Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregel Natuurbeschermingswet 1998 beregenen uit grondwater

Geldend van 30-07-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregel Natuurbeschermingswet 1998 beregenen uit grondwater

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet bevoegd zijn om vergunningen te verlenen voor het verrichten van bepaalde handelingen in beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden;

Overwegende dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel, de Brabantse terreinbeherende instanties en natuurorganisaties en de Brabantse land- en tuinbouwsector, vertegenwoordigd door Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie op 31 januari 2014 de “intentieovereenkomst beregenen uit grondwater” hebben ondertekend, die meer flexibiliteit voorstaat in het beregeningsbeleid waar dit niet ten koste gaat van het behoud en herstel van grondwaterafhankelijke natuurwaarden in Natura 2000-gebieden;

Overwegende dat het nieuwe beregeningsbeleid uitgaat van beschermingszones rond Natura-2000 gebieden waarbinnen een stand-stillbeleid ten aanzien van beregening van kracht blijft terwijl buiten deze zones het beleid voor beregenen flexibeler zal worden;

Overwegende dat om flexibeler te mogen beregenen voorafgaand waterconserverende of waterbesparende maatregelen zijn getroffen, die zijn vastgelegd in een bedrijfswaterplan;

Overwegende dat dit resulteert in een vergunningenbeleid op basis van artikel 6.4 van de Waterwet, nader uitgewerkt in de keur van de waterschappen en de daarbij behorende beleidsregels en algemene regels;

Overwegende dat de Brabantse waterschappen, in een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998, de mogelijke effecten van dit nieuwe vergunningenbeleid op de eco-hydrologische instandhoudingsdoelen van de desbetreffende Natura 2000-gebieden hebben beoordeeld;

Overwegende dat de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta, na belanghebbenden volgens de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid te hebben gesteld hun zienswijze op de beleidsvoornemens en de daaraan ten grondslag liggende stukken kenbaar te maken, krachtens de keur d.d. 6 juni 2014 van het waterschap Aa en Maas en de keur van waterschap Brabantse Delta d.d. 11 juni 2014 respectievelijk de daarbij behorende algemene regels d.d. 10 juni 2014 van waterschap Aa en de algemene regels van het waterschap Brabantse Delta d.d. 17 juni 2014 het nieuwe beregeningsbeleid hebben vastgesteld; Overwegende dat hiermee is voldaan aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat de resultaten van de passende beoordeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten kunnen dienen als toetsingskader voor de Natuurbeschermingswet 1998, waar het gaat om het uitsluiten van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van het nieuwe beregeningsbeleid;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de wens hebben om, ten aanzien van de vergunningplicht op grond van artikel 16 en 19b van de Natuurbeschermingswet 1998, op uniforme wijze om te gaan met agrarische beregening uit grondwater en besloten hebben dit vast te leggen in onderhavige beleidsregel;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

     agrarische beregening: onttrekking van grondwater voor de beregening van grasland, akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt;

  • b.

     bedrijfswaterplan: plan van waterconserverende of waterbesparende maatregelen dat is opgesteld door de houder van een onttrekkingsinrichting overeenkomstig een door het bestuur van het waterschap vastgesteld model;

  • c.

     beschermingszone: invloedsgebieden Natura 2000 die als zodanig zijn aangewezen krachtens de keur van het waterschap als ook de Beschermde gebieden waterhuishouding en de Attentiegebieden Natte natuurparels zoals aangewezen in de Verordening water Noord-Brabant;

  • d.

     Natuurbeschermingswet: Natuurbeschermingswet 1998;

  • e.

     waterschap: waterschap Aa en Maas en waterschap Brabantse Delta.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1  Deze beleidsregel is van toepassing op de artikelen 16 of 19d van de Natuurbeschermingswet, die betrekking hebben op het inrichten, in stand houden, veranderen of in bedrijf hebben van onttrekkingsinrichtingen van grondwater voor agrarische beregeningen.

  • 2  Deze beleidsregel is niet van toepassing op agrarische beregeningen:

    • a.

       waarvoor op het moment van in werking treden van deze beleidsregel reeds een vergunning als bedoeld in de artikelen 16 of 19d van de Natuurbeschermingswet is verleend;

    • b.

       die zijn toegestaan krachtens een omgevingsvergunning, die met toepassing van hoofdstuk IX van de Natuurbeschermingswet is verleend.

Artikel 3 Vereisten agrarische beregeningen

  • 1  Voor het onderdeel agrarische beregening, bedoeld in de artikelen 16 of 19d van de Natuurbeschermingswet, geldt geen vergunningplicht indien:

    • a.

       er geen significant negatief effect op een Natura2000-gebied wordt veroorzaakt; of,

    • b.

       de wezenlijke kenmerken van een beschermd natuurmonument niet worden aangetast.

  • 2  Gedeputeerde Staten zijn van oordeel dat er wordt geacht te zijn voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, indien er wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de onttrekkingsinrichting ligt binnen de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de onttrekkingsinrichting ligt binnen het beheersgebied van het waterschap;

    • c.

       de onttrekkingsinrichting ligt buiten de beschermingszones;

    • d.

       de onttrekkingsinrichting heeft een maximale pompcapaciteit van 70 m3 per uur als het gaat om de beregening van grasland en van 100 m3 per uur als het gaat om de beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en de vollegrond boomteelt;

    • e.

       er is niet meer dan 1 put per vijf hectare aanwezig;

    • f.

       de putten zijn niet dieper dan in de gebiedsaanwijzing overeenkomstig de toepasselijke algemene regels krachtens de keur van het waterschap;

    • g.

