Regeling vervallen per 03-12-2009

Beleidsregel vernieuwende projecten jeugdzorg 2007

Geldend van 03-12-2009 t/m 02-12-2009

Intitulé

Beleidsregel vernieuwende projecten jeugdzorg 2007

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

gelet op de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN:

vast te stellen:

Beleidsregel vernieuwende projecten jeugdzorg 2007

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Jeugdzorg: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- of opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen (definitie zoals genoemd in artikel 1 sub c Wet op de jeugdzorg)

  • b.

    Project: samenhangende activiteiten gericht op het ontwikkelen van een vernieuwende werkwijze, dan wel samenhangende activiteiten gericht op het in de praktijk experimenteren met en implementeren van een vernieuwende werkwijze.

Artikel 2. Doel

Gedeputeerde Staten willen vernieuwing in de jeugdzorg stimuleren en ondersteunen. Daartoe kunnen zij subsidies verlenen aan projecten die vernieuwende ontwikkelingen in de jeugdzorg vormgeven of steunen.

Artikel 3. Welke activiteiten komen voor subsidie in aanmerking?

  • 1 Projecten dienen te passen binnen de provinciale speerpunten van jeugdzorgbeleid, zoals die zijn vastgelegd in het beleidskader en het uitvoeringsprogramma jeugdzorg.

  • 2 Projecten dienen betrekking te hebben op:

    • a.

      een nog niet eerder in Noord-Brabant beproefde aanpak of instrument, of;

    • b.

      een vernieuwende aanpak of instrument dat nadere uitwerking in de jeugdzorgpraktijk behoeft.

  • 3 Een project dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het project heeft een voorbeeldwerking en is overdraagbaar, dat wil zeggen: bij goede resultaten kan het project ook elders in Brabant worden geïmplementeerd;

    • b.

      Het project wordt gekenmerkt door een in opzet en tijd duidelijk afgebakend geheel van activiteiten;

    • c.

      Het project heeft duidelijke, realistische en meetbare doelstellingen.

  • 4 Een project komt niet in aanmerking voor subsidie als:

    • a.

      de activiteiten reeds eerder door ons college zijn gesubsidieerd, tenzij in het verleden een meerjarige subsidie is toegezegd;

    • b.

      De activiteiten reeds anderszins, geheel of gedeeltelijk, door het provinciaal bestuur worden gesubsidieerd, tenzij die subsidies ieder vanuit een eigen invalshoek gedeeltelijk bijdragen aan het realiseren van het project;

    • c.

      Hierbij verplichtingen worden aangegaan, welke de looptijd van het project overschrijden, tenzij de financiering ervan elders op voorhand is zeker gesteld.

Artikel 4. Beschikbare middelen

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen ieder jaar een subsidieplafond vast voor subsidies op grond van deze beleidsregel. Het subsidieplafond geeft aan hoeveel middelen in totaal beschikbaar zijn voor subsidieverlening.

  • 2 Een subsidie wordt voor maximaal twee jaar verleend. Voor projecten welke een looptijd hebben van meer dan twee jaar, wordt slechts subsidie verleend voor zover de verdere financiering van het project op voorhand is zeker gesteld.

  • 3 Subsidies worden bij verlening van de subsidie voor 80 % van het subsidiebedrag bevoorschot. Wanneer de subsidie voor twee jaar is verleend, wordt per jaar 80% van het subsidiebedrag voor dat jaar bevoorschot.

Artikel 5. Welke kosten komen voor subsidie in aanmerking?

Subsidiabel zijn alle kosten die gemaakt moeten worden om een project te realiseren, met uitzondering van:

  • a.

    de kosten voor aanschaf van kostbare roerende zaken, zoals computerapparatuur;

  • b.

    de kosten voor de aanschaf of huur van onroerende zaken.

Artikel 6. Wie kan een aanvraag indienen?

  • 1 Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen.

  • 2 Een subsidieaanvraag kan ook worden ingediend door een natuurlijke persoon, voor zover het een beroepsbeoefenaar betreft die is ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Artikel 7. Beoordeling en afwegingscriteria

Ons college betrekt bij de beoordeling van de subsidie-aanvragen en de afweging tussen de verschillende subsidie-aanvragen de volgende criteria:

  • a.

    Projecten gaan bij voorkeur uit van een integrale werkwijze. Dat wil zeggen dat projecten een hogere prioriteit krijgen, naarmate daarin meer verschillende partijen samenwerken;

  • b.

    Onze voorkeur gaat uit naar projecten waarmee de implementatie van een innovatieve werkwijze in de praktijk van jeugdzorg wordt beoogd en waarvan de resultaten in de praktijk op korte termijn zichtbaar worden. Dergelijke projecten krijgen prioriteit boven projecten welke zijn gericht op de theoretische ontwikkeling van een dergelijke werkwijze.

  • c.

    Bij voorkeur dient sprake te zijn van co-financiering van een project.

Artikel 8. Procedure voor het indienen van een aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen worden ingediend bij ons college:

    College van Gedeputeerde Staten,

    Directie Sociale en Culturele Ontwikkeling,

    Programma Jeugdzorg,

    Postbus 90151

    5200 MC ’s-Hertogenbosch

  • 2. De uiterste datum voor het indienen van een aanvraag is op 15 maart. Dit betekent dat een aanvraag uiterlijk op deze datum door ons moet zijn ontvangen

  • 3. Subsidieaanvragen worden ingediend door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier subsidie vernieuwend project jeugdzorg. Deze formulieren kunnen bij ons worden opgevraagd.

  • 4. Op het aanvraagformulier is aangegeven welke bescheiden daarbij gevoegd moeten worden. Aanvragen gaan in ieder geval altijd vergezeld van een werkplan en een begroting.

  • 5. Alleen volledig ingevulde aanvraagformulieren, vergezeld van alle gevraagde bescheiden, worden in behandeling genomen.

Artikel 9. Behandeling en beslissing op de aanvraag

  • 1 Ons college beslist voor 15 mei op de aanvraag. Indien zich een omstandigheid voordoet, inhoudende dat de beslissing op de aanvraag niet voor 15 mei kan worden genomen, dan wordt de aanvrager hiervan voor 15 mei in kennis gesteld. Bij deze kennisgeving wordt een redelijke termijn genoemd, waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om ten aanzien van bepaalde aanvragen advies in te winnen van deskundigen. In de beslissing op de aanvraag wordt melding gemaakt van het advies.

Artikel 10. Voorwaarden en verplichtingen

  • 1 Definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 2 Indien het een subsidiebedrag van meer dan €50.000,-- betreft, gaat de aanvraag tot vaststelling tevens vergezeld van een accountantsverklaring.

  • 3 De aanvraag tot vaststelling wordt bij ons ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 4 Bij publiciteit over het project wordt bekend gemaakt dat het project geheel of gedeeltelijk mogelijk is gemaakt door een subsidie van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 11. Intrekking oude beleidsregel

De beleidsregel projecten gericht op vernieuwing in de zorg 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 12. Overgangsrecht

  • 1 Deze beleidsregel is niet van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding zijn verleend of vastgesteld.

  • 2 Aanvragen betreffende vernieuwende projecten in de jeugdzorg die zijn ingediend en waarop bij inwerkingtreding van deze beleidsregel nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze beleidsregel te zijn ingediend.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad, waarin zij wordt gepubliceerd.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel vernieuwende projecten jeugdzorg 2007’.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter de secretaris
J.R.H. Maij-Weggen drs. W.G.H.M. Rutten
Nummer: 1263234
Uitgegeven, 21 februari 2007
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
drs. W.G.H.M. Rutten