Regeling vervallen per 10-01-2013

Subsidieregeling stimulering Brabantbrede verkeersveiligheid Noord-Brabant

Geldend van 10-01-2013 t/m 09-01-2013

Intitulé

Subsidieregeling stimulering Brabantbrede verkeersveiligheid Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant stellen de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      ASV: Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant;

    • c.

      subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb te weten: de aanspraak op financiële middelen;

    • d.

      door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

    • e.

      subsidieplafond: bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb te weten; het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

    • f.

      Routeplan Verkeersveiligheid in Noord-Brabant: beleidsnota Routeplan Verkeersveiligheid in Noord-Brabant / deel I: Meerjaren uitvoeringsprogramma 2007-2011 en deel II: Jaarlijks op te stellen Uitvoeringsprogramma;

    • g.

      activiteitenplan: door de aanvrager in te dienen activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb inhoudende onder andere een gedetailleerd overzicht van de door de aanvrager beoogde activiteiten en de daarmee nagestreefde doelstellingen, zoveel mogelijk uitgedrukt in meetbare prestaties;

    • h.

      begroting: door de aanvrager in te dienen gedetailleerde begroting zoals bedoeld in artikel 4:63 Awb inhoudende onder andere een overzicht van de –geraamde– inkomsten en uitgaven die met het project gemoeid zijn;

    • i.

      innovatieve projecten: investeringsprojecten of - activiteiten op het terrein van de Brabantbrede verkeersveiligheid met een vernieuwend en tijdelijk karakter;

    • j.

      start- of stimuleringssubsidie: geldelijke bijdrage om de start van een project mogelijk te maken of om een project een (extra) impuls te geven.

Artikel 2. Doelstelling

De Subsidieregeling stimulering Brabantbrede verkeersveiligheid Noord-Brabant heeft als doel het stimuleren van projecten die bijdragen aan de doelstellingen en speerpunten uit “Brabanders maken van de nul een punt. Brabants Verkeersveiligheidsplan, uitvoeringplan 2012”.

Artikel 3. Reikwijdte

De projecten zijn innovatief, hebben een voorbeeldwerking en zijn gericht op de Brabantbrede ontwikkeling van een verkeersveiligere provincie Noord-Brabant en komen ten goede aan de inwoners van de provincie.

Artikel 4. Doelgroep

  • 1 Subsidies worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen met uitzondering van het rijk, aan privaatrechtelijke rechtspersonen of aan natuurlijke personen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde privaatrechtelijke rechtspersonen overleggen op verzoek van Gedeputeerde Staten een bewijs van rechtspersoonlijkheid.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast ter uitvoering van deze regeling.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de verdeling van de voor dat jaar beschikbare subsidie.

Artikel 6. Algemene weigeringsgronden

  • 1 Geen subsidie wordt verleend voor projecten, of activiteiten die samenhangen met het op enigerlei wijze nastreven van een direct of indirect commercieel belang of commerciële baat.

  • 2 Subsidieverlening dan wel subsidievaststelling zonder dat een subsidieverlening is voorafgegaan kan naast de in de artikelen 4:25 Awb en 4:35 Awb geregelde gevallen in ieder geval ook geweigerd worden indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de Provincie Noord-Brabant;

    • b.

      activiteiten van de aanvrager geen duidelijke voorbeeldwerking hebben of geen Brabantbrede implementatiemogelijkheden bieden;

    • c.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

    • d.

      subsidieverstrekking niet past binnen het algemeen gevoerde verkeersveiligheidbeleid, dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • e.

      subsidieverstrekking niet past gelet op organisatorische verbanden met andere rechtspersonen en van eventuele banden van financiële aard die blijvend van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit;

    • f.

      het voornemen tot subsidieverstrekking met het oog op artikel 88, derde lid, van het EG-Verdrag is aangemeld bij de Europese Commissie en daarop de goedkeuring hiervoor van de Europese Commissie niet is verkregen.

Hoofdstuk 2 Subsidieverstrekking, algemeen

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie wordt als start- of stimuleringssubsidie verleend voor activiteiten die:

    • a.

      duidelijk gericht zijn op verbetering van de verkeersveiligheid in brede zin;

    • b.

      voorbeeldwerking hebben;

    • c.

      innovatief zijn en

    • d.

      Brabantbreed implementeerbaar zijn.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan subsidie worden verleend voor activiteiten die gericht zijn op één van de volgende categorieën:

    • a.

      jonge bestuurders, inhoudende activiteiten die een bijdrage leveren aan de veiligheid van jongeren die zich in het verkeer verplaatsen;

    • b.

      fietsers, inhoudende activiteiten die een bijdrage leveren aan de veiligheid van mensen die zich op de fiets in het verkeer verplaatsen;

    • c.

      ouderen, inhoudende activiteiten die een bijdrage leveren aan de veiligheid van ouderen in het verkeer;

    • d.

        snelheid, inhoudende activiteiten die er op gericht zijn om de weggebruikers zich aan de toegestane snelheid te houden;

    • e.

      eenzijdige ongelukken, inhoudende activiteiten die erop gericht zijn om de eenzijdige ongelukken te voorkomen.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 6 kunnen alle kosten voor subsidiëring in aanmerking komen behoudens:

    • a.

      kosten voor structureel beheer en onderhoud;

    • b.

      algemene bestuurslasten zoals bestaande ambtenarensalarissen, overheadkosten en kantoorinventaris;

    • c.

      toezichtkosten;

    • d.

      kosten die op reguliere wijze gefinancierd kunnen worden;

    • e.

      kosten voor verplichtingen die de looptijd van het project overschrijden;

    • f.

      kosten voor activiteiten die onder de reguliere activiteiten van de projectdeelnemer(s) vallen;

    • g.

      verrekenbare of compensabele BTW zoals bedoeld in artikel 13 ASV.

  • 2 Organisaties waarmee de provincie een budgetsubsidie-relatie onderhoudt en die een beroep doen op subsidie voor een additioneel project, kunnen geen uren opvoeren als cofinanciering, tenzij de uren aantoonbaar additioneel zijn te opzichte van de activiteiten die in het kader van de budgetsubsidie worden verricht.

Artikel 9. Verplichtingen aanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvragen worden jaarlijks ingediend voor 1 april en voor 1 oktober;

    • b.

      de aanvraag wordt tijdig, volledig en juist ingediend;

    • c.

      de subsidieaanvraag heeft betrekking op een incidentele subsidie zoals bedoeld in artikel 33 ASV;

    • d.

      de looptijd van het project is maximaal 2 jaar;

    • e.

      de subsidieaanvrager behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 4;

    • f.

      de subsidieaanvraag heeft betrekking op een subsidiabele activiteit zoals bedoeld in artikel 7.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op schriftelijk verzoek van de subsidieaanvrager de maximale looptijd van 2 jaar als genoemd in het eerste lid, onder d, in incidentele gevallen verlengen, tenzij de vertraging te wijten is aan enig handelen of nalaten van de subsidieaanvrager.

  • 3 Indien de subsidieaanvraag voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid, wordt beoordeeld in welke mate de subsidieaanvraag voldoet aan de nu volgende criteria:

    • a.

      de slaagkans van het project: De subsidieaanvrager dient in staat te zijn het project daadwerkelijk uit te voeren. Dit betekent dat er een realistische planning en financieel-economische, organisatorische en bestuurlijke basis moet zijn voor het project. Na afronding van het project is er perspectief op continuïteit van met de subsidie beoogde activiteiten;

    • b.

      het draagvlak bij projectpartners: De subsidieaanvrager betrekt relevante partners bij het project. De projectpartners (inclusief subsidieaanvrager) participeren in het project door middel van een financiële bijdrage en/of door het leveren van menskracht. Bij beoordeling wordt meegewogen in welke mate de projectpartners bijdragen aan cofinanciering;

