Regeling vervallen per 31-12-2011

Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten 2009-2011

Geldend van 01-02-2009 t/m 30-12-2011

Intitulé

Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten 2009-2011

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Besluiten:

A vast te stellen de volgende regeling: beleidsregel Stimulering Gemeentelijke Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten 2009-2011.

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

  • 1. Archeologische monumentenkaart

    : een kaart waarop de gemeenteraad de in de bodem aanwezige archeologische monumenten als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 heeft vastgelegd.

  • 2. Archeologische verwachtingenkaart

    : een kaart waarop de gemeenteraad de gebieden heeft vastgelegd waarin de in de bodem te verwachten archeologische monumenten als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 mogelijk gelegen zijn.

  • 3. Archeologische beleidskaart

    : een kaart met een ruimtelijke presentatie van het te voeren gemeentelijk archeologiebeleid. Op deze kaart heeft de gemeenteraad aan de in de bodem aanwezige archeologische monumenten en de gebieden met de te verwachten archeologische monumenten een specifiek beleid gekoppeld over de wijze waarop zij wil omgaan met haar zorgplicht ten aanzien van archeologische waarden in haar gebied, aangevuld met verdergaande bepalingen ten aanzien van de bescherming van deze waarden.

  • 4. Bureauonderzoek

    : het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen over landschappelijke gegevens en bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied, resulterend in een

    archeologische monumenten- en verwachtingenkaart.

    En/ofhet verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen over landschappelijke gegevens en bekende cultuurhistorische waarden binnen een omschreven gebied, resulterend in een

    cultuurhistorische waardenkaart.

  • 5. Cultuurhistorische waardenkaart

    : een kaart waarop de gemeenteraad de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden heeft aangegeven met betrekking tot het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch-geografisch erfgoed en de historische groenwaarden.

  • 6. Cultuurhistorische beleidskaart:

    een kaart waarop de gemeenteraad aan de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden met betrekking tot het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch-geografisch erfgoed en de historische groenwaarden specifiek beleid heeft gekoppeld.

  • 7. Gemeentelijke Archeologiekaart

    : hieronder wordt de combinatie verstaan van een

    archeologische monumenten- en verwachtingenkaart

    en een

    archeologische beleidskaart

    .

  • 8. Gemeentelijke Cultuurhistoriekaart

    : hieronder wordt de combinatie verstaan van een

    cultuurhistorische waardenkaart

    en een

    cultuurhistorische beleidskaart

    .

  • 9. Gemeentelijke Erfgoedkaart

    : hieronder wordt de combinatie verstaan van een

    gemeentelijke archeologiekaart

    , en een

    gemeentelijke cultuurhistoriekaart

    .

  • 10. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

    : de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bevat alle eisen waaraan archeologisch onderzoek minimaal moet voldoen. De KNA is ontwikkeld in samenwerking met het archeologische veld en stelt eisen aan zowel de uitvoerders als aan de overheid en geldt als de

    volgens de beroepsgroep geldende norm

    . De KNA wordt vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie.

  • 11. Onroerend erfgoed:

    Historische gebouwen (waaronder industriële gebouwen, kerken, molens, en kastelen), stads- en dorpsgezichten, historisch geografische landschappen, groenstructuren en archeologische monumenten. Erfgoed van provinciaal belang staat op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant en de daarin opgenomen Archeologische Monumenten Kaart. Gemeentelijke (erfgoed) monumenten worden geacht te allen tijde deel uit te maken van de

    gemeentelijke erfgoedkaart en/of archeologiekaart en/of cultuurhistoriekaart

    .

  • 12. Veldonderzoek

    : het verwerven van informatie, door middel van onderzoek in het landschap zelf over landschappelijke en bodemkundige gegevens en bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied, resulterend in een

    archeologische monumenten- en verwachtingenkaart.

    En/ofhet verwerven van informatie, door middel van onderzoek in het landschap zelf over

    onroerend erfgoed

    binnen een omschreven gebied, resulterend in een

    cultuurhistorische waardenkaart.

  • 13. Rijksdriehoekstelsel

    : stelsel van de Rijksdriehoekmeting. Coördinaten in dit stelsel (ook wel: RD-coördinaten) zijn de coördinaten op nationaal niveau die worden gebruikt als de grondslag voor geografische aanduidingen en bestanden.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door:

  • 1.

    colleges van Burgemeester en Wethouders van gemeenten gelegen in de provincie Noord-Brabant;

  • 2.

    het Regiobureau Breda, het Monumentenhuis Brabant (Stichting Behoud Monumenten Brabant) én het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) als deze namens decolleges van Burgemeester en Wethouders van gemeenten aanvrager zijn.

Artikel 3 Aanvraagprocedure

De volgende worden gehanteerd:

  • -

    1 maart 2009: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

  • -

    1 mei 2009: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

  • -

    1 november 2009: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

  • -

    1 april 2010: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

  • -

    1 november 2010: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

  • -

    1 april 2011: in deze tranche worden aanvragen behandeld waarvan het project start na deze datum en waarvan de kosten per kalenderjaar staan aangegeven.

Het indienen van een subsidieaanvraag dient te gebeuren door middel van een, door de provincie opgesteld, volledig ingevuld aanvraagformulier.

Artikel 4 Besluitvormingstermijn

Op de ontvangen en in behandeling genomen subsidieaanvragen beslissen Gedeputeerde Staten, uiterlijk 8 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 5 Prioriteiten

Bij het bereiken van het subsidieplafond worden in de volgende volgorde van belangrijkheid prioriteiten gesteld:

  • 1.

    Gemeenten die gezamenlijk een gemeentelijke erfgoedkaart laten maken;

  • 2.

    Gemeenten die reeds in het bezit van een gemeentelijke archeologiekaart zijn en die aanvullend een gemeentelijke cultuurhistoriekaart laten maken om tot een gemeentelijke erfgoedkaart te komen;

  • 3.

    Gemeenten die reeds zelf vóór 1 februari 2009 een gemeentelijke archeologiekaart hebben laten maken, maar waarvan het onderdeel veldonderzoek (nog) niet is uitgevoerd. Zij kunnen voor dit onderdeel maximaal € 5000,00 subsidie krijgen.

  • 4.

    Gemeenten die een gemeentelijke erfgoedkaart laten maken;

  • 5.

    Gemeenten die gezamenlijk een gemeentelijke archeologiekaart laten maken;

  • 6.

    Gemeenten die een gezamenlijke gemeentelijke cultuurhistoriekaart laten maken;

  • 7.

    Gemeenten die een gemeentelijke archeologiekaart laten maken;

  • 8.

    Gemeenten die een gemeentelijke cultuurhistoriekaart laten maken.

Hoofdstuk 2: GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGIEKAART

Artikel 6 Doel

Het stimuleren van de totstandkoming van gemeentelijke archeologiekaarten in analoge en digitale vorm in gemeenten waar Burgemeester en Wethouders expliciet het voornemen hebben geuit deze door de gemeenteraad te laten vaststellen. De kaarten dienen tenminste het gehele grondgebied van een gemeente te omvatten.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Voor gemeentelijke archeologiekaarten zijn alleen die activiteiten subsidiabel die worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie of door een gemeentelijke archeologische dienst die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en die de kaart voor een andere gemeente maakt waarmee hij een officieel samenwerkingsverband heeft.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Voor subsidiëring komen alleen die kosten in aanmerking, die direct verband houden met de realisering van gemeentelijke archeologiekaarten. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt per gemeente per aanvraag maximaal 75% van de vast te stellen subsidiabele kosten met een maximum subsidiebedrag per aanvraag van € 25.000,00. Voor gemeenten die gezamenlijk een gemeentelijke archeologiekaart laten maken bedraagt het te verlenen subsidiebedrag nooit meer dan de werkelijk te maken kosten met een maximum van € 25.000,00 per gemeente. Gemeenten die reeds zelf vóór 1 februari 2009 een gemeentelijke archeologiekaart hebben laten maken, maar waarvan het onderdeel veldonderzoek (nog) niet is uitgevoerd kunnen voor dit onderdeel maximaal € 5.000,00 subsidie krijgen.

Artikel 9 Subsidiecriteria

  • 1 Voor het bureauonderzoek dient minimaal gebruik te worden gemaakt van de volgende bronnen:

    • a.

      ARCHIS-database, Centraal Archeologisch Archief en Centraal Monumenten Archief;

    • b.

      Geologische kaart 1:50.000 (TNO);

    • c.

      Bodemkaart 1:10.000, indien niet beschikbaar de bodemkaart 1:25.000, indien niet beschikbaar de bodemkaart 1:50.000 landelijk (DLG-Zuid, Alterra);

    • d.

      Geomorfologische kaart 1:50.000 (Alterra);

    • e.

      Grondwatertrappenkaart 1:10.000, indien niet beschikbaar grondwatertrappenkaart 1:25.000, indien niet beschikbaar grondwatertrappenkaart 1:50.000 landelijk (DLG-Zuid, Alterra);

    • f.

      Actueel Hoogtebestand Nederland (Servicedesk geo-informatie, RijksWaterStaat, Adviesdienst Geoinformatie http://www.geo-loket.n/);

    • g.