       de houder van de inrichting beschikt over een bedrijfswaterplan overeenkomstig de toepasselijke algemene regels krachtens de keur van het waterschap en de in dit plan opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd;

    • h.

       het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor het agrarisch beregeningsdoel overeenkomstig de waterregelgeving;

    • i.

       er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het beoogde gebruik.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Natuurbeschermingswet 1998 beregenen uit grondwater.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 1 juli 2014
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 

Algemene toelichting

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel streven naar een nieuw en flexibeler beleid voor agrarische beregeningen. Een flexibeler en meer gebiedsgedifferentieerd beleid sluit beter aan bij zowel de uitgangspunten van landbouworganisaties als die van natuurorganisaties. Ook kan daarmee de grondwatervoorraad beter beschermd worden. De waterschappen hebben met de Zuidelijke Land- en Tuinorganisatie, de Brabantse Milieu Federatie en de terreinbeheerders op 31 januari 2014 een intentieovereenkomst getekend waarin de uitgangspunten van het beleid zijn bekrachtigd. De waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta hebben inmiddels de hiervoor bedoelde regelgeving vastgesteld. Om de Natura 2000-gebieden voldoende te beschermen zijn robuuste beschermingzones rondom Natura 20000 opgesteld. Het beheergebied van het waterschap De Dommel is voorlopig uitgezonderd in deze beleidsregel omdat Waterschap De Dommel nog geen beschermingszones zoals in deze beleidsregel bedoeld heeft aangewezen.

Er zijn meerdere Natura 2000- gebieden en beschermde natuurmonumenten aanwezig in de provincie Noord-Brabant en aangrenzende provincies alsook in België. Per gebied zijn door het Rijk instandhoudingsdoelen vastgesteld. Bij deze instandhoudingsdoelen gaat het om behoud of uitbreiding van de omvang en verbetering van de kwaliteit van habitattypen en het leefgebied van soorten en broedvogels. In veel Natura 2000-gebieden in de provincie Noord-Brabant is de grondwaterstand een belangrijke randvoorwaarde voor de instandhoudingsdoelen. Daarom hebben de Brabantse waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta een passende beoordeling opgesteld waarin de mogelijke significant negatieve effecten van het nieuwe beregeningsbeleid op de Natura 2000-gebieden zijn beoordeeld.

Rond de Natura 2000 gebieden in de provincie Noord-Brabant zijn robuuste beschermingszones gesitueerd. Deze bieden bescherming aan de Natura 2000 gebieden. De grenzen van de beschermingszones zijn getrokken op basis van een worst-case scenario aan de hand van de meteorologische gegevens over langere termijn en daaruit de extremen en maximaal toelaatbare daling van stijghoogten of fluxen. Buiten deze begrenzingen kunnen de mogelijkheden van het nieuwe, meer flexibele beregeningsbeleid worden benut. Binnen de zones blijft het oorspronkelijke beleid van de waterschappen, te weten geen nieuwe onttrekkingen en verplaatsingen, urenverbod en voorjaarsverbod grasland, van kracht. Buiten deze zones kan meer flexibel beregend worden mits voorafgaand waterbesparende maatregelen zijn getroffen, vastgelegd in een bedrijfswaterplan en de randvoorwaarden in de algemene regels op basis van de keuren worden nageleefd. De flexibiliteit die momenteel vanuit de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta wordt geboden bestaat hoofdzakelijk uit het: - opheffen van het voorjaarsverbod voor wat betreft de beregening van grasland in de maanden april en mei en opheffing van het urenverbod, namelijk geen beregening van grasland in de maanden juni en juli tussen 11.00 en 17.00 uur; - toestaan van nieuwe onttrekkingen van grondwater en het verplaatsen van bestaande onttrekkingsputten.

Met de beschermingzones en de voorwaarden aan het beleid zijn significant negatieve effecten op Natura 2000-instandhoudingsdoelen uitgesloten. Daarom kunnen de beschermingszones en voorwaarden van het waterschapsbeleid ook dienen als basis voor de besluitvorming in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onderdeel e Waterschap Binnen het beheersgebied van het waterschap de Dommel geldt het oorspronkelijke beleid nog, te weten geen nieuwe onttrekkingen en verplaatsingen, urenverbod en voorjaarsverbod grasland. De regels uit deze beleidsregel zijn daarmee niet van toepassing op het beheersgebied van waterschap de Dommel.

Artikel 2 Toepassingsbereik De voorschriften en beperkingen vanuit andere wettelijke kaders, al dan niet door of vanwege het waterschap gesteld, blijven naast deze beleidsregel onverkort van toepassing. Daarom wordt het toetsingskader waarvoor de beleidsregel relevant is vermeld in de tekst van artikel 2.

Artikel 3 Vereisten agrarische beregeningen Het nieuwe beregeningsbeleid is tot stand gekomen op basis van een passende beoordeling, dit om te bereiken dat ook aan de eisen van de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden voldaan. Als een passende beoordeling is opgesteld volgens de eisen die daaraan vanuit het kader van de Natuurbeschermingswet worden gesteld is het vervolgens redelijk dat de provincie het flexibele beregeningsbeleid faciliteert met deze beleidsregel. Met deze beleidsregel is het aanvragen van afzonderlijke vergunningen op basis van artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet voor degenen die van het flexibele beleid gebruik willen maken niet nodig, voor zover de agrarische beregening blijft binnen de randvoorwaarden van de algemene regels krachtens de keuren van de waterschappen en deze beleidsregel. Deze onttrekkingen worden op grond van de passende beoordeling gekarakteriseerd als ‘niet Nbwet-vergunningplichtig’. Er is derhalve geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter

de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

mw. ir. A.M. Burger