorten inclusief twee jaar nazorg;

    • b.

       kosten voor herstel van het landschapselement door het aanplanten van inheemse boom- of struiksoorten overeenkomstig de normkosten zoals opgenomen in bijlage 3;

    • c.

       kosten voor herstel van een houtwal door middel van het aanvullen van de grondwal;

    • d.

       kosten voor herstel van een waterelement door baggeren en herstel van taluds;

    • e.

       kosten voor het verplaatsen van een bestaand raster of plaatsen van een nieuw raster indien bestaand raster verplaatst moet worden ter bescherming van het landschapselement overeenkomstig de normkosten, zoals opgenomen in bijlage 3.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

     kosten voor reguliere aanleg van een raster;

  • c.

     kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • d.

     kosten van aanleg van landschapselementen die worden gerealiseerd op bermen langs openbare, verharde wegen;

  • e.

     kosten voor achterstallig onderhoud.

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 4 worden ingediend voor 1 januari 2016.

Artikel 10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, vast op € 255.000.

Artikel 11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, bedraagt:

  • a.

     voor natuurlijke en privaatrechtelijke rechtspersonen maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

  • b.

     voor publiekrechtelijke rechtspersonen maximaal 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting:

    • a.

       de activiteiten, als bedoeld in artikel 4, lid 1, binnen een jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening te realiseren.

    • b.

       de activiteiten, als bedoeld in artikel 4, lid 2, binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening te realiseren.

  • 2  De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder b, indien uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn door de subsidieontvanger een gemotiveerd verzoek wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 3  Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder b, eenmaal met maximaal een jaar te verlengen.

Artikel 14 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

§ 3 Vervallen

Artikel 15 

Vervallen.

Artikel 16 

Vervallen.

Artikel 17 

Vervallen.

Artikel 18 

Vervallen.

Artikel 19 

Vervallen.

Artikel 20 

Vervallen.

Artikel 21 

Vervallen.

Artikel 22 

Vervallen.

Artikel 23 

Vervallen.

Artikel 24 

Vervallen.

Artikel 25 

Vervallen.

Artikel 26 

Vervallen.

Artikel 27 

Vervallen.

§ 4 Ontsnippering gemeentewegen

Artikel 28 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     gemeenten;

  • b.

     waterschappen.

Artikel 29 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de ontsnippering van gemeentewegen.

Artikel 30 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 31 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 29 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       er is sprake van een ecologische noodzaak van de ontsnipperingsvoorziening;

    • c.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 29 in aanmerking te komen voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd binnen de ecologische hoofdstructuur;

    • b.

       het project betreft een bestaande gemeentelijke weg die een ecologische verbindingszone kruist;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor een lokaal of regionaal gebiedsgericht soortbeschermingsplan is opgesteld;

    • d.

       bij het project is sprake van een locatie waar frequent fauna ten prooi valt aan het verkeer.

Artikel 32 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van ontsnippering;

  • b.

     kosten voor planvorming:

    • 1°.

       bij uitvoering door de subsidieaanvrager zelf tot een maximum van 3% van de uitvoeringskosten;

    • 2°.

       bij uitvoering door een extern adviesbureau tot een maximum van 10% van de uitvoeringskosten;

  • c.

     kosten voor onderzoek naar kabels en leidingen ten behoeve van de uitvoering van het ontsnipperingsplan;

  • d.

     externe kosten voor directievoering en bestek tot een maximum van 10% van de aanneemsom;

  • e.

     leges;

  • f.

     notariële kosten;

  • g.

     kosten voor een accountantsverklaring.

Artikel 33 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 32 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

     kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak.

Artikel 34 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de volgende tenderperiodes:

  • a.

     1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015;

  • b.

     1 juli 2015 tot en met 30 november 2015.

Artikel 35 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 29:

  • a.

     voor de tenderperiode van 1 januari 2015 tot en met 31 mei 2015 vast op € 125.000;

  • b.

     voor de tenderperiode van 1 juli 2015 tot en met 30 november 2015 vast op € 125.000.

Artikel 36 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 29 bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 per ontsnipperingslocatie.

Artikel 37 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het subsidieplafond, genoemd in artikel 35, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige subsidieaanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

        het project is ingediend als onderdeel van een integrale ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, te waarderen met 5 punten;

    • b.

        het project vormt onderdeel van een ontsnipperingsplan dat opgesteld is voor een groter gebied, te waarderen met 5 punten;

    • c.

       het project wordt gerealiseerd op een locatie waar sprake is van verkeersslachtoffers, te waarderen met maximaal 5 punten;

    • d.

       het project is zodanig kosteneffectief dat er sprake is van een gunstige verhouding tussen kosten en effecten, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 38 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichtingen dat de activiteiten binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening worden gerealiseerd.

  • 2  De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder b, indien uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn door de subsidieontvanger een gemotiveerd verzoek wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 3  Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder b, eenmaal met maximaal twee jaar te verlengen.

  • 4  Bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 39 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 40 Bevoorschotting

  • 1  Bij subsidie van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 41 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk

Artikel 42 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 43 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 17 september 2013
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris  drs. W.G.H.M. Rutten
 

Bijlagen

Bijlage 1 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Overzicht subsidiabele soorten

Bijlage 2 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Overzicht vereisten voor aanleg van beplantingen

Bijlage 3 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Normbedragen voor de aanleg van beplantingen

Bijlage 4 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Gemiddelde getaxeerde waarde voor de verwerving van landbouwgrond ten behoeve van ecologische verbindingszones per hectare

Bijlage 5 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Handreiking ecologische visie

Bijlage 6 behorende bij Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant

Subsidiekaart ecologische verbindingszones