    • c.

      bijdrage aan de algemene programmadoelstellingen: De subsidieaanvraag heeft betrekking op één of meerdere doelstellingen van het Routeplan Verkeersveiligheid in Noord-Brabant, waarbij de verhouding tussen de hoogte van de gevraagde subsidie en de mate waarin het project een bijdrage levert aan het realiseren van de doelstelling wordt meegewogen bij de beoordeling;

    • d.

      innovatieve aspecten in het project: De subsidieaanvraag heeft in ieder geval innovatieve aspecten als er in het project vernieuwende dan wel experimentele ideeën en concepten voor Noord-Brabant kunnen worden toegepast;

    • e.

      voorbeeldwerking/Brabantbrede uitstraling: De projecten hebben een uitstraling naar de rest van de provincie, hebben een voorbeeldwerking en zijn Brabantbreed implementeerbaar. Het project dient in ieder geval een voorbeeldfunctie te hebben naar andere partijen die zich met dezelfde problematiek bezighouden, zodat ‘best practices’ actief verspreid kunnen worden. In artikel 14 van deze regeling is daarom gesteld dat de resultaten van de uitgevoerde activiteiten ter beschikking van de provincie worden gesteld. Bij de beoordeling aan de hand van de genoemde criteria wordt tevens meegewogen hoe de subsidieaanvrager de communicatie (workshops, brochures, websites) rond het project vorm wil gaan geven, zodat de voorbeeldwerking ook daadwerkelijk op een brede en toegankelijke manier tot uitdrukking komt.

  • 4 Op basis van de hiervoor onder het eerste en derde lid genoemde criteria wordt een rangorde van de ingediende projecten bepaald waarbij het project met de hoogste rangschikking het eerst in aanmerking komt voor subsidie. De formele beoordeling, de inhoudelijke beleidsvrijheid en de bestuurlijke interpretatie van de beleidsmatig gestelde doelen van Gedeputeerde Staten in acht genomen, vindt de bepaling van de rangorde plaats als volgt:

    • a.

      Criterium als hierboven bij 3a: Voldoet het project aan dit criterium: 10 punten. Bij niet voldoen: afwijzing.

    • b.

      Criterium als hierboven bij 3b: Is er sprake van steun en cofinanciering door andere partners of inzet van menskracht door partners: 15 punten. Voldoet het project aan draagvlakcriterium (steunbetuiging): 10 punten. Bij niet voldoen: afwijzing.

    • c.

      Criterium als hierboven bij 3c: Voldoet het project geheel aan de doelstellingen: 10 punten. Voldoet het project in mindere mate aan de doelstellingen: 5 punten. Voldoet het project slechts aan de minimale doelstellingen: 1 punt. Past het project niet binnen de doelstellingen: afwijzing.

    • d.

      Criterium als hierboven bij 3d: Is het project innovatief en experimenteel: 10 punten. Is het project innovatief maar al een keer uitgevoerd: 5 punten. Heeft het project wel innovatieve aspecten maar is het al vaker uitgevoerd: 1 punt. Is het project niet innovatief, noch heeft het innovatieve (deel)aspecten: afwijzing.

    • e.

      Criterium als hierboven bij 3e: Volledige continuering vanuit opgezette projectstructuur of Brabantbrede toepassing mogelijk: 10 punten. Mogelijke continuering door toepassing elders in Brabant maar in licht aangepaste vorm: 5 punten. Eerst op termijn elders toepasbaar in meer aangepaste vorm: 1 punt. Niet herhaald toepasbaar: afwijzing.

    • f.

      Het maximaal te behalen aantal punten is 55. Het minimaal aantal te behalen aantal punten is 23 waarbij in ieder geval op elk van de onderdelen gescoord moet worden.

    • g.

