Regeling vervallen per 01-01-2011

Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers

Geldend van 22-10-2009 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers

Gedeputeerde Statenvan Noord-Brabant

gelet artikel D.4, lid 1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies,

gelet op de brief van het IPO van 3 juli 2009, nr IWV 90047/09,

besluiten

vast te stellen de nadere uitleg en gedragslijn op de

Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers

Artikel 1

Taakverlichting door werktijdvermindering is voor oudere provinciemedewerkers een belangrijk onderdeel van het leeftijdbewust personeelsbeleid. De provinciale levensloop- regeling – die een substantiële werkgeversbijdrage kent – biedt daartoe een goed instrument. De provincies zullen werktijdvermindering faciliteren via ruimhartige toepassing van de bestaande (levensloop)verlofvoorzieningen. Voor oudere werknemers die hiervoor via levensloop onvoldoende hebben kunnen sparen en die ook geen gebruik van de FPU kunnen maken, wordt per 1 januari 2008 de navolgende tijdelijke voorziening getroffen.

Zittende provinciemedewerkers die op de peildatum 31 december 2006 51 t/m 56 jaar zijn en dus niet onder het FPU- overgangsrecht vallen, of vóór 1 januari 1950 zijn geboren maar toch niet onder het FPU- overgangsrecht vallen, hebben bij werktijd- vermindering vanaf 55 jaar of later onder voorwaarden recht op een aantal extra dagen betaald verlof, op de wijze als aangegeven in onderstaande tabel. Zij moeten daartoe met hun leidinggevende afspraken hebben gemaakt over werktijdvermindering waarvoor zij ten minste het zelfde aantal uren aan onbetaald verlof inzetten als welke zij hiervoor van de provinciale werkgever krijgen. Voor de financiering van dit onbetaald verlof kunnen betrokkenen levensloopsaldo inzetten als zij aan de levensloopregeling deelnemen. De extra uren betaald verlof van de provincie worden gefinancierd uit de vrijval van de vervallen seniorenregeling (FPU+ Provincies) in deze jaren.

 

Aan extra uren betaald verlof per fte 1-1

tegen x% salaris

2008

100                    70

2009

100                     70

2010

100                  70

Leeftijd 31-12-2006

51 jaar

52 jaar

53 jaar

54 jaar

55 jaar

56 jaar

57 jaar of ouder en niet onder het FPU-overgangsrecht

34                    49

34                    49

34                    49

 

 

 

38                      54

38                      54

72                     103

72                     103

72                     103

 

42                    60

42                    60

80                   114

80                   114

114                 163

114                 163

114                 163

Toelichting op de tabel. De vrijval uit de seniorenregeling is toereikend voor de toekenning van betaald verlof in 2008 t/m 2010 als aangegeven in de tabel. De vrijval in 2008 is dus voldoende om iedere werknemer die op 31.12.2006 55 resp. 56 jaar is in 2008 34 uur 100% betaald verlof te geven (of 49 uur tegen 70% salaris). Voorwaarde is dat hij zelf ook ten minste 34 uur onbetaald verlof inzet (bij voorkeur via levensloop). In 2008 is/wordt hij 57 resp. 58 jaar. In 2009 resp. 2010 krijgt hij 72 resp. 114 uur 100% betaald verlof (ofwel 103 resp. 163 uur tegen 70% salaris). Wie op 31.12.2006 51 jaar is kan tot 55 jaar het nodige zelf sparen en krijgt bij werktijdvermindering eerst in 2010 een aantal uren betaald verlof (42 uur tegen 100% salaris resp. 60 uur tegen 70% salaris). Hij zal hiervoor zelf ook minimaal 42 uur onbetaald verlof moeten inzetten (bij voorkeur via levensloop). Hij kan bij werktijdvermindering pas genoemde uren betaald verlof krijgen vanaf het moment dat hij in 2010 55 jaar is geworden. Is betrokkene op 31.12.2006 52 t/m 56 dan is hij in het jaar waarop hij volgens de tabel bij werktijdvermindering recht op betaald verlof krijgt, altijd 55 jaar of ouder. 

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 13 oktober 2009
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter                                                                          de secretaris  
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk                                          drs. W.G.H.M. Rutten