      Paleogeografische kaarten rivierengebied voor gemeenten gelegen in het rivierengebied (Stouthamer en Berendsen);

    • h.

      Ontgrondingenkaart (Provincie Noord-Brabant);

    • i.

      Atlas van Historische Vestingwerken in Nederland, deel Noord-Brabant;

    • j.

      Alle archeologische onderzoeksrapporten (bureauonderzoek, archeologische inventariserende onderzoeken, opgravingrapporten, etc.) die via de Koninklijke Bibliotheek ontsloten zijn;

    • k.

      Informatie die aanwezig is bij Heemkundekringen en organisaties van amateurarcheologen. Hiervoor dienen alle locale Heemkundekringen en organisaties van amateurarcheologen in de desbetreffende gemeente(n) een schriftelijke vraag om informatie te krijgen gevolgd door een uitnodiging;

    • l.

      Archeologische (concept-)waardenkaarten van buurgemeenten;

    • m.

      Het

      Archeologisch repertorium Noord-Brabant,

      ’s-Hertogenbosch 1997

      van J.P. Broertjes en

      J.H. Verhagen (red.);

    • n.

      Bonnekaarten 1:25.000 (1894-1916) (Alterra).

  • 2 Voor het veldonderzoek (minimaal 3 dagen) dienen minimaal de volgende activiteiten plaats te vinden:

    • a.

      visuele inspectie buitengebied: veldlopen (controle oppervlakte vindplaatsen met amateurs), foto's nemen, grondgebruik vaststellen, steilranden vaststellen. Visueel kan de aanwezigheid van de op AHN getraceerde hoogte verschillen (steilranden, ontgrondingen) worden geverifieerd. Visueel kan de aanwezigheid van de op luchtfoto’s getraceerde bebouwing worden geverifieerd;

    • b.

      door middel van gutsboringen worden de ontgrondingen geverifieerd, waar geen uitsluitsel over is verkregen na AHN-analyse en/of visuele waarneming.

  • 3  Gemeentelijke archeologiekaarten bevatten minimaal:

    • a.

      een kaart waarop de historische kernen als eenheid op staan aangegeven;

    • b.

      een kaart waarop alle bekende archeologische terreinen (aanwezige archeologische monumenten) als eenheid op staan aangegeven;

    • c.

      een kaart met vlakdekkende ruimtelijke eenheden voor het gehele gemeentelijk grondgebied waaraan gekoppeld de verschillende archeologische verwachtingen (gebieden met de te verwachten archeologische monumenten);

    • d.

      een gecombineerde archeologische verwachtingenkaart met daarop - uitsluitend - een driedelige zonering voor archeologische verwachtingen met de verwachtingen: hoog, middelhoog en laag in resp. de kleuren rood, oranje en geel. Beekdalen met kans op een bijzondere dataset worden met een apart raster binnen deze driedeling aangegeven;

    • e.

      een legenda, schaalstok, coördinaten en een noordpijl;

    • f. een legenda waar per ruimtelijke kaarteenheid wordt aangegeven bij welke type bodemingrepen een archeologisch onderzoek noodzakelijk is (beleidskaart);

    • g.

      een legenda waar per ruimtelijke eenheid staat aangegeven welke voorschriften adequaat zijn om in toekomstige bestemmingsplannen op te worden genomen (beleidskaart).

  • 4 De gemeentelijke archeologiekaarten dienen:

    • a.

      in het rijksdriehoekstelsel te worden geprojecteerd. De eenheden dienen in meters te zijn;

    • b.

      bij Gedeputeerde Staten te worden aangeleverd als hardcopy en als GIS-bestand (Shapefiles).

  • 5 Gemeentelijke archeologiekaarten bevatten minimaal:

    • a.

      een begeleidend rapport waarin:

      • 1.

        een lijst is opgenomen van de vrijwilligers verenigingen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de kaarten,

      • 2.

        een foto is afgebeeld van het meest in het oog springend archeologisch monument,

      • 3.

        een overzicht wordt gegeven over de feitelijke gegevens van de archeologische waarden (aantallen monumenten, totale oppervlak aan monumenten, totale oppervlak gebieden met een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde, totale oppervlak aan verstoorde gebieden),

      • 4.

        een analyse wordt gegeven in welke gebieden in de toekomst waarschijnlijk de problemen en knelpunten liggen, omdat het bodemarchief onder druk komt te staan en,

      • 5.

        een overzicht van op welk archeologisch erfgoed men trots kan zijn en welk erfgoed men kan versterken;

    • b.

      een catalogus van de bekende archeologische waarden (monumenten, vondstmeldingen, opgravingen, etc.);

    • c.

      een begeleidend verantwoordingsdocument waarin tevens de beslissingregels van het archeologisch verwachtingsmodel zijn geëxpliciteerd en waarin afwijkingen met eventueel aanwezige kaarten van aangrenzende gemeenten zijn gemotiveerd en worden toegelicht.

Hoofdstuk 3: GEMEENTELIJKE CULTUURHISTORIEKAART

Artikel 10 Doel

Het stimuleren van de totstandkoming van gemeentelijke cultuurhistoriekaarten in analoge en digitale vorm in gemeenten waar Burgemeester en Wethouders expliciet het voornemen hebben geuit deze door de gemeenteraad te laten vaststellen. De kaarten dienen tenminste het gehele grondgebied van een gemeente te omvatten.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Voor subsidiëring komen alleen die kosten in aanmerking, die direct verband houden met de realisering van gemeentelijke cultuurhistoriekaarten. Het te verlenen subsidiebedrag bedraagt per aanvraag maximaal 75% van de vast te stellen subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,00 per gemeente. Voor gemeenten die gezamenlijk een gemeentelijke cultuurhistoriekaart laten maken bedraagt het te verlenen subsidiebedrag nooit meer dan de werkelijk te maken kosten met een maximum van € 10.000,00 per gemeente.

Artikel 12 Subsidiecriteria

  • 1 Voor het bureauonderzoek dient minimaal gebruik te worden gemaakt van de volgende bronnen:

    • a.

      De topografische militaire kaart 1:25.000 ca. 1830-1850 (Kadaster);

    • b.

      De Bonnekaarten 1:25.000, 1894-1916 (Alterra);

    • c.

      Lijst met Rijksmonumenten (RACM);

    • d.

      Lijst met beschermde landgoederen (RACM);

    • e.

      Lijst met beschermde stads-en dorpsgezichten (RACM);

    • f.

      Lijst met gemeentelijke monumenten;

    • g.

      Kadasterkaart van omstreeks 1830 (watwaswaar.nl);

    • h.

      De historisch geografische studie van J. Renes,

      West-Brabant. Een cultuurhistorisch landschapsonderzoek,

      in:

      Bijdragen tot de studie van het Brabantse heem deel 26

      , Waalre 1985, voor de in deze studie beschreven gemeenten in West-Brabant;

    • i.

      De historisch geografische studie van Ch. de Bont '...Al het merkwaardige in bonte afwisseling...', een historische geografie van Midden- en Oost Brabant, Waalre, in:

      Bijdragen tot de studie van het Brabantse Heem deel 36

      , Waalre 1993, voor de in deze studie beschreven gemeenten in Oost-Brabant.

  • 2 Voor veldonderzoek (minimaal 1 dag per 2000 ha) dienen minimaal de volgende activiteiten plaats te vinden:

    • a.

      visuele inspectie buitengebied: controle aanwezigheid onroerend erfgoed, foto's nemen, aanwezigheid landschapselementen vaststellen;

    • b.

      visuele inspectie van onroerend erfgoed in de bebouwde kom.

  • 3 Gemeentelijke cultuurhistoriekaarten bevatten minimaal:

    • a.

      een kaart waarop de cultuurhistorische waarden van lokaal belang zijn afgebeeld;

    • b.

      een kaart waarop de cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang zijn afgebeeld (rijksmonumenten, Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant);

    • c.

      een legenda, schaalstok, coördinaten en een noordpijl;

    • d. een begeleidend rapport waarin een inventarisatie is opgenomen van het historisch-geografisch erfgoed, het historisch-(steden)bouw(kundig) erfgoed en het historisch groen.

  • 4 De gemeentelijke cultuurhistoriekaarten dienen:

    • a.

      in het rijksdriehoekstelsel te worden geprojecteerd. De eenheden dienen in meters te zijn;

    • b.

      bij Gedeputeerde Staten te worden aangeleverd als hardcopy en als GIS-bestand (Shapefiles);

    • c.

      aan te sluiten bij de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart en moeten daarom minimaal de volgende - zelfde – legenda eenheden bevatten: historische bouwkunst, de historische stedebouw, historische geografie (vlak, lijn), historisch groen (vlak, punt), historische zichtrelaties, eendenkooi, schootsveld en molenbiotoop.

Hoofdstuk 4: SLOTBEPALNGEN

Artikel 13 Citeertitel

Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten 2009-2011.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2009 en vervalt met ingang van 31 december 2011.

Ondertekening

's-Hertogenbosch, 27 januari 2009  
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris  drs. W.G.H.M. Rutten