Regeling vervallen per 01-04-2013

Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-03-2013

Intitulé

Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Gedeputeerde staten van Noord-Brabant

Gelet op het bepaalde in:

-de titels 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

-artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, vastgesteld door Provinciale Staten op 30 september 2005 (Provinciaal blad van Noord-Brabant nummer 138/05)

Besluiten:

vast te stellen de navolgende beleidsregels voor de subisidiëring van de sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden en daarbij te bepalen dat de hoofdstukken II, III en IV, alsmede de artikelen 9, 10 en 12 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant niet van toepassing zijn;

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a)

    Glasopstanden: constructie van staand glas of een staande constructie van met glas overeenkomend materiaal.

  • b)

    Glastuinbouw: teelt van groenten, klein fruit of siergewassen onder glasopstanden, met inbegrip van de teelt van uitgangsmateriaal.

  • c)

    Glastuinbouwkavel: oppervlakte aaneensluitende grond, waarop volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan glasopstanden met een oppervlakte van tenminste 5.000 m2 kunnen worden gebouwd voor de glastuinbouw.

  • d)

    Glastuinbouwbedrijf: een op een glastuinbouwkavel aanwezige productie-eenheid, bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor de uitoefening van de glastuinbouw en waarvan de glasopstanden een oppervlakte van tenminste 5.000 m2 hebben.

  • e)

    Sanering van een glastuinbouwbedrijf: de beëindiging van een glastuinbouwbedrijf en de sloop van de glasopstanden en de overige bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen, het afvoeren van alle materialen, het egaliseren van het terrein, alsmede het, voorzover nodig, wegnemen van de bodemverontreiniging.

  • f)

    Voormalig glastuinbouwbedrijf: een glastuinbouwbedrijf waarvan de bedrijfsmatige activiteiten zijn gestaakt.

  • g)

    Sanering van een voormalig glastuinbouwbedrijf: de sloop van de glasopstanden en de overige bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen, het afvoeren van alle materialen en het egaliseren van het terrein, van een voormalig glastuinbouwbedrijf, alsmede het, voorzover nodig, wegnemen van de bodemverontreiniging..

  • h)

    Bouwvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 40, eerste lid, van de Woningwet.

  • i)

    Milieuvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • j)

    GHS-natuur: de Groene hoofdstructuur-natuur als bedoeld in het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans” (hoofdstuk 3.4.2); voor de begrenzing op detailniveau is bepalend de “Groene Hoofdstructuur 2003” die is opgenomen in de CD-ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG) 2005”, uitgegeven door de Provincie Noord-Brabant.

  • k)

    GHS-landbouw: de Groene hoofdstuctuur-landbouw als bedoeld in het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans” (hoofdstuk 3.4.2); voor de begrenzing op detailniveau is bepalend de “Groene Hoofdstructuur 2003” die is opgenomen in de CD-ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG) 2005”, uitgegeven door de Provincie Noord-Brabant.

  • l)

    AHS-landschap: de Agrarische hoofdstructuur-landschap als bedoeld in het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans” (hoofdstuk 3.4.2); voor de begrenzing op detailniveau is bepalend de “Groene Hoofdstructuur 2003” die is opgenomen in de CD-ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG) 2005”, uitgegeven door de Provincie Noord-Brabant.

  • m)

    EHS: de ecologische hoofdstructuur, zoals die is geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het Rijk (1990) en voortgezet in de rijksnota “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” (2000); voor de begrenzing op detailniveau in de Provincie Noord-Brabant zijn de door ons college krachtens de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 vastgestelde Natuurgebiedsplannen van Noord-Brabant bepalend; de beheersgebieden blijven voor de onderhavige regeling buiten beschouwing.

  • n)

    BBL: het bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer.

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten verstrekken op aanvraag van een belanghebbende subsidie voor de sanering van een glastuinbouwbedrijf of een voormalig glastuinbouwbedrijf dat:

  • a)

    geheel of in hoofdzaak ligt in de GHS-landbouw of de AHS-landschap, danwel

  • b)

    geheel of in hoofdzaak ligt in de AHS-landbouw en zodanig wordt omsloten door de GHS-natuur, de GHS-landbouw of de AHS-landschap dat als gevolg daarvan een rendabele bedrijfsvoering onmogelijk is of op termijn onmogelijk moet worden geacht.

Artikel 3 Voorwaarden voor subsidie

  • 1 De subsidie wordt slechts volledig verstrekt indien:

    • a)

      alle bedrijfsmatige activiteiten in het kader van de glastuinbouw op de betrokken glastuinbouwkavel zijn beëindigd;

    • b)

      alle glasopstanden en de daarbij behorende bedrijfsgebouwen en vaste installaties van de betrokken kavel zijn verwijderd, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg;

    • c)

      de fundamenten en de ondergrondse voorzieningen van de glastuinbouwkavel zijn verwijderd en afgevoerd, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg, en de kavel is geëgaliseerd;

    • d)

      de subsidie-ontvanger meewerkt aan de verlening van een passende andere bestemming aan de glastuinbouwkavel door het gemeentebestuur en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan geen bouwwerken zal oprichten op de glastuinbouwkavel, behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel, en ter verzekering hiervan met de Provincie Noord-Brabant een overeenkomst heeft gesloten volgens het in bijlage 5 opgenomen model;

    • e)

      na de indiening van het verzoek om subsidieverlening geen aanvragen om een bouwvergunning ten dienste van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf zijn ingediend en ten tijde van de indiening van het verzoek om subsidieverlening aanhangige bouwaanvragen, danwel nog niet gebruikte bouwvergunningen, zijn ingetrokken;

    • f)

      bodemverontreiniging op de kavel, indien aanwezig, is teruggebracht tot een niveau dat in verband met het te verwachten grondgebruik aanvaardbaar kan worden geacht;

    • g)

      de milieuvergunning, indien verleend, voor de uitoefening van het glastuinbouwbedrijf op de betrokken kavel is ingetrokken, danwel zodanig is gewijzigd dat de uitoefening van het glastuinbouwedrijf niet langer mogelijk is;

    • h)

      de tot het (voormalige) glastuinbouwbedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, met uitzondering van het erfperceel, waarvan de oppervlakte ten hoogste een hectare bedraagt, voorzover die in de EHS is gelegen, in eigendom is overgedragen aan BBL, dan wel is onttrokken aan pacht (beëindiging pachtovereenkomst) ingeval de betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, een en ander behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel;

    • i)

      bij de aanvraag tot subsidieverlening, ten behoeve van BBL, melding is gedaan van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

  • 2 Het behoud van glasopstanden of gebouwen, danwel het terugbouwen van glasopstanden of gebouwen op de glastuinbouwkavel, is toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2, mits er een woning aanwezig is op of bij de betrokken kavel en de afstand tot deze woning niet meer dan 25 meter bedraagt. Het behoud van gebouwen waarover het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan is eveneens toegestaan, evenals het behoud van (voormalige) bedrijfsruimten die onlosmakelijk zijn verbonden met het woonhuis en daarmee architektonisch een geheel vormen.

  • 3 De in het eerste lid, onder h) genoemde voorwaarde geldt niet indien voor de bedoelde landbouwgronden ten tijde van de subsidieverlening een beheers- of inrichtingssubsidie wordt verstrekt met toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 .

Artikel 4 Uitsluiting van subsidie

  • 1 Geen subsidie wordt verstekt:

    • a)

      met uitvoering van de in lid 1 onder b) van artikel 3 bedoelde activiteiten is begonnen voordat de beschikking over de verlening van subsidie is verzonden naar de aanvrager;

    • b)

      de glastuinbouwkavel is aangekocht door of in eigendom is van een overheidslichaam;

    • c)

      op de glastuinbouwkavel woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 19 van deze wet;

    • d)

      het te saneren (voormalige) glastuinbouwbedrijf is ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan een verbeterproject in het buitengebied, als bedoeld in paragraaf 3.6.2 van het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans”, en op het verzoek positief is beslist door Gedeputeerde Staten; e) de tot het glastuinbouwbedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voorzover deze in de EHS is gelegen, na de datum waarop deze regeling wordt bekendgemaakt, anders dan door eigendomsoverdracht aan BBL, danwel door onttrekking aan pacht ingeval de betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, is verkleind, tenzij voor het gedeelte waarmee de oppervlakte is verkleind ten tijde van de subsidieverlening op grond van de onderhavige regeling een beheers- of inrichtingssubsidie wordt verstrekt met toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 .

  • 2 Indien voor de sanering van een (voormalig) glastuinbouwbedrijf eveneens een geldelijke bijdrage is of wordt verstrekt door een of meer andere partijen, dan wordt op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de subsidie en de andere geldelijke bijdrage(n) niet meer bedraagt dan het op grond van artikel 5 vast te stellen bedrag.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de leeftijd en de oppervlakte van de te slopen glasopstanden, alsmede van de oppervlakte van de ondergrond, als volgt:

  • 2 Indien op een glastuinbouwkavel glasopstanden van verschillende leeftijden voorkomen, dan wordt de subsidie voor deze glasopstanden afzonderlijk berekend.

  • 3 Bij de bepaling van de leeftijd van de glasopstanden wordt als begindatum genomen de datum waarop de bouwvergunning is verleend. Indien er sinds deze datum meer dan een half jaar is verstreken voordat met de bouwwerkzaamheden is begonnen, dan geldt de datum waarop blijkens bescheiden van de subsidie-ontvanger feitelijk is begonnen met de bouw. Is de datum van verlening van de bouwvergunning niet meer te achterhalen en ontbreken bescheiden over de feitelijke aanvang van de bouw, dan wordt aangenomen dat de leeftijd 20 jaar of ouder is.

  • 4 Bij de bepaling van de leeftijd van de glasopstanden wordt als einddatum genomen de datum waarop de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 6, eerste lid, waarbinnen de betrokken subsidie-aanvraag is ingediend, een aanvang heeft genomen.

  • 5 Op de oppervlakte van de glasopstanden wordt in mindering gebracht de oppervlakte van glasopstanden of gebouwen die met toepassing van artikel 3, tweede lid, worden behouden;

  • 6 Bij de bepaling van de oppervlakte van de ondergrond wordt uitgegaan van 125% van de oppervlakte van de glasopstanden, waarbij de in het vorige artikellid bedoelde oppervlakte buiten beschouwing wordt gelaten.

Artikel 6 Openstelling, subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen de periode vast waarin een subsidie als bedoeld in artikel 2 kan worden aangevraagd; zij bepalen gelijktijdig het subsidieplafond voor deze aanvraagperiode.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om een of meer vervolgperioden aan te wijzen, waarbij zij telkens gelijktijdig de hoogte van het subsidieplafond voor elk van die perioden aangeven en afwijkende subsidiebedragen kunnen vaststellen.

  • 3 De openstelling, het subsidieplafond en, indien van toepassing, afwijkende subsidiebedragen maken Gedeputeerde Staten openbaar bekend in een of meer dag- of vakbladen en in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant.

Artikel 7 Prioritering

  • 1 Indien door toewijzing van alle subsidieaanvragen die zijn ingediend in een aanvraagperiode het subsidieplafond zou worden overschreden, dan stellen Gedeputeerde Staten een rangorde vast met toepassing van bijlage 1.

  • 2 De subsidies worden in dit geval slechts verstrekt ten behoeve van de (voormalige) glastuinbouwbedrijven waarvan de sanering de hoogste prioriteit heeft, totdat het voor de aanvraagperiode vastgestelde plafond is bereikt.

Artikel 8 Subsidieverlening

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening wordt op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij het college van Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien de aanvraag onvolledig is, stellen Gedeputeerde Staten de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3 Gedeputeerde Staten nemen binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag of, indien deze onvolledig was, binnen 12 weken na ontvangst van de ontbrekende gegevens, een beslissing over de subsidieverlening.

  • 4 De termijn voor het nemen van de beslissing kan door Gedeputeerde Staten worden verlengd met ten hoogste 12 weken.

Artikel 9 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1 De subsidie-ontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen een jaar na de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de in artikel 3, eerste lid, genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn is voldaan aan één van de in artikel 3, eerste lid, genoemde voorwaarden, dan wordt het subsidiebedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 5 gekort met 10%. Indien aan twee of meer van deze voorwaarden niet tijdig is voldaan, dan bedraagt het kortingspercentage 20%.

  • 3 Indien niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn is voldaan aan de in artikel 3, eerste lid, genoemde voorwaarden, dan dient de subsidie-ontvanger er voorts voor te zorgen dat binnen een termijn van zes maanden alsnog aan de in artikel 3, eerste lid, genoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • 4 De subsidie-ontvanger is verplicht mee te werken aan fysieke en administratieve controle door de door Gedeputeerde Staten aangewezen toezichthouders.

Artikel 10 Subsidievaststelling

  • 1 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij het college van Gedeputeerde Staten, binnen drie maanden nadat is voldaan aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden doch uiterlijk op de laatste dag van de termijn als bedoeld in artikel 9, derde lid.

  • 2 Indien de aanvraag onvolledig is, stellen Gedeputeerde Staten de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3 Gedeputeerde Staten nemen binnen 8 weken na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag of, indien deze onvolledig was, binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de ontbrekende gegevens, een beslissing over de subsidievaststelling.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen het subsidiebedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 5, op nihil vaststellen, indien na het verstrijken van de in artikel 9, derde lid, bedoelde termijn niet is voldaan aan een of meer van de de in artikel 3, eerste lid, genoemde voorwaarden.

Artikel 11 Bevoorschotting, intrekking en terugvordering

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger een voorschot betalen van maximaal 50% van het bij de subsidieverlening bepaalde subsidiebedrag. Het voorschot wordt op verzoek van de subsidie-ontvanger verstrekt na de voltooiing van de in artikel 3, eerste lid, onder b) en c) bedoelde werkzaamheden.

  • 2 Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken indien binnen vijf jaren nadat deze is genomen, voor de glastuinbouwkavel een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten, tenzij de subsidieontvanger de kavel heeft vervreemd en ten genoege van Gedeputeerde Staten aannemelijk kan maken:

    • a)

      dat hij noch zijn wederpartij op het tijdstip waarop de vervreemding plaatsvond op de hoogte waren of konden zijn van het feit dat een zodanig bestemmingsplan of besluit werd of zou worden voorbereid, alsmede

    • b)

      dat de voorwaarden waaronder de vervreemding heeft plaatsgevonden zodanig zijn dat daaruit blijkt dat daarbij geen rol heeft gespeeld de verwachting dat het gemeentebestuur nadien zou kunnen besluiten een zodanig bestemmingsplan of besluit te gaan voorbereiden of vaststellen.

  • 3 Indien de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling is ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger is gewijzigd, betaalt de ontvanger de subsidiebedragen en voorschotten terug op eerste vordering van Gedeputeerde Staten, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling van de subsidie tot het tijdstip van voldoening.

Artikel 12 Hardheidsclausule

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om af te wijken van deze beleidsregels in gevallen waarin de onverkorte toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde gevallen alsmede in gevallen die niet zijn voorzien in deze beleidsregels beslissen Gedeputeerde Staten naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 13 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt door publicatie in een of meer dag- of vakbladen en in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant. Zij treden in werking op de dag na de datum van de publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden”.

Ondertekening

’s Hertogenbosch, 22 augustus 2006
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter de secretaris
J.R.H. Maij-Weggen drs. W.G.H.M. Rutten
Nummer : 1219233
Uitgegeven, 23 augustus 2006
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlage 1: Bepaling rangorde als bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

1) Voor de bepaling van de rangorde worden de te saneren (voormalige) glastuinbouwbedrijven in twee groepen verdeeld, namelijk:

a) de (voormalige) glastuinbouwbedrijven die geheel of met meer dan de helft van de te saneren oppervlakte in de GHS-landbouw liggen, danwel in de AHS-landschap of de AHS-landbouw liggen en zodanig worden omsloten door de GHS-natuur of de GHS-landbouw dat als gevolg daarvan een rendabele bedrijfsvoering onmogelijk is of op termijn onmogelijk moet worden geacht;

b) de (voormalige) glastuinbouwbedrijven die geheel of hoofdzakelijk in de AHS-landschap liggen, danwel in de AHS-landbouw liggen en zodanig worden omsloten door de AHS-landschap dat als gevolg daarvan een rendabele bedrijfsvoering onmogelijk is of op termijn onmogelijk moet worden geacht.

2) Bedrijven uit groep a) hebben voorrang op bedrijven uit groep b).

3) Binnen een groep wordt de rangorde bepaald door middel van een gewogen loting, waarbij aan bedrijven die beschikken over een realistisch plan tot verplaatsing naar een de vestigings- of doorgroeigebied voor de glastuinbouw, aangewezen op grond van het Streekplan Noord-Brabant 2002, of naar een Nederlands glastuinbouwgebied buiten de provincie Noord-Brabant, twee maal zoveel gewicht toekomt als aan andere bedrijven.

4) Tot een realistisch verplaatsingsplan behoort in ieder geval een koop- of optieovereenkomst betreffende de grond waarnaar het bedrijf zal worden verplaatst; de ruimte voor glasopstanden op de nieuwe locatie moet tenminste even groot zijn als die op de te verlaten locatie.

Toelichting

Met de saneringsregeling voor (voormalige) glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden beoogt de provincie twee doelen te dienen: in de eerste plaats een verbetering van de kwaliteit van natuur, milieu, waterhuishouding en landschap en in de tweede plaats een bijdrage aan de ruimtelijke concentratie van de glastuinbouw waardoor een verbetering van de ruimtelijk-economische structuur van de glastuinbouw wordt bereikt. Bij de eerste doelstelling past dat voorrang wordt gegeven aan bedrijven die zich in de meest kwetsbare zone bevinden die door deze regeling wordt bestreken, te weten de Groene hoofdstuctuur- landbouw. In verband met de tweede doelstelling wordt aan zich verplaatsende bedrijven een hogere rangorde toegekend dan aan andere bedrijven, meestal stoppende bedrijven. Voor de toekenning van deze hogere rangorde is de methode van een gewogen loting gekozen, omdat het ongewenst zou zijn stoppende bedrijven geheel uit te sluiten van de regeling.

Bijlage 2

AANVRAAGFORMULIER

subsidieverlening op grond van artikel 8 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Ondergetekende,

Gegevens aanvrager:

Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………... Postcode en Plaats : …………………………………...…………………… Telefoonnummer(s) : …………………………………...…………………… E-mailadres : …………………………………...……………………

Giro/bankrekeningnummer : ………………………………………………………... BTW-nummer : ………………………………………………………...

verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig) glastuinbouw-bedrijf om subsidie op grond van artikel 8 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.

Gegevens glastuinbouwlocatie:

Adres : …………………………………...…………………… Postcode en Plaats : …………………………………...…………………… Naam bedrijf : …………………………………...…………………… Rechtsvorm (v.o.f./maatschap/B.V.) : …………………………………...……………………

Hoedanigheid aanvrager (vennoot/directeur/eigenaar) : …………………………………...……………………

Kadastrale aanduiding glastuinbouwlocatie:

Kadastrale gemeente Sectie Perceelsnummer Oppervlakte in ha

Bijlagen

In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:

1.Een kadastraal uittreksel en uittreksel uit de Kadastrale Kaart. Het gaat hierbij om een actueel kadastraal bericht (subject) ten bewijze van eigendom van het bedrijf en een kadastrale kaart waarop de (bedrijfs)gebouwen zijn aangegeven;

2.Een situatieschets van de bedrijfsgebouwen (bij voorkeur schaal 1:1000) met daarop aangegeven de ligging en aanduiding van de bedrijfsgebouwen);

3.Een uittreksel uit het geldende bestemmingsplan (of wijziging art. 11 WRO of vrijstelling art. 19 WRO), bestaande uit de plankaart en relevante voorschriften (artikel 3, eerste lid onder d) Subsidieregeling);

4.Indien van toepassing: een kopie van de subsidiebeschikking op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (artikel 3, derde lid Subsidieregeling).

Ondertekening

Ondergetekende(n) verklaart (verklaren) dat geen andere geldelijke bijdragen zijn of zullen worden aangevraagd, danwel ontvangen, voor de sanering van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf (hieronder mede te rekenen de aankoop door een particuliere partij in het kader van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een bedrijventerrein).

Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben ingevuld c.q. toegevoegd.

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere vennoten/maten te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde (rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen en te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

In te vullen door de Provincie Noord-Brabant

Datum/tijdstip ontvangst : …………………………………...…………………… Paraaf : …………………………………...…………………… Aanvraagnummer : …………………………………...…………………… Opmerkingen : …………………………………...……………………

Bijlage 3

AANVRAAGFORMULIER

subsidievaststelling op grond van artikel 10 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Ondergetekende,

Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………... Postcode / Woonplaats : …………………………………...…………………… Giro/bankrekeningnummer : ………………………………………………………...

verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig) glastuinbouw-bedrijf om vaststelling en betaling van het subsidiebedrag op grond van artikel 10 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.

In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:

1.Een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning *);

2.Een verklaring van ondergetekende dat alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b) en c) van deze subsidieregeling zijn verricht en dat het perceel is geëgaliseerd *);

3.Bewijsstukken dat puin en afval in gescheiden fracties (tenminste de fracties gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overige afval) zijn gestort op een legale stortplaats (stortbonnen) *);

4.Een asbestinventarisatierapport opgemaakt door een BRL 5052 gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf, indien een of meer van de gesloopte bouwwerken was gebouwd vóór 1 juli 1993 *);

5.Indien asbest aanwezig was: een verklaring van een BRL 5050 gecertificeerd astbestverwijderingsbedrijf dat het asbest overeenkomstig de regelgeving voor astbestverwijdering is verwijderd *);

6.Verklaring van het gemeentebestuur dat na de indiening van de aanvraag om subsidie-verlening geen bouwaanvragen meer zijn ingediend voor de betrokken kavel en dat op dat moment aanhangige bouwaanvragen, alsmede verleende bouwvergunningen waarvan nog geen gebruik was gemaakt, zijn ingetrokken (artikel 3, eerste lid, onder e Subsidieregeling);

7.Indien van toepassing: een kopie van de beschikking tot intrekking of wijziging van de milieuvergunning (artikel 3, eerste lid, onder g Subsidieregeling);

8.Een rapport verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740, opgemaakt na voltooiing van alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden, en indien de locatie verdacht is van asbestverontreiniging een asbestonderzoek volgens NEN 5705 of NEN 5897(artikel 3, eerste lid, onder g Subsidieregeling);

9.Indien van toepassing: het evaluatierapport betreffende de bodemsanering volgens protocol VKB 6001 of 6002;

10.Indien van toepassing: bewijsstukken van de verkoop van EHS-grond aan BBL of de beëindiging van de pachtovereenkomst met Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsinstantie (in artikel 3, eerste lid, onder h Subsidieregeling).

De met een *) aangeduide onderdelen hoeven niet te worden ingediend indien zij reeds bij de aanvraag om een voorschot zijn aangeleverd.

Ondertekening

Met de ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart ondergetekende dat de glastuinbouwkavel niet is aangekocht door of in eigendom is van een overheidslichaam (artikel 4, eerste lid, onder b Subsidieregeling).

Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben ingevuld c.q. toegevoegd.

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere vennoten/maten te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde (rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen en te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Bijlage 4

AANVRAAGFORMULIER

Voorschot op grond van artikel 11 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden

Ondergetekende,

Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………... Postcode / Woonplaats : …………………………………...…………………… Giro/bankrekeningnummer : ………………………………………………………...

verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig) glastuinbouw-bedrijf om een voorschot van 50% van het bij subsidieverlening bepaalde subsidiebedrag op grond van artikel 11 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.

In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:

1.Een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning;

2.Bewijsstukken dat puin en afval in gescheiden fracties (tenminste de fracties gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overige afval) zijn gestort op een legale stortplaats (stortbonnen);

3.Een asbestinventarisatierapport opgemaakt door een BRL 5052 gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf, indien een of meer van de gesloopte bouwwerken was gebouwd vóór 1 juli 1993;

4.Indien asbest aanwezig was: een verklaring van een BRL 5050 gecertificeerd astbest-verwijderingsbedrijf dat het asbest overeenkomstig de regelgeving voor astbestverwijdering is verwijderd.

Ondertekening

Met de ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart ondergetekende dat alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b) en c) van deze subsidieregeling zijn verricht en dat het perceel is geëgaliseerd.

Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben ingevuld c.q. toegevoegd.

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere vennoten/maten te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde (rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen en te ondertekenen.

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Datum ………...……………..

Naam ….……...……………..

Handtekening ………...……………..

Bijlage 5 Subsidieovereenkomst sanering glastuinbouwbedrijf

De ondergetekenden:

1.De Provincie Noord-Brabant, een rechtspersoon naar publiekrecht, gevestigd te ’s-Hertogenbosch aan de Brabantlaan 1, ter zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw mr. E. M.A. van Sprang - Helmig, hoofd van het bureau Vastgoed van de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van …[datum besluit subsidieverlening], hierna te noemen: “de Provincie”,

en

2.De heer/mevrouw/maatschap/vof/besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ……, wonende/gevestigd te … …aan de ……, [ingeval van een rechtspersoon: ter zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door ……], hierna te noemen: “de subsidieontvanger”;

De Provincie en de subsidieontvanger hierna gezamenlijk ook te noemen: “Partijen”.

Overwegende:

1.dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij beschikking van …, nr. …, aan de subsidieontvanger een subsidie hebben verleend voor de sanering van het [voormalige] glastuinbouwbedrijf op de glastuinbouwkavel [adres, perceelsaanduiding, kadastrale aanduiding], hierna te noemen: “de subsidieverlening”;

2.dat deze subsidie wordt verstrekt overeenkomstig de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 22 augustus 2006 vastgestelde “Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden” (Provinciaal blad nr …), hierna te noemen “de saneringsregeling”;

3.dat de subsidieontvanger overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 1, sub d van de saneringsregeling medewerking moet geven aan het verlenen van een passende andere bestemming aan de betrokken glastuinbouwkavel door het gemeentebestuur en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan geen bouwwerken mag oprichten op de glastuinbouwkavel;

4.dat de subsidieontvanger ter verzekering hiervan de onderhavige overeenkomst dient aan te gaan met de Provincie, welke overeenkomst kan worden aangemerkt als een overeenkomst in de zin van artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht;

verklaren het volgende te zijn overeengekomen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

Op de in deze overeenkomst gebruikte begrippen zijn de omschrijvingen als opgenomen in artikel 1 van de saneringsregeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

1.De subsidieontvanger zal zo spoedig mogelijk na de ondertekening van deze overeenkomst een verzoek indienen bij het gemeentebestuur om een passende andere bestemming te leggen op de glastuinbouwkavel.

2.De subsidieontvanger zal voorts alle medewerking verlenen aan de aanpassing van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan, gericht op de totstandkoming van een passende andere bestemming als bedoeld in lid 1.

Artikel 3

De subsidieontvanger zal geen bezwaar maken danwel andere rechtsmaatregelen treffen tegen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening, een besluit tot herziening, wijziging of verlening van vrijstelling van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10, 11 respectievelijk 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, danwel enig ander besluit in verband met de aanpassing van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan gericht op de totstandkoming van een passende andere bestemming als bedoeld in artikel 2, lid 1.

Artikel 4

De subsidieontvanger zal tot het moment waarop de aanpassing van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan als bedoeld in lid 1 onherroepelijk is, geen initiatieven nemen of doen nemen tot het oprichten van bebouwing op, aan of in de glastuinbouwkavel, anders dan toegestaan onder artikel 3, lid 2, van de saneringsregeling.

Artikel 5

1.In het geval van gehele of gedeeltelijke vervreemding danwel ingebruikgeving onder welke titel dan ook van de glastuinbouwkavel waarbij de nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker in de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de subsidieverlening treedt, welke nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker alsdan als de subsidieontvanger wordt aangemerkt, is de subsidieontvanger verplicht er zorg voor te dragen dat de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst overgaan op de nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker.

2.Treedt in het geval als bedoeld in lid 1 de nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker niet in de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de subsidieverlening dan is de subsidieontvanger verplicht er zorg voor te dragen dat de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst mede aanvaard worden door iedere nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker.

Artikel 6

Onverminderd het recht van de Provincie op volledige schadevergoeding is de subsidieontvanger bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 2, 3, 4 of 5 van deze overeenkomst aan de Provincie een direct opeisbare boete verschuldigd van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro) per geval, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling is vereist.

Artikel 7

1.De rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst komen te vervallen op het moment dat de aanvraag die aan de subsidieverlening ten grondslag ligt door de subsidieontvanger wordt ingetrokken.

2.Onverminderd het bepaalde in lid 1 doen Partijen uitdrukkelijk afstand van de bevoegdheid respectievelijk het recht om van deze overeenkomst uit welke hoofde ook de ontbinding of vernietiging te verlangen, een en ander onverminderd het recht op schadevergoeding.

Aldus in tweevoud ondertekend te ’s-Hertogenbosch, respectievelijk … [woonplaats subsidieontvanger]

Op … ….. 2005, respectievelijk … …. 2005

Provincie Noord-Brabant,

namens deze,

Mevrouw mr. E. M.A. van Sprang Helmig,

hoofd van het bureau Vastgoed van de

Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving,

…. [naam subsidieontvanger]

Toelichting algemeen

Provinciaal saneringsbeleid voor de glastuinbouw

Het provinciale glastuinbouwbeleid is vastgelegd in de nota Glastuinbouw, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 24 augustus 1999. Het beleid is gericht op de ruimtelijke concentratie van glastuinbouwbedrijven, omdat daardoor economische en milieuvoordelen kunnen worden behaald en minder aantrekkelijke kanten van ruimtelijke spreiding, waaronder met name de belasting van natuur en landschap, kunnen worden voorkomen of weggenomen.

Wat betreft de sanering van glastuinbouwbedrijven is in de nota bepaald dat solitair gelegen bedrijven in gebieden die vanuit het oogpunt van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden als kwetsbaar moeten worden aangemerkt moeten worden verplaatst of beëindigd. In het Streekplan Noord-Brabant 2002 zijn de belangrijkste van deze kwetsbare gebieden samengebracht in de groene hoofdstructuur (GHS) en de agrarische hoofdstructuur landschap (AHS-landschap).

Door middel van de onderhavige subsidieregeling en het geld dat de provincie voor de uitvoering daarvan uittrekt geeft ons college invulling aan het saneringsbeleid voor de glastuinbouw. Dit beleid kan tevens een stimulans zijn voor de verplaatsing van glastuinbouwbedrijven naar duurzame locaties, met name in een van de vestigings- en doorgroeigebieden van onze provincie. Voor de ontwikkeling van deze gebieden heeft de provincie in 2002 samen met de ZLTO/NCB-Ontwikkeling de Tuinbouw Ontwikkelingsmaatschappij (TOM) opgericht.

Het sanerings- en verplaatsingsbeleid voor de glastuinbouw is een onderdeel van het provinciale beleid voor de revitalisering van het landelijk gebied van Noord-Brabant. De reconstructie- en gebiedsplannen voor de revitalisering zijn op 22 april 2005 vastgesteld door Provinciale Staten. De reconstructieplannen (Oost- en Midden-Brabant) zijn opgesteld op basis van de Reconstructiewet concentratiegebieden; de gebiedsplannen (West-Brabant) op initiatief van het provinciaal bestuur.

Kwetsbare gebieden: GHS-landbouw en AHS-landschap Deze subsidieregeling richt zich op het wegnemen van solitair gelegen bedrijven in de Groene hoofdstructuur landbouw (GHS-landbouw) en de Agrarische hoofdstructuur landschap (AHS-landschap). Voor de sanering van de glastuinbouwbedrijven in de meest kwetsbare gebieden – de GHS-natuur – is het Ministerie van LNV verantwoordelijk. De meeste van de in de GHS-natuur gelegen glastuinbouwbedrijven zijn in de afgelopen jaren reeds aangekocht door de Dienst Landelijk Gebied van LNV.

Sanering van gespecialiseerde (voormalige) glastuinbouwbedrijven

Deze subsidieregeling is gericht op gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven, dit wil zeggen bedrijven met een glasopstand van tenminste 5.000 m2. De verspreide aanwezigheid van deze bedrijven doet duidelijk afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in de GHS en de AHS-landschap. Bovendien vertegenwoordigen bedrijven met minder dan 5.000 m2 aan glas in het algemeen nauwelijks of geen economische waarde.

Om de afbraak van kassen met een oppervlak van minder dan 5.000 m2 toch enigszins te stimuleren hebben wij in onze modelverordening voor de sloop van agrarische en overige bebouwing in het buitengebied (zie hierna) een subsidiemogelijkheid opgenomen voor deze kleinere kassen.

Actieve glastuinbouwbedrijven zijn gelijkgeschakeld met voormalige glastuinbouwbedrijven, omdat het er uiteindelijk om gaat dat de glasopstanden met de bijbehorende bebouwing uit het landschap verdwijnen.

Tenderprocedure, prioritering

De onderhavige subsidieregeling wordt opengesteld door middel van een tenderprocedure. Daarin wordt gedurende een bepaalde tijd (bijvoorbeeld een maand) de mogelijkheid geboden om subsidieaanvragen in te dienen, waarna alle aanvragen worden gerangschikt naar de ligging in meer of minder kwetsbaar gebied (respectievelijk GHS-landbouw en AHS-landschap). Vervolgens worden de aanvragen per gebied geprioriteerd door middel van een gewogen loting, waarbij een hogere prioriteit wordt toegekend aan de bedrijven die beschikken over een serieus plan voor verplaatsing naar een concentratiegebied voor de glastuinbouw in de provincie Noord-Brabant of elders in Nederland. De aanvraag met de hoogste prioriteit wordt als eerste ingewilligd, vervolgens de tweede, enzovoort. Deze toekenning gaat door totdat het budget voor de betreffende aanvraagperiode volledig vergeven is; zie de artikelen 6 en 7, alsmede bijlage 1.

Op deze wijze wordt absolute voorrang verleend aan de sanering van (voormalige) bedrijven die de grootste ecologische bijdrage leveren en relatieve voorrang aan bedrijfsbeëindingen die gepaard gaan met verplaatsing. Het laatste is bedoeld om een extra impuls te geven aan de ruimtelijke concentratie van de glastuinbouw.

Financiële middelen

De budgetten die voor deze regeling beschikbaar worden gesteld zijn afkomstig uit de verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte. In deze verbrede inzet wordt extra woningbouw mogelijk gemaakt in ruil voor een financiële bijdrage aan de beëindiging en de sloop van glastuinbouwbedrijven en de sloop van andere bebouwing in het buitengebied van Noord-Brabant. De bestemmingswinsten uit de kavelontwikkeling van de woningen worden aangewend voor de onderhavige subsidieregeling en voor de door gemeenten open te stellen subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied. Over de aanpak ruimte voor ruimte (verbreed) zijn landelijke afspraken gemaakt in het zogeheten Pact van Brakkenstein . Op 27 juni 2006 heeft ons college beleidsregels vastgelegd in de Beleidsnota verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte.

Vooruitlopend op de inkomsten uit de verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte stelt de provincie voorlopig een bedrag van € 11 miljoen ter beschikking voor de sanering van de glastuinbouw. Door middel van het subsidieplafond besluiten Gedeputeerde Staten of dit bedrag ineens dan wel in tranches wordt uitgegeven (zie artikel 6).

Europese aspecten

Subsidiëring van bedrijfsbeëindiging en afbraak van glastuinbouwbedrijven komt niet voor medefinanciering door de Europese Unie in aanmerking. In het bijzonder de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) , waarop het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is gebaseerd, voorzien niet in medefinanciering van saneringsmaatregelen in de glastuinbouw. De subsidies moeten wel voldoen aan de EU-bepalingen over staatssteun, in het bijzonder de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector . Bij beschikking van 7 december 2005, inzake Steunmaatregel nr. N 491/2005, heeft de Europese Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de onderhavige subsidieregeling.

Aankoopprojecten naast subsidieregeling

Sinds het jaar 2000 is de provincie betrokken bij het project Glasnat, bij Sprang-Capelle in de gemeente Waalwijk. In dit project wordt een bestaand glastuinbouwgebied en de omgeving daarvan opnieuw ingericht. De netto glasopstand wordt hierbij vergroot van 17 ha tot 30 ha en in het omliggende gebied worden vijf glastuinbouwbedrijven aangekocht en gesaneerd, drie op kosten van het Ministerie van LNV en twee op kosten van de provincie. Het gaat er vooral om het glastuinbouwgebied waterhuishoudkundig te scheiden van het omliggende gebied, zodat het grondwaterpeil in het omliggende gebied kan worden verhoogd ten gunste van de natuur.

In de toekomst dienen zich mogelijk nog andere gebieden aan waarin een projectmatige aanpak van de ontwikkeling en de sanering van glastuinbouwbedrijven door middel van aan- en verkoop van bedrijven en grond een duidelijke meerwaarde heeft. In dit verband is reeds de situatie te Helenaveen, gemeente Deurne, bekend, waarin een projectmatige aanpak nuttig kan zijn om tegelijk met de herstructurering van de glastuinbouw een aantal andere doelen van de revitalisering van het landelijk gebied te dienen, met name de bevordering van de leefbaarheid en het behoud van cultuurhistorische waarden.

De provincie blijft bereid om (ook in financiële zin) mee te werken aan dergelijke projecten en heeft daarvoor gelden gereserveerd.

Glastuinbouwbedrijven die voor sanering in aanmerking komen en zich in een projectgebied bevinden hebben de keuze om mee te doen met het project of gebruik te maken van de onderhavige subsidieregeling.

RSG 2002 en Rbv als voorbeelden

Voor de regeling hebben onder meer model gestaan de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw 2002 (RSG 2002) en de Regeling beëindiging Veehouderijtakken (Rbv) .

De RSG 2002 heeft tot doel de vernieuwing en verbetering van de bestaande structuur en verkaveling van individuele glastuinbouwbedrijven te bewerkstelligen. Hiertoe voorziet de RGS 2002 onder meer in subsidie voor afbraak van verouderde glasopstanden en bedrijfsgebouwen op kavels, waarvan de glastuinbouwbestemming wordt gehandhaafd. De onderhavige subsidieregeling heeft een geheel ander oogmerk, namelijk de sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, waarbij de glastuinbouwbestemming wordt geschrapt. Van samenloop van beide subsidies kan dan ook geen sprake zijn.

Aan de Rbv is onder meer ontleend dat subsidie is uitgesloten indien woningbouwmogelijkheden aanwezig zijn op de glastuinbouwkavel die wordt gesaneerd, of indien daar naderhand woningbouwmogelijkheden ontstaan (zie artikel 4 , eerste lid, onder b, en artikel 11, lid 2). Door zelf een woning te bouwen of de grond als woningbouwperceel te verkopen is de betrokken glastuinder immers in voldoende mate in staat om de saneringskosten zelf te kunnen dragen.

Andere provinciale subsidieregelingen voor bedrijfsbeëindiging en sloop van gebouwen in het buitengebied

Naast de onderhavige subsideregeling kent de provincie nog drie andere regelingen die voorzien in de bedrijfsbeëindiging en/of de sloop van gebouwen in het buitengebied, namelijk de:

-Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV)

-Beëindigingsregeling Intensieve Veehouderij (BIV)

-Model gemeentelijke subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing

De VIV voorziet in de aankoop van intensieve veehouderijen in extensiveringsgebieden die zich willen verplaatsen naar een duurzame locatie elders in Nederland. Extensiveringsgebieden zijn aangewezen in de reconstructieplannen en gebiedsplannen voor het landelijk gebied. Bij de aankoop verplicht de veehouder zich tot sloop van de betrokken bedrijfsgebouwen. In de aankoopsom zijn bijdragen in de sloop- en de verplaatsingskosten begrepen. Vermoedelijk wordt dit laatste element in een afzonderlijke subsidieregeling ondergebracht, dit vanwege de staatssteunaspecten. De regeling wordt gefinancierd uit de algemene middelen van de provincie, met uitzondering van de sloopbijdrage, die wordt bekostigd uit de opbrengsten die worden verkregen uit de aanpak ruimte voor ruimte.

De BIV zal door de provincie naar verwachting in 2007 worden opengesteld. Deze regeling voorziet in subsidie van het waardeverlies en de sloopkosten van intensieve veehouderijen die in extensieveringsgebieden in of rondom natuurgebieden zijn gelegen, maar niet elders zullen worden voortgezet. Ook deze zal worden gefinancierd uit de algemene middelen van de provincie.

De model-subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied kan door gemeenten worden opengesteld. Gemeenten waarin op 31 december van een jaar minstens 30 ruimte voor ruimtekavels in ontwikkeling waren kunnen in het daarop volgende jaar in aanmerking komen voor een financiële bijdrage voor de subsidies die zij op grond van de verordening uitbetalen. De verordening voorziet in subsidies voor de sloop van gebouwen in door de gemeente aan te wijzen gebieden die vanuit het oogpunt van natuur en landschap als waardevol kunnen worden aangemerkt. De gemeenten kunnen eveneens de categorieën van gebouwen aanwijzen waarvoor de regeling zal gelden.

De drie genoemde regelingen zijn, evenals de onderhavige subsidieregeling, uitvoeringsinstrumenten van het provinciale beleid voor de revitalisering van het landelijk gebied van Noord-Brabant.

Toelichting per artikel

Artikel 1

De onderdelen a) en b) zijn ontleend aan de RSG 2002.

De onderdelen c) en d) bevatten zodanige definities dat alleen positief bestemde glastuinbouwbedrijven voor een saneringssubsidie in aanmerking komen en dat bedrijven met een glasopstand van minder dan 5.000 m2 buiten de regeling vallen.

De onderdelen f) en g) zijn opgenomen omdat de regeling zowel ziet op glastuinbouwbedrijven die nog actief zijn als op reeds gestaakte bedrijven

De onderdelen j), k), en l) bevatten de gebieden waarin de regeling van toepassing is. In het Streekplan Noord-Brabant 2002 zijn deze gebieden vastgesteld op een schaal van 1:100.000. Deze schaal is te grof om te worden toegepast in een subsidieregeling als de onderhavige. Vandaar dat aanknoping is gezocht bij de zogeheten werkkaart “Groene Hoofdstructuur 2003”, die is opgenomen in de CD ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG) 2005”. De uit 2002 daterende versie van deze kaart, op schaal 1:25.000, heeft ten grondslag gelegen aan de de GHS en de AHS-landschap zoals die in het streekplan 2002 zijn begrensd.

De benaming “werkkaart” is passend in het kader van het provinciaal planologisch toezicht. In dat kader is de begrenzing van de GHS en de AHS-landschap op detailniveau voorbehouden aan de gemeenten, bij de vaststelling van hun bestemmingsplannen, en is de kaart niet meer dan een (belangrijk) hulpmiddel. In het kader van de onderhavige subsidieregeling hebben wij aan de werkkaart een harde juridische betekenis verleend, om daarmee de nodige rechtszekerheid te scheppen.

In de kaart “Groene Hoofdstructuur 2003” zijn aanpassingen opgenomen naar aanleiding van de vaststelling van de natuurgebiedsplannen in het kader van het provinciale natuurbeleid en naar aanleiding van de vaststelling van de concept- reconstructie- en gebiedsplannen voor de revitalisering van het landelijk gebied. In de natuurgebiedsplannen is de Ecologische hoofdstructuur (EHS) begrensd, die overeenkomt met de GHS-natuur (afgezien van de beheersgebieden). In de reconstructie- en gebiedsplannen is de grens van de regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE) nader bepaald, en daarmee eveneens de begrenzing van de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel.

Onderdeel m): De EHS omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen bos- en natuurgebieden, ecologische verbindingszones en beheersgebieden. In de beheersgebieden blijft de uitoefening van landbouwactiviteiten voorop staan. Voor de onderhavige subsidieregeling zijn alleen de bestaande en te ontwikkelen bos- en natuurgebieden en de ecologische verbindingszones van belang. Ons college heeft deze gebieden en zones op 2 juli 2002 begrensd in 11 natuurgebiedsplannen, op een schaal van 1:25.000. Nadien is deze begrenzing jaarlijks aangepast. De natuurdoeltypen die in deze plannen zijn aangegeven zijn bepalend voor de subsidiemogelijkheden op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 .

Artikel 2

Dit artikel bevat de basisbepaling: subsidie kan worden verleend voor de sanering van glastuinbouwbedrijven en voormalige glastuinbouwbedrijven in de GHS-landbouw of de AHS-landschap, danwel (voormalige) bedrijven in de AHS-landbouw die door hun ligging ten opzichte van de GHS-natuur, de GHS-landbouw en de AHS-landschap op slot staan. Voor het laatste geval moet worden gedacht aan bedrijven die aan twee of drie zijden worden omringd door de GHS of de AHS-landschap en in andere richtingen niet of nauwelijks kunnen uitbreiden, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van bebouwing.

Artikel 3

Lid 1, onder b) en c): Het slopen en verwijderen van de daarbij vrijkomende materialen moet op milieuverantwoorde wijze gebeuren. Om aannemelijk te maken dat aan dit vereiste is voldaan, moeten bij de indiening van het verzoek om subsidievaststelling worden overgelegd:

? een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning;

? een asbestinventarisatierapport van een BRL 5052 gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf, indien de te slopen bouwwerken vóór 1 juli 1993 zijn gebouwd;

? indien asbest aanwezig was, bewijsstukken waaruit blijkt dat dit overeenkomstig de regelgeving voor asbestverwijdering is verwijderd door een BRL 5050 gecertificeerd astbestverwijderingsbedrijf;

? bewijsstukken waaruit blijkt dat puin en afval op een legale stortplaats in gescheiden fracties zijn gestort (stortbonnen).

De sloopvergunning is geregeld in de gemeentelijke bouwverordening. In deze verordening staan ook bepalingen omtrent asbestverwijdering, die zijn gebaseerd op het Asbestverwijderingsbesluit (AmvB van 28 mei 1993, Stb 290, nadien enkele malen gewijzigd). De onderhavige regeling voegt inhoudelijk niets toe aan deze bepalingen. Door echter een aantal documenten te vereisen waaruit blijkt dat bij het slopen en verwijderen van afval aandacht is besteed aan het milieu, wordt een extra waarborg gegeven dat de betreffende bepalingen juist worden toegepast. Deze waarborg is naar verwachting effectief, omdat de sanctie is gelegen in het niet uitkeren van de subsidie of een voorschot.

Overigens moet bij de sloop van kassen, voorzover van toepassing, ook worden voldaan aan de Regeling sloop tuinbouwkassen met asbesthoudende voegkit (Minister van VROM, 20 december 2000, Stcrt 250).

Lid 1, onder d): Ter bevordering van gewenste en voorkoming van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen is het nodig dat op de gesaneerde glastuinbouwkavel een passende andere bestemming komt te rusten. Dit betekent in ieder geval dat de glastuinbouwbestemming, of de bouwmogelijkheden voor de glastuinbouw moeten worden geschrapt. Daarvoor in de plaats moet een andere bestemming worden gegeven aan de kavel, doorgaans een (burger)woonbestemming of een agrarische bestemming, waarbij het van de plaatselijke omstandigheden afhangt of en zo ja welke bouwmogelijkheden kunnen worden geschapen ten dienste van deze bestemming. Eventuele bouwmogelijkheden kunnen overigens slechts beperkt zijn, omdat er anders immers slechts sprake zou zijn van vervanging van kassen door andere bebouwing, hetgeen afbreuk zou doen aan de landschappelijke doelstelling van de subsidie. Een agrarisch bouwblok moet dan ook in het algemeen uitgesloten worden geacht.

De subsidieontvanger zal actief moeten meewerken aan de totstandkoming van een passende andere bestemming, door de indiening van een daartoe strekkend verzoek bij het gemeentebestuur. Het ligt voor de hand dat in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan niet wordt gebouwd op de glastuinbouwkavel. Om een en ander te verzekeren wordt van de subsidieontvanger verlangd dat hij een subsidieovereenkomst sluit met de provincie (zie bijlage 5).

Een bepaling, gericht op de totstandkoming van een passende bestemming na de sloop van stallen, is eveneens opgenomen in de ruimte voor ruimteregeling van het Streekplan Noord-Brabant 2002 (paragraaf 3.6.2) en uitgewerkt artikel 8 van de “Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006” (vastgesteld door ons college op 20 december 2005).

Lid 1, onder f): In artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) is de algemene zorgplicht tot het voorkomen en ongedaan maken van bodemverontreiniging neergelegd. Ook los van deze bepaling spreekt vanzelf dat de grond van het te saneren glastuinbouwbedrijf schoon moet worden opgeleverd. Dit wil zeggen: schoon genoeg voor het in de toekomst te verwachten gebruik. Het in de toekomst te verwachten gebruik zal moeten worden gedekt door de nieuwe bestemming (zie toelichting bij vorig artikelonderdeel). Vaak zal het om gebruik als tuin bij een burgerwoning gaan, of om agrarisch gebruik.

Uit een verkennend bodemonderzoek overeenkomstig de NEN 5740 - aangevuld met een asbestonderzoek volgens NEN 5705 of NEN 5897 indien de locatie verdacht is van asbestverontreiniging - zal moeten blijken of er sprake is van niet aanvaardbare bodemverontreiniging. Indien dit het geval is, dan moet de bodem, eventueel na andere onderzoeken, volgens een saneringsplan worden gesaneerd. Het saneringsplan moet voldoen aan het bepaalde in titel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant.

In voorkomende gevallen (ernstige verontreiniging door bijvoorbeeld zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs), olie of asbest) dient de voorgenomen sanering te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten, op grond van artikel 28 Wbb indien de verontreiniging is ontstaan vóór 1 januari 1987 en op grond van van artikel 27 Wbb indien de verontreiniging later is ontstaan. Bij de melding moet onder meer een saneringsplan worden overgelegd, waarmee ons college moet instemmen.

In sommige gevallen kan de saneringsplicht overigens ook voortvloeien uit de milieuvergunning, zelfs nadat deze is ingetrokken. In die gevallen zijn burgemeester en wethouders het bevoegde gezag voor minder ernstige verontreinigingen en is ons college het bevoegde gezag voor gevallen van ernstige verontreiniging.

Indien bodemsanering noodzakelijk was en deze is uitgevoerd, dan dient daarvan een evaluatierapport te worden opgesteld volgens het VKB Protocol 6001 of 6002 of een daarmee vergelijkbaar evaluatierapport dat voldoet aan het bepaalde in artikel 6.7.2 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant. Aan de hand van dit rapport zal ons college beoordelen – al dan niet in het kader van de Wbb - of het te beogen resultaat is bereikt.

Lid 1, onder g): Als er een milieuvergunning geldt voor het glastuinbouwbedrijf, dan moet deze worden ingetrokken op de voet van artikel 8:26 van de Wet milieubeheer. De milieuvergunningen voor de meeste glastuinbouwbedrijven zijn overigens per 1 april 2002 vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van het Besluit glastuinbouw (AmvB van 21 februari 2002, Stcrt nr. 109, nadien gewijzigd). Dat de milieuvergunning is ingetrokken of niet (meer) van kracht is moet blijken uit een intrekkingsbesluit, respectievelijk een verklaring van burgemeester en wethouders.

Lid 1, onder h): Deze bepaling is ontleend aan de Rbv. Zij beoogt een stimulans te geven aan de realisering van de EHS. Volgens de artikelen 94 t/m 97 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 is BBL verplicht om aangeboden grond te verwerven tegen de getaxeerde waarde.

Lid 1, onder i): Ook deze bepaling is ontleend aan de Rbv. Zij beoogt BBL de kans te geven om landbouwgronden buiten de EHS aan te kopen; zulke gronden kunnen dan onder meer worden ingezet als ruilgrond.

Lid 2: Zoals hiervoor is vermeld bij lid 1, onder d), zal veelal een bestemming tot burgerbewoning als passend moeten worden beschouwd na de sanering van het glastuinbouwbedrijf. Voor deze bestemming worden in bestemmingsplannen buitengebied doorgaans bijgebouwen toegestaan tot 200 m2 indien er sprake is van substantiële sloop op het betrokken perceel. Lid 2 sluit aan bij deze praktijk. Indien een passende andere bestemming het gewenst maakt dat een groter gedeelte van de gebouwen wordt gehandhaafd, dan kan de hardheidsclausule (artikel 12) uitkomst bieden.

In sommige situaties zal er behoefte bestaan aan het behoud van een zeker oppervlakte aan gebouwen of glasopstanden, maar op een andere plek dan de bestaande. Voor die situaties voorziet dit artikellid in de mogelijkheid dat tot een oppervlakte van 200 m2 wordt teruggebouwd. Uiteraard moet dit wel gebeuren in overeenstemming met het bestemmingsplan dat ten tijde van het terugbouwen van kracht is.

Lid 3: De in lid 1, onder h) opgenomen verplichting om EHS-gronden te verkopen aan BBL of pachtvrij te maken ten gunste van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie geldt niet indien de tuinder deze gronden beheert met gebruikmaking van een beheers- of inrichtingssubsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000. In de natuurgebiedsplannen is aangegeven waar dit particuliere natuurbeheer mogelijk is. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het particuliere natuurbeheer.

Artikel 4

Lid 1, onder b): Zoals vermeld in het algemene gedeelte van deze toelichting is dit onderdeel ontleend aan de Rbv. Indien er sprake is van bestemming die (extra) woningbouw toelaat op de glastuinbouwkavel, dan kunnen de saneringskosten worden gedekt uit de (bestemmings)winst die wordt behaald door de ontwikkeling van de woning(en).

Lid 2, onder d): indien het (voormalige) glastuinbouwbedrijf wordt gesaneerd in ruil voor de bouw van woningen of bedrijfsopstallen in het kader van een verbeterproject in het buitengebied (paragraaf 3.6.2. Streekplan Noord-Brabant 2002), dan moeten de verleende bouwmogelijkheden als een voldoende stimulans voor de sanering worden gezien. Indien de sanering van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf daarnaast ook nog zou worden gesubsidieerd, dan zou dat een overdreven extra stimulans zijn. De eigenaar van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf heeft in dergelijke gevallen de keuze tussen ofwel het verkrijgen van provinciale planologische medewerking aan de bouw van woningen of bedrijfsopstallen buiten de reguliere toetsingskaders, ofwel het verkrijgen van subsidie.

Lid 1, onder e) is ontleend aan de Rbv. Deze bepaling beoogt ontwijking van de verkoopplicht van EHS-gronden aan BBL danwel de verplichting tot het pachtvrij maken van de gronden te voorkomen.

Lid 2: Deze bepaling beoogt dubbele subsidiëring te voorkomen. Bij de aanvraag dient een verklaring te worden overgelegd over andere geldelijke bijdragen. Onder de verstrekking van een geldelijke bijdrage valt ook de verwerving van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf in het kader van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een bedrijventerrein door een particuliere partij. Indien de gemeente de locatie verwerft voor dit doel, dan vervalt de subsidiemogelijkheid; zie het eerste lid, onder b) van artikel 4.

Artikel 5

Lid 1: De subsidiebedragen zijn afhankelijk van de oppervlakte en de leeftijd van de glasopstand en van de oppervlakte van de ondergrond. Aan de bepaling van de bedragen heeft een onderzoek van de Tuinbouwontwikkelingsmaat-schappij (TOM) ten grondslag gelegen , waaruit blijkt dat de genoemde factoren een goede indicatie geven van het waardeverlies dat optreedt bij het saneren van een (voormalig) glastuinbouwbedrijf. Wat betreft de subsidie voor de grond is uitgegaan van het waardeverschil tussen de glastuinbouwbestem-ming en een agrarische bestemming zonder bebouwing en is rekening gehouden met de verkoopbaarheid van (een gedeelte van) het perceel van circa 1 ha voor gebruik bij een burgerwoning.

Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat de hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van het glas en de grond, maar dat uiteraard alle bedrijfsgebouwen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf moeten worden gesloopt.

Lid 6: Het waardeverlies als gevolg van het wegvallen van de glastuinbouwbestemming geldt voor de grond die feitelijk voor de glastuinbouw wordt gebruikt. In de praktijk is de oppervlakte van deze grond ¼ groter dan de netto-glasoppervlakte. Vandaar dat de voor subsidie in aanmerking te nemen grondoppervlakte is gesteld op 125% van de glasoppervlakte. Uit deze bepaling vloeit tevens voort dat het verlies van als zodanig bestemde, maar feitelijk onbebouwd gebleven glastuinbouwgrond niet wordt gesubsidieerd.

Artikel 6 en 7: In deze bepalingen is de tenderprocedure neergelegd; deze is in het algemene gedeelte van de toelichting ter sprake gekomen.

Artikel 9, tweede lid: In dit artikellid is de sanctie bepaald op overschrijding van de termijn, genoemd in het eerste lid. Deze bepaling is ontleend aan de Beleidsregels uitvoering Regeling beëindiging veehouderijtakken (Minister van LNV, 15 juli 2004, Stcrt 136). In de ministeriële beleidsregels is ook aangegeven welke sancties worden toegepast indien de subsidie-aanvrager in het geheel niet voldoet aan een of meer voorwaarden van de Rbv. Vooralsnog acht ons college het niet nodig gelijksoortige beleidsregels vast te stellen. Indien dit toch nodig mocht blijken, dan zullen beleidsregels omtrent sancties in een afzonderlijk document worden vastgelegd.

Artikel 11

Lid 1: Het voorschot wordt pas uitbetaald na de voltooiing van alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden op milieuverantwoorde wijze. Voor de verstrekking van het voorschot zullen dan ook de documenten moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat de sloop op een milieuverantwoorde manier heeft plaatsgevonden. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3, lid 1, onder b) en c).

Lid 2: Deze bepaling is ontleend aan de Rbv, zoals vermeld in het algemene gedeelte van de toelichting. Zij is het complement van artikel 4, eerste lid, onder c). Indien er na de sanering (extra) woningbouwmogelijkheden ontstaan op de glastuinbouwkavel, dan kunnen de saneringskosten worden terugbetaald uit de (bestemmings)winst die wordt behaald door de ontwikkeling van de woning(en).

Artikel 12

Lid 1: Deze bepaling is ontleend aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Zij is voor het gemak van de lezer opgenomen; strikt genomen is zij overbodig naast de wettelijke regeling. De bepaling biedt een grondslag voor de vermijding of verzachting van onbedoelde effecten die in de uitvoeringspraktijk zouden kunnen optreden bij een strikte toepassing van de regeling.

Lid 2: In het tweede lid is bepaald dat naar redelijkheid en billijkheid moet worden besloten indien wordt afgeweken van de beleidsregels, of indien een beslissing moet worden genomen over een onderwerp dat onmiskenbaar tot het domein van de beleidsregels behoort, maar daarin niet met zoveel woorden is geregeld.