Regeling vervallen per 25-02-2017

Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant

Geldend van 11-09-2014 t/m 24-02-2017

Intitulé

Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat door Provinciale Staten bij de behandeling van de voorjaarsnota 2012 besloten is om voor de periode 2013-2016 € 6 miljoen in te zetten voor de versterking van de infrastructuur professionele kunsten;

Overwegende dat de Provincie en het Brabants kenniscentrum voor kunst en cultuur zijn overeengekomen de voorheen voor verdeelsubsidies beschikbare middelen voor de periode 2013-2016 toe te voegen aan de door Provinciale Staten beschikbaar gestelde voorjaarsnotagelden;

Overwegende dat een en ander heeft geresulteerd in de formulering van een impulsgeldenprogramma dat beoogt de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te vernieuwen door te sturen op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte oriëntatie, nieuwe allianties binnen en buiten de culturele sector en een grotere zichtbaarheid;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ABC commissie: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187 van 26 juni 2014);

  • c.

     bkkc: Brabants kenniscentrum kunst en cultuur;

  • d.

    crowdfunding: aanvullende financiering door particulieren of bedrijven;

  • e.

    Cultuur-Ondernemen: stichting die ondernemerschap stimuleert bij culturele instellingen en kunstenaars door middel van het verstrekken van cultuurleningen;

  • f.

    culturele infrastructuur: culturele voorzieningen, de gebruikers daarvan en de lijnen die hiertussen ontwikkeld worden;

  • g.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • h.

    jury: door bkkc ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen en buiten het culturele veld;

  • i.

    professionele maker: natuurlijke persoon die maker is van kunst en zich professioneel manifesteert, blijkend uit het curriculum vitae en documentatie.

Artikel 1.2 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      geldbedrag;

    • b.

      lening;

    • c.

      garantstelling.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de versterking van de culturele infrastructuur en die betrekking hebben op ten minste een van de volgende gebieden:

  • a.

    beeldcultuur;

  • b.

    collectieve marketing;

  • c.

    coproductie;

  • d.

    dans;

  • e.

    omgevingskwaliteit;

  • f.

    talentontwikkeling.

Artikel 1.3a Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

     indien het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening en indien de subsidieaanvrager door de subsidieverlening het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000, voor ondernemingen over een periode van drie belastingjaren, overschrijdt.

Artikel 1.4 Subsidiabele kosten algemeen

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.5 Niet subsidiabele kosten algemeen

In afwijking van artikel 1.4 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.6 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016.

Artikel 1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.3:

  • a.

    onder a, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.150.000;

  • b.

    onder b, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 465.000;

  • c.

    onder c, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.550.000;

  • d.

    onder d, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 600.000;

  • e.

    onder e, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 750.000;

  • f.

    onder f, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.950.000.

Artikel 1.8 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.9 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in deze regeling voor advies voor aan de ABC commissie.

Artikel 1.10 Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt, waarin ten minste afspraken worden vastgelegd over bevoorschotting, tegenprestaties en overleg.

  • 2 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt indien er sprake is van een subsidie in de vorm van een lening ten minste een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger algemeen

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2 Bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.12 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 1.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Bij subsidies tot € 25.000 wordt het voorschot in een keer betaald.

  • 3 Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4 Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de uitvoeringsovereenkomst worden bepaald.

  • 5 Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag voor subsidies als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder c.

Artikel 1.13a Subsidievaststelling

  • 1  Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening worden, in afwijking van de artikelen 13, 20 en 21 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, subsidies tot € 125.000 vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2  Op de subsidies, bedoeld in het eerste lid, is artikel 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het tweede lid, onder b, en het vijfde lid, onder a, onderdeel 2° en onder b.

§ 2 Kennisvouchers

Artikel 2.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 2.2 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het opdoen van kennis;

    • b.

      het project draagt bij aan de versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager;

    • c.

      aan de aanvraag liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

      • 3°.

        een offerte van een trainer of coach die gespecialiseerd is in cultureel ondernemerschap.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft een toegevoegde waarde om de doelstellingen van een project, waarvoor subsidie is verleend als bedoeld in paragraaf 3 of paragraaf 4, te versterken en aanvullende kansen te bieden;

    • b.

      het project wordt gebruikt ter voorbereiding van een aanvraag als bedoeld in paragraaf 3 en draagt bij aan de kwaliteit van de aanvraag.

Artikel 2.3 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 2.2, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten.

§ 3 Impulsgelden

Artikel 3.1 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      professionele makers;

    • b.

      gemeenten;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan een impuls van de Brabantse cultuursector en beoogt een duurzame versterking;

  • b.

    het project versterkt het maatschappelijk draagvlak voor cultuur;

  • c.

    het project leidt tot het verminderen van financiële afhankelijkheid van de provincie;

  • d.

    bij het project is sprake van samenwerking en zo mogelijk een verbinding met een domein buiten de culturele sector;

  • e.

    de artistieke kwaliteit is binnen het project gewaarborgd;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en toelichting;

    • 3°.

      een positief advies van de jury.

Artikel 3.3 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 3.2, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd artikel 1.11 heeft de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting dat de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk worden gemaakt voor derden.

§ 4 Leningen

Artikel 4.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 4.1a Subsidievorm

In afwijking van artikel 1.2, tweede lid, worden subsidies op grond van deze paragraaf alleen verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 4.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project levert een bijdrage aan de Brabantse culturele sector;

  • b.

    het project ondersteunt de bedrijfseconomische activiteiten van de aanvrager in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;

  • c.

    de aanvrager legt een positief kredietadvies van Cultuur-Ondernemen over;

  • d.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting.

Artikel 4.3 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.4 en onverminderd artikel 1.5 komen de kosten die het karakter hebben van inkomensondersteuning niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.4 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 4.2, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

§ 5 Crowdfunding

Artikel 5.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 5.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project levert een bijdrage aan de Brabantse culturele sector;

  • b.

    het project is gericht op crowdfunding;

  • c.

    de crowdfunding wordt verkregen via een daarvoor bestemd crowdfunding platform;

  • d.

    de aanvrager verkrijgt 70% van het bedrag waarvoor crowdfunding gezocht wordt via het gekozen crowdfunding platform;

  • e.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting.

Artikel 5.3 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 5.2 bedraagt 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

  • 2 Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 13 mei 2014
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger