Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van het rioolrecht Havenschap Moerdijk 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van het rioolrecht Havenschap Moerdijk 2015

DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET HAVENSCHAP MOERDIJK;

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING HAVENSCHAP MOERDIJK 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder::

  • riolering: de riolering van het Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water begrepen, voor zover gelegen binnen het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk;

  • afvalwater: water en stoffen die worden afgevoerd via de riolering van het Havenschap Moerdijk;

  • eigendom: een roerende of een onroerende zaak;

  • verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft;

  • beheersgebied: het gebied zoals omschreven in artikel 3 van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997 en laatstelijk gewijzigd op 20 september 2013, en aangegeven op de bij die Gemeenschappelijke Regeling behorende kaart.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1 Onder de naam “rioolheffing” wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de riolering van het Havenschap Moerdijk wordt afgevoerd.

  • 2 Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens zakelijk recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

  • 3 Geen rioolheffing ingevolge deze verordening wordt geheven van een eigendom in gebruik bij het Havenschap Moerdijk.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1 De heffing als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd en naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2 Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4 De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd en/of opgepompt water, verminderd met de hoeveelheid water dat niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De heffing als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4 Belastingbedragen tot € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 2 Indien een bestuurlijke boet is opgelegd, dan is deze invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Verhouding tot provinciale en gemeentelijke verordeningen

Verordeningen van de provincie Noord-Brabant of de gemeente Moerdijk die hetzelfde onderwerp regelen als de onderhavige verordening houden op te gelden voor zover deze verordeningen tevens van toepassing zijn op het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk.

Artikel 12 Toewijzen van bevoegdheden

  • 1 Met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde heffing gelden de bevoegdheden en de verplichtingen van de in artikel 227a, lid 2 Provinciewet vermelde functionarissen, voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:

    • a.

      het college van gedeputeerde staten: het dagelijks bestuur van het Havenschap Moerdijk;

    • b.

      de provincieambtenaar, belast met de heffing van provinciale belastingen: de ambtenaar van het Havenschap Moerdijk belast met de heffing van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • c.

      de provincieambtenaar, belast met de invordering van provinciale belastingen: de ambtenaar van het Havenschap Moerdijk belast met de invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • d.

      de provincieambtenaren belast met de heffing of de invordering van provinciale belastingen: de ambtenaren van het Havenschap Moerdijk belast met de heffing of invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing;

    • e.

      de als belastingdeurwaarder aangewezen provincieambtenaar: de daartoe aangewezen ambtenaar van het Havenschap Moerdijk;

    • f.

      de provinciale staten: de Raad van Bestuur van het Havenschap Moerdijk.

  • 2 De aangewezen ambtenaren als bedoeld in lid 1 belast met de heffing of de invordering van de in artikel 2 bedoelde heffing, kunnen hun bevoegdheden ter zake krachtens mandaat overdragen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1 De 'Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2015 hebben voorgedaan.

  • 2 De 'Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2014 hebben voorgedaan.

  • 3 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 4 De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.

Artikel 14 Citeertitel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2015".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van Bestuur van 18 december 2014.
DE RAAD VAN BESTUUR VOORNOEMD,
de secretaris F.J. van den Oever
de voorzitter Y.C.M.G. de Boer

Bijlage

Bijlage bij de Verordening Rioolheffing Havenschap Moerdijk 2015

Tarieventabel rioolheffing Havenschap Moerdijk

Toelichting bij de Verordening Rioolheffing Havenschap Moerdijk 2015

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2005 wordt door Havenschap Moerdijk een rioolheffing geheven, die een grondslag heeft in de Verordening op de heffing en de invordering rioolheffing. De invoering van deze rioolheffing is ingegeven door het gegeven voor Havenschap Moerdijk een bekostigingsgrondslag te creëren voor het onderhoud en de vervanging van het rioolstelsel dat op het terrein van Havenschap Moerdijk is gelegen. De rioolheffing wordt gebaseerd op het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom direct of indirect wordt afgevoerd op het rioolstelsel van het Havenschap Moerdijk.

Artikelsgewijs

Daar waar sprake is van een verschil ten opzichte van de Verordening Rioolrecht 2014 wordt dit per artikellid aangegeven.

Artikel 1 Met het opnemen van begripsomschrijvingen wordt beoogd de eenvoud en de leesbaarheid van de verordening te bevorderen.

In het eerste onderdeel is aangegeven dat onder de riolering van het Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water wordt begrepen. Van ‘voor de openbare dienst bestemd' is sprake indien de bezittingen, werken of inrichtingen van het Havenschap Moerdijk strekken ten algemenen nutte. Zowel van de rioolbuizen als van het oppervlaktewater kan dat worden gezegd. Het oppervlaktewater zal veelal tevens een andere bestemming hebben, zoals die van openbare waterweg, vaarweg of afwateringskanaal. Ook in die gevallen is het gebruik van het openbare water voor rioleringsdoeleinden een gebruik overeenkomstig de bestemming.

In het tweede onderdeel is aangegeven wat voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder afvalwater. Het begrip afvalwater is zo ruim dat alle stoffen die via de riolering worden afgevoerd daarmee onder de heffing gebracht kunnen worden.

In het derde onderdeel is aangegeven dat onder eigendom wordt verstaan een roerende of een onroerende zaak. In de fiscale wetgeving wordt met het begrip eigendom nogal eens onroerende zaak bedoeld. De verordening beoogt echter ook roerende eigendommen die op de riolering van Havenschap Moerdijk zijn aangesloten in de heffing te betrekken. Bij roerende eigendommen die op de riolering van Havenschap Moerdijk zijn aangesloten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan caravans, woonboten.

In het vierde onderdeel is aangegeven wat onder ‘verbruiksperiode’ moet worden verstaan. De uit de afrekening blijkende hoeveelheid van het waterleidingbedrijf afgenomen en het opgepompte water is van belang voor de vaststelling van de afgevoerde hoeveelheid afvalwater, waarvoor in artikel 4, tweede lid, regels zijn gegeven.

In het vijfde onderdeel is aangegeven wat onder beheersgebied moet worden verstaan. Dit betreft het beheersgebied van het Havenschap. Hier wordt dan ook verwezen naar de tekening die is gevoegd bij de laatste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk op 20 september 2013 bij besluit van Provinciale Staten van Noord-Brabant met nummer 160/13.

Artikel 2 In dit onderdeel gaat het om de heffing die wordt geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van of werken of inrichtingen die bij het Havenschap Moerdijk in gebruik zijn. De heffing wordt geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit direct of indirect op de riolering van het Havenschap Moerdijk wordt geloosd. De heffing heeft een juridische basis in artikel 10 (zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Raad van Bestuur van 8 juli 2004) van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk en artikel 223 van de Provinciewet.

Eerste lid Van de gebruiker van het eigendom wordt een heffing geheven wegens het afvoeren van afvalwater vanuit het eigendom op de riolering van Havenschap Moerdijk. De woorden 'direct of indirect' zijn om redenen van duidelijkheid opgenomen. Het direct of indirect afvoeren van afvalwater hangt samen met het direct of indirect aangesloten zijn van het eigendom op de riolering van Havenschap Moerdijk.

Tweede lid In het tweede lid is geregeld wie als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht moet worden aangemerkt indien het eigendom een onroerende zaak is.

Artikel 3 In dit artikel is bepaald dat, indien gedeelten van een eigendom zelfstandig kunnen worden gebruikt, de rechten ter zake van ieder afzonderlijk gedeelte worden geheven. Bedoeld worden dan gedeelten die ieder als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt. Wanneer dergelijke gedeelten, die naar indeling zijn bestemd om ieder als afzonderlijk geheel te worden gebruikt toch gezamenlijk als één geheel worden gebruikt, dan wordt de heffing ter zake van de gezamenlijke gedeelten geheven, waarbij die gezamenlijke gedeelten dan als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Eerste lid Deze afgevoerde hoeveelheid afvalwater wordt gesteld op de hoeveelheid water die in een bepaalde periode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. De hoeveelheid water wordt uitgedrukt in kubieke meters. Het begrip 'toevoeren' dient ruim te worden opgevat. Ook hemelwater valt onder dit begrip.

Tweede lid Behalve door toevoer van water kan het eigendom ook van water worden voorzien door het oppompen van water. De hoeveelheid opgepompt water kan worden berekend aan de hand van de gegevens van de pompinstallatie, waarover in het derde lid nog een bepaling is opgenomen. Als periode waarover de hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water bepalend is voor de afgevoerde hoeveelheid afvalwater geldt de periode voorafgaande aan het belastingjaar.

Tevens is in dit artikellid een herleidingmogelijkheid opgenomen. Deze herleiding dient er toe om vast te kunnen stellen hoeveel water naar een eigendom is toegevoerd of is opgepompt in een periode van twaalf maanden indien de verbruiksperiode niet gelijk is aan twaalf maanden. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend.

Derde lid Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Grondwaterwet (Stb. 1981, 392), is degene die grondwater onttrekt verplicht de hoeveelheid onttrokken grondwater te meten en daarvan aantekening te houden. Daarmee is een deel van de hoeveelheid opgepompt water bekend en kunnen deze gegevens mede worden gebruikt voor de berekening van de hoeveelheid afgevoerd water. Tevens kan water worden opgepompt waarop of wel het bepaalde in artikel 11 van de Grondwaterwet niet van toepassing is (bijvoorbeeld bij het oppompen van oppervlaktewater), of wel de in dat artikel verplicht gestelde meting niet wordt uitgevoerd.

Voor die gevallen is artikel 4, derde lid van de verordening geschreven. In een dergelijke situatie kan de hoeveelheid opgepompt water worden berekend aan de hand van een watermeter of een bedrijfsurenteller.

Vierde lid Indien de belastingplichtige niet al het toegevoerde of opgepompte water als afvalwater afvoert op de riolering van Havenschap Moerdijk, dient de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid in mindering gebracht te worden op de in het derde lid berekende hoeveelheid. Het gaat in dit artikellid om berekenbare hoeveelheden die op andere wijze worden afgevoerd. Hierbij kan het met name gaan om waterverwerkende industrieën (bierbrouwerij, limonadefabriek) of afvoer van water op niet openbaar water. Tevens kan zich de situatie voordoen dat water wordt geïnfiltreerd. In dat geval geldt ook de verplichting dat deze hoeveelheid dient te worden gemeten en dat daarvan aantekening wordt gehouden (artikel 11, tweede lid, van de Grondwaterwet).

Artikel 5 Het belastingjaar loopt gelijk met het kalenderjaar. Hiervoor is met name gekozen omdat het heffen van de heffing dat van de eigenaar of (andere) gebruiker wordt geheven gekoppeld is aan de rechtstoestand aan het begin van het belastingjaar. Indien belastingjaar en kalenderjaar samenvallen, is de toestand op 1 januari van belang.

Artikel 6 De wijze van heffing van de rioolheffing is in deze verordening bepaald op heffing bij wege van aanslag.

Artikel 7 Eerste lid In het eerste lid is de heffing verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of het begin van de belastingplicht.

Tweede en derde lid In de leden twee en drie zijn regels gegeven indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt. Er dient een tijdsevenredige herleiding plaats te vinden, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend. Op deze wijze wordt bereikt dat iedere gebruiker voor de door hem afgevoerde hoeveelheid afvalwater in de heffing wordt betrokken.

Artikel 7 lid 3 in Verordening 2014

Artikel 7 lid 3 in Verordening 2015

Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Vierde lid In dit lid wordt aangegeven dat een belastingaanslag lager dan € 10,00 niet zal worden geheven. Ingeval van verenigde aanslagen op één aanslagbiljet (de aanslagen worden gecombineerd) en zal de ondergrens van € 10,00 daarop ook van toepassing zijn.

Artikel 8 In deze verordening is geopteerd voor betaaltermijnen die aansluiten bij de door de Belastingsamenwerking West-Brabant gehanteerde betaaltermijnen voor de aanslagen gemeentelijke- en waterschapsbelastingen.

Artikel 8 lid 1 in Verordening 2014

Artikel 8 lid 1 in Verordening 2015

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

Artikel 8 lid 2 in Verordening 2014

Artikel 8 lid 2 in Verordening 2015

Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

Indien een bestuurlijke boete is opgelegd, dan is deze invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

Artikel 9 In dit artikel is de mogelijkheid gegeven voor het Dagelijks Bestuur – indien daar noodzaak voor is - om nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

Artikel 10 Van de kwijtscheldingsbevoegdheid voor de rioolheffing wordt geen gebruik gemaakt.

Artikel 11 Dit artikel regelt de verhouding tussen de bovenstaande verordening en overige provinciale en gemeentelijke verordeningen die hetzelfde onderwerp regelen.

Artikel 12 Dit artikel regelt de toewijzing van bevoegdheden en de verplichtingen van de in artikel 227a, lid 2 Provinciewet vermelde functionarissen, voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen.

Artikel 13 Eerste, tweede en derde lid Bekendmaking van deze verordening geschiedt door middel van publicatie. De dag na die van de bekendmaking treedt de verordening in werking. .

Daarnaast worden in deze Verordening 2015 de Verordening Rioolrecht 2014 en de Verordening Rioolheffing 2013 ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor respectievelijk 1 januari 2015 en 1 januari 2014 hebben voorgedaan.

Artikel 13 in Verordening 2014

Artikel 13 in Verordening 2015

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2014.

3.Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014".

1. De 'Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2015 hebben voorgedaan.

2. De 'Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2014 hebben voorgedaan.

3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

4. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.

Tarieventabel De tarieven worden met 1,25% verhoogd. Schematisch ziet deze verhoging er als volgt uit:

Tarieven 2014

1

De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per belastingjaar:

€ 390,00

1.1.

voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500 m3

€ 780,00

1.2

voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van 501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1 vermelde bedrag verhoogd met

€ 780,00

1.3

voor de afgevoerde hoeveelheid afvalwater vanaf 1.001 m3 de som van de onder 1.1 en 1.2 vermelde bedragen verhoogd met een bedrag per m3 boven de 1.000 m3.

€ 0,83

Tarieven 2015

1

De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per belastingjaar:

€ 395,00

1.1.

voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500 m3

€ 790,00

1.2

voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van 501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1 vermelde bedrag verhoogd met

€ 790,00

De Raad van Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk ,

de secretaris

de voorzitter

F.J. van den Oever

Y.C.M.G. de Boer