Regeling vervallen per 01-01-2016

Regeling mobiliteit personeel Noord-Brabant 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Regeling mobiliteit personeel Noord-Brabant 2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel C.15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Gezien de in het Georganiseerde overleg tijdens de overlegvergadering van 20 mei 2015 bereikte instemming;

Overwegende dat de provincie Noord-Brabant zich wil ontwikkelen tot een flexibele, ondernemende opgaven gestuurde organisatie met een passende inzet van mensen, zowel in aantal als met de juiste competenties;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in dat kader op 16 december 2014 hebben besloten tot een aantal mobiliteitsbevorderende maatregelen op vrijwillige basis, waaronder de maatregel waarbij medewerkers een eenmalige vergoeding ontvangen bij ontslag op eigen verzoek;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten derhalve medewerkers wensen te stimuleren ontslag op eigen verzoek te nemen, zodat de mobiliteit binnen de provinciale organisatie wordt bevorderd.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AOW-gerechtigde leeftijd: leeftijd als bedoeld in artikel B.11, eerste lid, van de CAP;

  • b.

    bezoldiging: bezoldiging als bedoeld in artikel A.1, eerste lid, onder e, van de CAP, met inbegrip van het Individueel keuzebudget (IKB), bedoeld in artikel C.17, eerste tot en met derde lid, van de CAP;

  • c.

    CAP: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • d.

    deelnemer: deelnemer aan deze regeling;

  • e.

    dienstjaren: jaren dat een medewerker al dan niet aaneensluitend in dienst is geweest van de provincie Noord-Brabant;

  • f.

    flankerend beleid: beleid dat bedoeld is om de medewerker te ondersteunen in het realiseren van een overstap naar een externe functie of zelfstandige beroepsuitoefening;

  • g.

    IKB: individueel keuzebudget als bedoeld in hoofdstuk c, paragraaf 5, van de CAP;

  • h.

    individuele werkafspraken: afspraken die zijn overeengekomen en vastgelegd tijdens het planningsgesprek;

  • i.

    leidinggevende: degene die krachtens mandaat bevoegd is tot het nemen van besluiten jegens de werknemer met betrekking tot personele zaken;

  • j.

    medewerker: medewerker van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 2 Doelgroep

Een verzoek kan worden ingediend door de medewerker met een aanstelling voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Regeling vertrekvergoeding

  • 1 Medewerkers kunnen verzoeken om vrijwillig uit dienst te treden door middel van een ontslag op aanvraag als bedoeld in artikel B.9, onder a, van de CAP, waartegenover zij recht hebben op:

    • a.

      een eenmalige bruto vergoeding als eenmalige uitkering;

    • b.

      een eenmalige bruto vergoeding die wordt ingezet voor vrijstelling van werkzaamheden;

    • c.

      een combinatie van de onderdelen, onder a en b; of,

    • d.

      een vergoeding als bedoeld onder a, in combinatie met een vorm van flankerend beleid.

  • 2 Artikel 16 van de Regeling Sociaal Kaderplan Noord-Brabant 2010 is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid, onder d.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Het verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geweigerd indien de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Artikel 5 Vereisten

Om voor de vergoeding in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de medewerker heeft een aanstelling voor onbepaalde tijd;

  • b.

    het ontslag betreft de volledige arbeidsduur;

  • c.

    de ingangsdatum van het ontslag is gelegen voor 1 januari 2016;

  • d.

    de aangevraagde vrijstelling van werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en c, eindigt voor 1 januari 2016.

Artikel 6 Vereisten verzoek

Een verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    verzoeken worden ingediend bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    verzoeken worden ingediend voor de eerste dag van de maand voorafgaand aan de ingangsmaand die de medewerker in zijn verzoek heeft aangegeven;

  • c.

    verzoeken worden ingediend voor 1 oktober 2015;

Artikel 7 Hoogte vergoeding

  • 1 De vergoeding is afhankelijk van het aantal dienstjaren en betreft een aantal maal de bruto bezoldiging per maand overeenkomstig de volgende staffel:

    • a.

      0 maal de bruto bezoldiging per maand bij 0 tot en met 2 dienstjaren;

    • b.

      2 maal de bruto bezoldiging per maand bij 3 tot en met 5 dienstjaren;

    • c.

      4 maal de bruto bezoldiging per maand bij 6 tot en met 10 dienstjaren;

    • d.

      6 maal de bruto bezoldiging per maand bij 11 tot en met 15 dienstjaren;

    • e.

      8 maal de bruto bezoldiging per maand bij 16 tot en met 20 dienstjaren;

    • f.

      10 maal de bruto bezoldiging per maand bij 21 tot en met 25 dienstjaren;

    • g.

      12 maal de bruto bezoldiging per maand bij meer dan 25 dienstjaren.

  • 2 Aan het ontslag op aanvraag en de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is geen recht verbonden op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, ten laste van de provincie Noord-Brabant.

  • 3 Medewerkers die op het moment van deelname aan deze regeling de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien de periode tussen deelname aan deze regeling en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd korter is dan twee jaar, zal de bruto vergoeding, bedoeld in het eerste lid, naar rato worden toegekend.

  • 5 Verlofuren die de medewerker niet meer kan opnemen voor 1 januari 2016, worden uitbetaald en toegevoegd aan de bruto vergoeding.

  • 6 Naast de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten ook een vorm van flankerend beleid toepassen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d.

Artikel 8 Beschikking

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen binnen een termijn van 4 weken op het verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2 Het verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingewilligd onder de ontbindende voorwaarde dat de medewerker geen aanvraag indient als bedoeld in artikel 22 van de Werkloosheidswet.

  • 3 De ontbindende voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, is van kracht tot het moment dat:

    • a.

      de medewerker een andere dienstbetrekking heeft gevonden, waarbinnen hij een nieuw recht op uitkering ingevolge de Werkloosheidswet heeft opgebouwd;

    • b.

      de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

  • 4 De beschikking en de rechtsgevolgen, bedoeld in het eerste lid, gaan in op:

    • a.

      de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin Gedeputeerde Staten de beschikking hebben genomen;

    • b.

      de eerste dag van de maand die de medewerker in zijn verzoek heeft aangegeven, met dien verstande dat deze datum nooit voor de datum, bedoeld onder a, kan liggen.

  • 5 In afwijking van artikel B.10, tweede lid, van de CAP, kunnen Gedeputeerde Staten in overleg met de medewerker bepalen dat de ingangsdatum van het ontslag is gelegen buiten de periode van drie maanden, indien:

    • a.

      de medewerker dat specifiek heeft verzocht; of,

    • b.

      er sprake is van zwaarwegende dienstbelangen;

Artikel 9 Verplichtingen

De deelnemer heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de deelnemer overlegt, voor indiening van het verzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met zijn leidinggevende;

  • b.

    de deelnemer maakt geen aanspraak op een terugkeergarantie;

  • c.

    de deelnemer maakt met zijn leidinggevende individuele werkafspraken over de opname van opgebouwd verlof;

  • d.

    de deelnemer neemt opgebouwd verlof voorafgaand aan de datum van uitdiensttreding op, voor zover daarmee de datum van uitdiensttreding niet zal liggen op of na 1 januari 2016.

Artikel 10 Evaluatie

Gedeputeerde Staten onderzoeken na 1 oktober 2015 de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mobiliteit personeel Noord-Brabant 2015.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 2 juni 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd, 
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 

Toelichting behorende bij de Regeling vertrek personeel Noord-Brabant 2015

Algemeen

Doel De regeling houdt in dat de medewerker die in de periode tot 1 oktober 2015 aangeeft vrijwillig uit dienst te treden door middel van een ontslag op eigen verzoek, welk ontslag in moet gaan voor 1 januari 2016, in ruil daarvoor een éénmalige bruto vergoeding ontvangt. Uitdrukkelijk vereiste om gebruik te maken van deze mobiliteitsbevorderende maatregel is dat de aanstelling met de medewerker voor 1 januari 2016 of zo veel eerder als overeengekomen, volledig, dat wil zeggen honderd procent eindigt.

Pensioenopbouw De pensioenopbouw eindigt met ingang van de datum van het ontslag, maar in elk geval voor 1 januari 2016

Artikelsgewijs

Artikel 3 Regeling vertrekvergoeding

Eerste lid Keuze De provincie laat het vanzelfsprekend aan de medewerker over waarvoor hij de eenmalige uitkering wil gebruiken, mits de keuze niet in strijd is met fiscale regels en niet tot kostenverhoging voor de provincie leidt. Medewerkers kunnen dus naar gelang behoefte en mogelijkheden een keuze maken uit de aangeboden opties.Onder a Eenmalige uitkering Fiscaal kan het soms minder interessant zijn voor medewerkers om de vergoeding eenmalig te laten uitkeren. Bovendien loopt de pensioenopbouw, inclusief de premieafdracht alleen nog door bij optie b. Ook de deelnemer die ervoor kiest om zijn levensloop of verlofsaldo-restanten in te zetten voorafgaand aan de ingangsdatum van ontslag, komt voor de vergoeding in aanmerking, mits de datum van ontslag is gelegen voor 1 januari 2016.Onder b en c Vrijstelling van werkzaamheden of combinatie De medewerker kan er voor kiezen om het bedrag geheel of gedeeltelijk niet uit te laten keren, maar in te zetten voor vrijstelling van werkzaamheden. Gelet op de uiterste ingangsdatum van het ontslag, te weten per 1 januari 2016, kan de vrijstelling van werkzaamheden met behoud van volledige bezoldiging ten hoogste tot 1 januari 2016 duren. Voordelen van vrijstelling van werk, met recht op loondoorbetaling, boven uitbetaling ineens zijn onder andere dat tijdens vrijstelling van werk de pensioenopbouw doorloopt en de belastinginhouding op loon minder is dan op de uitkering ineens. De inzet van de vergoeding of een deel daarvan voor bijvoorbeeld een nog te starten opleiding, kan daarentegen weer wel fiscaal voordeel opleveren.

Tweede lid Flankerend beleid De provincie biedt geen compensatie voor mogelijke fiscale of financiële nadelen, die het gevolg zijn van een gemaakte keuze. Wel is het mogelijk de medewerker te ondersteunen door de vergoeding te combineren met een vorm van flankerend beleid. De beoordeling of een medewerker in aanmerking komt voor flankerend beleid is maatwerk. Ter bevordering van een eenduidige aanwending van vormen van flankerend beleid in individuele gevallen, is besluitvorming ter zake voorbehouden aan de algemeen directeur, die zich hierbij laat adviseren door de eenheid die zich bezig houdt met personele zaken. Vormen van flankerend beleid zijn bijvoorbeeld: a. detachering; b. volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van terugbetalingsverplichtingen; c. een outplacementtraject; d. een snuffelstage; e. een studie; f. een tijdelijke aanvulling van een lager salaris bij aanvaarding van een lager betaalde baan buiten de provincie; g. het meenemen van betaalde klussen ten behoeve van de opstart van een eigen bedrijf; h. het volgen van workshops. De medewerker kan er bijvoorbeeld ook voor kiezen om tot uiterlijk 1 januari 2016 gedetacheerd te worden bij een andere werkgever. Als deze detachering geen kosten voor de provincie met zich brengt, kan de medewerker bij uitdiensttreding vóór 1 januari 2016 in aanmerking komen voor de vergoeding.

Artikel 5 VereistenOnder b Volledig ontslag De keuze voor deeltijdontslag is niet mogelijk.

Artikel 6 Vereisten verzoek De medewerker die bijvoorbeeld vanaf 1 oktober 2015 ontslag wil, moet zijn verzoek dus indienen vóór 1 september 2015.

Artikel 7 Hoogte vergoeding

Eerste lid Staffel Onder a Geen vergoeding Bij twee dienstjaren of minder bestaat geen recht op vergoeding.Onder g Maximaal 12 maanden De vergoeding bedraagt maximaal twaalf maal de bruto bezoldiging per maand. Gelet op de omschrijving van het begrip ‘bezoldiging’, omvat de bezoldiging tevens het Individueel keuzebudget (IKB).

Vierde lid Naar rato De bruto vergoeding wordt dus alleen volledig toegekend als medewerkers twee jaar of meer voorafgaand aan hun AOW-gerechtigde leeftijd deelnemen. In de periode tussen 0 en 2 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd wordt de staffel naar rato toegepast. Een medewerker die bijvoorbeeld een jaar voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd uit dienst treedt, ontvangt dus de helft van de bedragen, genoemd in de staffel.

Vijfde lid Uitbetaling verlof en IKB Ingevolge artikel C.19, eerste lid, van de CAP, wordt bij het einde van het dienstverband het nog beschikbare budget uit het IKB bij de laatste salarisbetaling aan de medewerker uitbetaald.

Artikel 8 Beschikking

Tweede lid Ontbindende voorwaarde Artikel 7, tweede lid en artikel 8, tweede en derde lid, bepalen dat aan een ontslag op eigen verzoek geen recht op een ontslaguitkering ten laste van de provincie Noord-Brabant verbonden is, zowel niet ingevolge de Werkloosheidswet als bovenwettelijk. Indien de medewerker een dergelijke uitkering wel aanvraagt en het UWV de uitkering toekent, is de door Gedeputeerde Staten toegekende beschikking ingevolge de Regeling mobiliteit personeel Noord-Brabant 2015 van rechtswege ontbonden. Bovendien zullen Gedeputeerde Staten de volledige vergoeding en de kosten, die voor de provincie aan de eventuele flankerende maatregelen zijn verbonden, als onverschuldigde betaling op de medewerker verhalen. Het tweede lid is de ontbindende voorwaarde waarin dit is geregeld.

Derde lid Termijn ontbindende voorwaarde Het derde lid regelt hoe lang de ontbindende voorwaarde geldt en hoe lang de medewerker dus geen aanvraag ingevolge artikel 22 van de Werkloosheidswet mag doen.

Vijfde lid Ingangsdatum na drie maanden Algemeen Ingevolge artikel B.10, eerste lid, van de CAP, kan een medewerker gehouden worden aan een opzegtermijn van maximaal drie maanden. Dit lid regelt dat de opzegtermijn in sommige gevallen ook langer kan zijn dan drie maanden.Onder a Verzoek medewerker Als de medewerker in zijn verzoek een ingangsdatum aangeeft, die gelegen is na drie maanden, zullen Gedeputeerde Staten dit verzoek inwilligen, mits de ingangsdatum van het ontslag is gelegen voor 1 januari 2016. Onder b Zwaarwegende belangen Als de leidinggevende wil dat de medewerker voor een langere duur dan 3 maanden niet wordt vrijgesteld van werk, dan dient hij dit op grond van artikel B.10, tweede lid, van de CAP, te overleggen met de medewerker. Dit kan noodzakelijk zijn om lopende werkzaamheden af te ronden en over te dragen. Ook als de medewerker bijvoorbeeld nog zoveel verlof heeft dat hij reeds direct na inwilliging van het verzoek zijn werkzaamheden zou kunnen beëindigen, wordt in overleg met de medewerker een latere ingangsdatum afgesproken, zodat er voldoende mogelijkheid is voor afronding en overdracht van werkzaamheden.

Artikel 9 Verplichtingen

Algemeen In de individuele beschikking kunnen nog extra verplichtingen worden opgelegd, die te maken hebben met het maatwerkpakket flankerend beleid. De algemeen directeur is beslissingsbevoegd ter zake de te maken afspraken. In de mandaatregeling is geregeld dat het mandaat niet lager gelegd mag worden dan de algemeen directeur. De algemeen directeur zet de met de medewerker gemaakte afspraken op papier, die door de medewerker worden getekend voor akkoord.onder c en d Verlof De leidinggevende maakt met de medewerker afspraken over de opname van verlof. Het betreft hier alle soorten van verlof, zoals vakantieverlof, zwangerschapsverlof, verlofsaldo-restanten, levensloop, etc. De opname van het verlof kan er niet toe leiden dat de medewerker op 1 januari 2016 of later nog steeds formeel in dienst is bij de provincie. Het verlof dat voor 1 januari 2016 niet meer kan worden opgenomen, wordt daarom uitbetaald aan de medewerker.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger