Regeling vervallen per 15-07-2015

Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

Geldend van 15-07-2015 t/m 14-07-2015

Intitulé

Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 6.3, 7.3 en 25.3 van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014;

Besluiten:

vast te stellen de volgende, met planid NL.IMRO.9930.nrvr2014bzv-va01 vast te leggen, Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV): Instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven, als opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

  • 2 Nadere regels Verordening ruimte: De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9930.nrvr2014bzv-va01, met de bijbehorende regels.

  • 3 Certificaat: Een door derden geborgde, schriftelijke verklaring dat een bedrijf of product volgens bepaalde eisen is geproduceerd.

  • 4 Biologische veehouderij: Veehouderij die producten vervaardigt die gecertificeerd zijn volgens de in Nederland geldende EU-regelgeving voor biologische productie.

Artikel 2 Begripsbepalingen Verordening ruimte

De begripsbepalingen uit de Verordening ruimte 2014 zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1 De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij geeft invulling aan de nadere regels als bedoeld in artikel 6.3, derde lid, artikel 7.3, derde lid en artikel 25.3 van de Verordening ruimte 2014.

  • 2 De nadere regels kunnen buiten toepassing blijven bij het oprichten van bebouwing van ten hoogste 100 m2 per periode van tien jaar gerekend vanaf 21 september 2013.

Artikel 4 Zorgvuldige veehouderij

  • 1 Een veehouderij die ten minste 7 punten behaalt overeenkomstig de bij deze nadere regels horende BZV, treft voldoende maatregelen inzake de (ontwikkeling naar een) zorgvuldige veehouderij als bedoeld in artikel 6.3 en 7.3, tweede lid, onder a sub I van de Verordening ruimte 2014, waarbij geldt dat ten minste 0,2 punten behaald moet worden via de pijler Certificaten en minimaal 0,6 punten via de pijler Inrichting & Omgeving.

  • 2 Een biologische veehouderij voldoet in afwijking van het eerste lid aan de BZV indien zij 40 punten scoort op de maatlat Fysieke maatregelen gezondheid.

  • 3 Indien voor een bepaalde diersoort geen certificaten in de BZV zijn opgenomen, zijn de in het eerste lid genoemde minimumscores niet van toepassing. Indien een veehouderij voor deze diersoort onvoldoende mogelijkheden heeft de vereiste normscore te realiseren is deze veehouderij zorgvuldig indien dit blijkt uit een verklaring van het deskundigenpanel, bedoeld in artikel 6.

  • 4 Ingeval van innovatieve bedrijfsconcepten is er in afwijking van het eerste lid sprake van een (ontwikkeling naar) een zorgvuldige veehouderij indien dit blijkt uit een verklaring van het deskundigenpanel, bedoeld in artikel 6.

Artikel 5 Grondgebonden veehouderij

Een veehouderij als bedoeld in artikel 25.1, tweede lid, van de Verordening ruimte 2014 is grondgebonden indien het op de maatlat P-lokaal van de BZV tenminste 75 punten scoort bij % P-aanwending mest lokaal t.o.v. P mest totaal op het onderdeel “op grond in eigen gebruik binnen straal van 15 km van productielocatie”.

Artikel 6 Instelling Panel Zorgvuldige Veehouderij

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen een deskundigenpanel in dat bij innovatieve ontwikkelingen en/of vernieuwende bedrijfsconcepten vaststelt in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan een ontwikkeling naar zorgvuldige veehouderij;

  • 2 Het deskundigenpanel bestaat in ieder geval uit een onafhankelijk voorzitter en minimaal twee onafhankelijke deskundigen die gezamenlijk overzicht hebben over alle aspecten van zorgvuldige veehouderij.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Periodieke bijstelling

  • 1 Gedeputeerde Staten evalueren deze nadere regels iedere twee jaar.

  • 2 Deze evaluatie richt zich in ieder geval op de bijdrage van de nadere regels aan de gewenste ontwikkeling van een zorgvuldige veehouderij.

  • 3 Wanneer noodzakelijk, in ieder geval eens per vier jaar, stellen Gedeputeerde Staten aanpassingen van deze nadere regels vast om zo de transitie naar zorgvuldige veehouderij te ondersteunen.

  • 4 Uiterlijk in 2020 bezien Gedeputeerde Staten samen met de betrokken partijen of de ontwikkeling van een zorgvuldige veehouderij, in samenhang met de (inter)nationale wet- en regelgeving, dusdanig is voortgeschreden dat voortdurende inzet van deze nadere regels niet meer nodig is.

Artikel 8 Overgangsbeleid

Op een aanvraag voor omgevingsvergunning is de BZV van toepassing die van kracht is ten tijde van de volledige en ontvankelijke aanvraag ex artikel 2.1, lid 1, onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 10 Citeertitel

Deze Nadere regels Verordening ruimte worden aangehaald als: Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij .

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 18 februari 2014
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger

Bijlagen

Bijlage 1 bij Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij – versie 1.0

Toelichting bij Nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij

Artikel 3De nadere regels geven invulling aan artikel 6.3/7.3 derde lid Verordening ruimte 2014 (Vr2014).

In de Vr2014 is aangegeven dat de regels invulling geven aan het treffen van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. De toepassing van de nadere regels is daarbij gekoppeld aan een toename van de bebouwingsoppervlakte van een veehouderij.

In de Vr2014 is ook bepaald wanneer er geen toepassing gegeven hoeft te worden aan de regels. In artikel 6.4/7.4 is in het vierde lid opgenomen dat een bestemmingsplan toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte zonder toepassing van de BZV kan toestaan als:

  • 1. is geborgd dat de bebouwing niet gebruikt wordt voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij;

  • 2. het voorzieningen betreft -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer.

In aanvulling daarop is in deze nadere regels aangegeven dat marginale ontwikkelingen niet aan de BZV hoeven te voldoen. Hiervoor is een maximumgrens gesteld van 100 m2 per periode per 10 jaar, zodat het echt beperkt blijft tot kleinschalige ontwikkelingen. Indien een gemeente hiervan gebruik wil maken, is het dus nodig om de in het vergunningensysteem te checken of al eerder van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt. De periode van tien jaar is gekozen omdat deze aansluit bij de wettelijke termijn voor aanpassing van bestemmingsplannen. Het ijkpunt van bestaande bebouwing is vastgelegd in de Vr2014. Het gaat dan om de bestaande bebouwing die op 21 september 2013 op het bedrijf aanwezig was of bebouwing die op dat moment krachtens een omgevingsvergunning gebouwd mag worden.

Artikel 7 Gedeputeerde Staten stellen de BZV periodiek bij om zo te bewerkstelligen dat deze blijft sturen en stimuleren op een steeds verdergaande zorgvuldigheid van de veehouderij in Brabant. Dit artikel legt dit vast, minimaal iedere vier jaar vindt bijstelling plaats. Bij de vaststelling van de Verordening ruimte 2014 is afgesproken dat al op korte termijn een eerste bijstelling plaats vindt. Deze leidt tot de versie 1.1 en is uiterlijk in oktober 2014 gereed. Alle bijstellingen komen tot stand in overleg met de betrokken partijen (vertegenwoordigd in het Brabant Beraad). Naast de periodieke bijstelling kunnen er tussentijds certificaten en maatregelen –op advies van het Panel Zorgvuldige Veehouderij- aan de BZV worden toegevoegd.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter

de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

mw. ir. A.M. Burger