      Indien een aantal projecten eindigt met een gelijk aantal punten, waarbij het vanwege het bereiken van het subsidieplafond niet mogelijk is alle projecten te honoreren, zullen Gedeputeerde Staten gemotiveerd een nadere keuze maken aan de hand van aard, omvang en het publieke dan wel promotionele (brabantbrede) uitstralingsniveau van het project.

Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking, procedure

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag wordt ingediend bij:

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Directie Economie&Mobiliteit, team verkeersveiligheid

Postbus 90151

5200 MC ’s-Hertogenbosch

Artikel 11 Vorm en inhoud van de aanvraag

  • 1 De aanvraag wordt schriftelijk ingediend,

  • 2 De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      naam en adres en (bank-/giro-)rekeningnummer van de indiener;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een activiteitenplan;

    • d.

      een begroting van de met het project gemoeide kosten / baten;

    • e.

      het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van indienen van subsidieaanvragen.

Artikel 12 Behandeling van de aanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag wordt op ontvankelijkheid en volledigheid getoetst.

  • 2 De subsidieaanvraag wordt getoetst aan de hand van de programmadoelstellingen in het Routeplan Verkeersveiligheid Noord-Brabant en de in deze subsidieregeling weergegeven criteria.

  • 3 Subsidieaanvragen worden met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 en artikel 9 behandeld op volgorde van rangschikking.

  • 4 De subsidieaanvrager ontvangt een ontvangstbevestiging.

  • 5 Indien de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen wegens het ontbreken van voldoende gegevens om de aanvraag te kunnen beoordelen ontvangt de subsidieaanvrager hiervan schriftelijk bericht.

  • 6 De subsidieaanvrager krijgt de gelegenheid om binnen een redelijke termijn de gegevens aan te vullen.

  • 7 Gedeputeerde Staten kunnen, onverminderd hetgeen in artikel 4:5 Awb is bepaald, nadere gegevens verlangen van de aanvrager of derden die bij het project betrokken zijn of worden.

Artikel 13 Afwijzing en verlening van de subsidie

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 Awb worden bij de afwijzing en verlening van subsidie het navolgend in acht genomen.

  • 2 Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen ontvangt de subsidieaanvrager een afwijzingbeschikking.

  • 3 Indien de aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de subsidieaanvrager een toekenningbeschikking.

  • 4 Indien de subsidie wordt toegekend met inachtneming van artikel 4:34 Awb, dan wordt dit vermeld in de toekenningbeschikking.

  • 5 In de toekenningbeschikking wordt voorts vermeld onder welke voorwaarden de subsidie wordt verleend, het maximale bedrag dat aan subsidie wordt verleend en – indien afgeweken wordt van de maximale looptijd van 2 jaar –de maximale looptijd van het project.

  • 6 Aan de subsidieverlening worden verder de volgende voorwaarden gesteld:

    • a.

      bij voorgenomen wijzingen van doelstelling, omvang, projectpartners, looptijd of begroting wordt vooraf onze schriftelijke instemming gevraagd. Het niet naleven van deze voorwaarde leidt in beginsel tot vaststelling van de subsidie op nihil en terugvordering van reeds versterkte voorschotten;

    • b.

      indien een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan of faillietverklaring van de subsidieaanvrager bij de Rechtbank is ingediend doet de aanvrager hiervan onverwijld schriftelijk melding aan ons college;

    • c.

      indien de subsidieaanvrager failliet wordt verklaard, wordt de subsidie op nihil vastgesteld. Reeds verstrekte voorschotten zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar;

    • d.

      bij externe communicatie wordt vermeld dat het project mede tot stand is gekomen met subsidie van de provincie Noord-Brabant;

    • e.

      Bij de toekenningbeschikking kan een eerste voorschot betaalbaar worden gesteld. Bij een looptijd van 1 jaar wordt maximaal 80% aan voorschotten betaald. Bij een looptijd van 2 jaar wordt voor het eerste jaar 100% van het in de beschikking genoemde jaarbedrag aan voorschotten betaalbaar gesteld en voor het tweede jaar 80%. De resterende 20% volgt in beide gevallen na de definitieve vaststelling van de subsidie (eindafrekening).

Artikel 14 Vaststelling van de subsidie

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat ten minste vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 Awb;

    • b.

      een jaarrekening als bedoeld in artikel 2:361 BW of een financieel verslag als bedoeld in artikel 4:76 Awb met een accountantsverklaring in overeenstemming met het voor deze Provincie vastgestelde accountantsprotocol met bijbehorende modelverklaring, indien de verleende subsidie € 50.000,- of meer bedraagt alsmede het rapport van bevindingen of de managementletter;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in 4:76 Awb, gewaarmerkt door (het bestuur van) de subsidieontvanger, inclusief een bestuursverklaring indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-

    • d.

      Indien van toepassing, bewijsstukken van publikaties zoals bedoeld in art 10 lid 4 van de ASV.

  • 2 De subsidieaanvrager dient het verzoek tot vaststelling van de subsidie binnen 3 maanden na het einde van de looptijd van het project in.

  • 3 Indien de verantwoording plaatsvindt door middel van een accountantsverklaring bij de jaarrekening geldt hiervoor een termijn van 5 maanden.

  • 4 Uitstel van deze indieningtermijn wordt slechts eenmalig, en na goedkeuring van het schriftelijk verzoek daartoe van de subsidieaanvrager, verleend voor zover de vertraging niet te wijten is aan enig handelen of nalaten van de subsidieaanvrager.

  • 5 Indien de subsidieaanvrager niet of niet tijdig aan de in het eerste en tweede lid genoemde voorwaarden voldoet, vindt definitieve vaststelling plaats op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.

  • 6 De resultaatgegevens of onderzoekgegevens van het project of de uitgevoerde activiteiten worden door de subsidieaanvrager in het kader van de Brabantbrede implementatiemogelijkheden en Brabantbrede voorbeeldwerking binnen 3 maanden na vaststelling van de subsidie ter beschikking gesteld aan de provincie,

  • 7 In aanvulling op het bepaalde in het vorige lid kunnen Gedeputeerde Staten nadere voorwaarden stellen aan de wijze van resultaatvergaring en de omvang en de wijze van terbeschikkingstelling van de resultaten van het project.

  • 8 Het in de toekenningbeschikking genoemde bedrag is het maximale subsidiebedrag. Indien bij eindafrekening de werkelijke kosten lager blijken dan de geraamde kosten in de subsidieaanvraag, wordt de subsidie naar evenredigheid verlaagd en vastgesteld.

  • 9 De in het eerste tot en met het zevende lid genoemde voorwaarden worden, voor zover van toepassing, en in aanvulling op hetgeen in artikel 13 is gesteld, opgenomen in de toekenningbeschikking.

  • 10 Gedeputeerde Staten kunnen nadere voorwaarden stellen indien de individuele aanvraag of de specifieke omstandigheden van het project dit vereisen. Alsdan worden ook deze nadere voorwaarden opgenomen in de toekenningbeschikking.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de artikelen 6, 8, eerste lid, 13, zesde lid en 14, eerste, tweede en vijfde lid.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1 Ten aanzien van subsidieaanvragen die zijn of worden ingediend met het oog op de voor het jaar 2007 beschikbare middelen wordt in artikel 9, eerste lid onder a, in plaats van 'vóór 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de activiteit start' gelezen: 1 oktober 2007.

  • 2 Subsidieaanvragen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling, die passen binnen de doelstellingen van deze regeling en waarop nog niet is beslist, worden beschouwd als te zijn ingediend in het kader van deze subsidieregeling.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 15 en in aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten ten aanzien van subsidieaanvragen bedoelde in het eerste lid gemotiveerd afwijken van in deze regeling genoemde of bedoelde termijnen voor zover de onverkorte toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 4 Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie van de regeling.

Artikel 17 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling stimulering Brabantbrede verkeersveiligheid Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 18 december 2007
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten