Regeling vervallen per 01-04-2013

Subsidieregeling Regionale Economische ActieProgramma's 2008

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-03-2013

Intitulé

Subsidieregeling Regionale Economische ActieProgramma's 2008

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op de artikelen 2 en 15 van de Algemene Subsidieverordening Noord-Brabant.

Overwegende dat het ter uitvoering van de Regionale Economische ActieProgramma’s 2008 wenselijk is een subsidieregeling vast te stellen ten behoeve van de besteding van de provinciale economische middelen ten laste van product 06.04.02, begrotingspost 0000630 REAP.

Besluiten vast te stellen de volgende subsidieregeling:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ASV: Algemene Subsidieverordening provincie Noord-Brabant;

    • b.

      Meerjarige subsidie: meerjarige subsidie zoals bedoeld in artikel 4 lid 1a ASV, te weten: een budgetsubsidie die wordt verleend voor de in een budgetafspraak op te nemen periode die meer dan één jaar omvat;

    • c.

      REAP’s: Regionale Economische ActieProgramma’s: meerjarenactieprogramma’s op basis van een meerjarenvisie met als doel de Brabantse economie te versterken en te stimuleren;

    • d.

      REAP-organisatie: regionaal economisch samenwerkingsverband;

    • e.

      Meerjarenactieprogramma: vierjarig programma waarin de thema’s en doelstellingen beschreven staan waarop de REAP-organisatie zich focust gedurende het programma;

    • f.

      Jaarprogramma: het jaarprogramma is een concretere uitwerking van het meerjarenactieprogramma, waarin staat beschreven op welke thema’s en doelstellingen de REAP-organisatie zich het betreffende jaar op focust en waarbij ook aangegeven wordt wat voor soort projecten het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2. Reikwijdte van de subsidieregeling

  • 1 Subsidies kunnen worden verstrekt aan Brabantse REAP-organisaties op basis van ingediende meerjarenactieprogramma’s en de daarop volgende jaarprogramma’s.

  • 2 De REAP-organisaties kunnen de verkregen subsidie tezamen met de regionale cofinanciering inzetten om projecten of clusters van regionale samenwerkingsinitiatieven te financieren die ten goede komen aan de regionale Brabantse economie.

Artikel 3. Algemene eisen

  • 1 Subsidie wordt verleend aan Brabantse REAP-organisaties.

  • 2 De Brabantse REAP-organisaties verstrekken (voor het provinciale deel) onder mandaat van Gedeputeerde Staten subsidie aan projectaanvragers, waarvan de projecten binnen REAP-programma’s in ieder geval voldoen aan de voorwaarden in deze subsidieregeling.

Artikel 4. Subsidiecategorie

  • 1 Sprake is van meerjarige subsidie. De budgetsubsidie wordt verleend voor een periode van vier jaar, op basis van het door de REAP-organisatie ingediende vierjarige meerjarenactieprogramma.

Artikel 5. Subsidieplafond en verdeling van middelen

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast ter uitvoering van deze regeling.

  • 2 De provincie Noord-Brabant draagt maximaal 50% bij aan de totale kosten van het meerjarenactieprogramma.

  • 3 De REAP-organisatie draagt minimaal 50% bij aan de totale kosten van het meerjarenactieprogramma.

  • 4 Beschikbare provinciale REAP-gelden worden zoveel mogelijk verdeeld naar inbreng van regionale cofinanciering door de REAP-organisaties.

Artikel 6. Weigeringsgronden

  • 1 In plaats van artikel 6 lid a en b van de ASV kan, naast de in artikel 4:25 Awb en 4:35 Awb geregelde gevallen, subsidieverstrekking in ieder geval ook geweigerd worden indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet bijdragen aan de versterking of stimulering van de regionale Brabantse economie;

    • b.

      programma’s of onderliggende projecten in aanmerking komen voor subsidievoorzieningen in het kader van de programma’s van een hogere orde, zoals Pieken in de Delta of het Operationeel Programma Zuid-Nederland. De REAP-organisatie dient hierop te controleren.

Hoofdstuk 2 Subsidieverstrekking, algemeen

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

  • 1 In programma’s gebundelde projecten of clusters van regionale samenwerkingsinitiatieven, gericht op regionale economische ontwikkeling, in de start- of experimentele fase waarvoor binnen andere subsidiekaders geen ondersteuning wordt geboden en die aansluiten op de thema’s, speerpunten of doelstellingen van de prioritaire programma’s ‘Pieken in de Delta’ of het ‘Operationeel Programma Zuid-Nederland’.

  • 2 In afwijking op artikel 7 lid 1 van deze regeling wordt maximaal 25% van de provinciale subsidie gebruikt voor projecten welke niet in het verlengde liggen van ‘Pieken in de Delta’ of het ‘Operationeel Programma Zuid-Nederland’, maar wel een bijdrage te leveren aan de versterking en stimulering van de regionale Brabantse economie.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1 In beginsel kunnen alle kosten voor subsidiering in aanmerking komen behoudens:

    • a.

      Verrekenbare- of compensabele BTW zoals bedoeld in artikel 13 van de ASV;

    • b.

      kosten welke niet toe te rekenen zijn aan meerjarenactieprogramma’s waarvoor subsidie is toegekend;

    • c.

      kosten voor verplichtingen die de looptijd van meerjarenactieprogramma’s en/of projecten overschrijden.

  • 2 Maximaal 20% van de toegekende provinciale bijdrage (subsidie) wordt gebruikt voor programmaondersteuning en bekostiging van het programmamanagement.

Artikel 9. Verplichtingen aanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag wordt tijdig, volledig en juist ingediend.

  • 2 Een subsidieaanvraag dient voorts te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de subsidieaanvraag betreft een meerjarige subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 17 ASV;

    • b.

      een meerjarige subsidieaanvraag wordt ingediend vóór 1 januari van het aanvangjaar bij Gedeputeerde Staten in de vorm van een op een meerjarenvisie gebaseerd meerjarenactieprogramma;

    • c.

      de looptijd van een meerjarenactieprogramma is 4 jaar;

    • d.

      de looptijd van projecten binnen een meerjarenactieprogramma bedraagt maximaal 2 jaar en de projecten dienen aan te vangen binnen de programmaperiode;

      • Projecten gestart in jaar 1, dienen uiterlijk in jaar 3 te zijn afgerond;

      • Projecten gestart in jaar 2, dienen uiterlijk in jaar 4 te zijn afgerond;

      • Projecten gestart in jaar 3, dienen uiterlijk in jaar 5 te zijn afgerond;

      • Projecten gestart in jaar 4, dienen uiterlijk in jaar 6 te zijn afgerond;

    • e.

      Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag beslissen tot éénmalige verlenging van de looptijd van een project met maximaal 1 jaar, mits de zich voordoende vertraging niet te wijten is aan de projectinitiator zelf.

Artikel 10. REAP-organisatie

  • 1 De REAP-organisatie is een zelfstandig rechtspersoon. Indien de REAP-organisatie geen rechtspersoon is, fungeert één van de REAP-partners als rechtspersoon namen de REAP-organisatie.

  • 2 Bij elke Brabantse REAP-organisatie is ten minste één B5 gemeente betrokken bij de organisatie.

  • 3 De REAP-partners, die een financiële bijdrage leveren aan het REAP-budget, besluiten gezamenlijk en bij unanimiteit over meerjarenactieprogramma’s, jaarprogramma’s en de honorering van subsidies voor projecten.

  • 4 De REAP-organisatie stelt zich garant voor de minimaal 50% cofinanciering.

  • 5 De provincie is beoordelaar van REAP-programma’s.

  • 6 De provincie Noord-Brabant kan deelnemen aan de REAP-stuurgroep, de rol van de provincie zal in dit geval enkel adviserend van aard zijn.

Hoofdstuk 3. Subsidieverstrekking, procedure

Artikel 11. De aanvraag

De aanvraag wordt ingediend bij:

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Directie Economie & Mobiliteit, Bureau Sociaal-Economisch Beleid

o.v.v. ‘Subsidieregeling REAP’

Postbus 90151

5200 MC ’s-Hertogenbosch

Artikel 12. Vorm en inhoud van de aanvraag meerjarige subsidie

  • 1 De meerjarige subsidieaanvraag en de daarbij te voegen bescheiden worden ingediend vóór 1 januari van het jaar van aanvang. In de daaropvolgende jaren van de lopende budgetperiode kan worden volstaan met indiening, telkens vóór 31 januari van het opvolgende jaar, van de in artikel 17 ASV genoemde bescheiden.

  • 2 De meerjarige subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend en bevat eveneens:

    • a.

      Een verklaring rechtspersoonlijkheid van de rechtspersoon volgens artikel 10 lid 1;

    • b.

      algemene gegevens van de subsidieaanvrager;

    • c.

      de dagtekening van de aanvraag;

    • d.

      een overzicht van de REAP-partners;

    • e.

      een meerjarenactieprogramma met daarin een uitgebreide toelichting op de thema’s en doelstellingen van het programma;

    • f.

      overige programmagegevens, zoals de naam van het meerjarenactieprogramma en de looptijd van het programma inclusief start- en einddatum;

    • g.

      de voorwaarden en criteria die de REAP-organisatie stelt aan projectaanvragers om in aanmerking te komen voor subsidie uit het REAP-programma.

  • 3 Voor de lopende budgetperiode wordt naast de in artikel 17 van de ASV genoemde bescheiden jaarlijks vóór 31 januari van het betreffende jaar een concreet jaarprogramma ingediend waarin specifiek en gedetailleerd de thema’s en doelstellingen van het betreffende jaar zijn beschreven.

Artikel 13. Behandeling van de aanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag wordt op ontvankelijkheid en volledigheid getoetst.

  • 2 Volledige subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 3 Bij het indienen van een onvolledige subsidieaanvraag krijgt de subsidieontvanger de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn de gegevens aan te vullen.

Artikel 14. Afwijzing en verlening van de subsidie

  • 1 Aan de subsidieverlening worden voorts de volgende voorwaarden gesteld:

    • a.

      bij voorgenomen wijzingen van programmathema’s, doelstellingen, omvang, REAP-partners, looptijd of begroting wordt vooraf onze schriftelijke instemming gevraagd. Het niet naleven van deze voorwaarde leidt in beginsel tot vaststelling van de subsidie op nihil en terugvordering van reeds verstrekte voorschotten;

    • b.

      voor de verstrekking van meerjarige subsidies gelden vaste budgetperioden van vier jaren, te beginnen op 1 januari van het jaar dat het meerjarenactieprogramma in gaat. De meerjarige subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar, na goedkeuring van het jaarprogramma;

    • c.

      bij de toekenningsbeschikking wordt het eerste voorschot betaalbaar gesteld;

    • d.

      bij een looptijd van 4 jaar wordt in het eerste, tweede en derde jaar 100% van de jaarsubsidie bevoorschot. In het vierde (laatste) jaar wordt maximaal 80% aan voorschot betaald, waarbij de resterende 20% volgt na definitieve vaststelling van de subsidie;

    • e.

      bij externe communicatie wordt vermeld dat een project mede tot stand is gekomen met subsidie van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 15. Vaststelling van de subsidie

  • 1 Het verzoek tot eindvaststelling van de meerjarige subsidie dient binnen 6 maanden na het einde van de looptijd van de activiteiten c.q. projecten zoals uitgevoerd binnen het kader van het meerjarenactieprogramma te zijn ingediend. Omdat projecten maximaal 2 jaar langer door kunnen lopen dan het meerjarenactieprogramma, betekend dit dat het verzoek tot eindvaststelling uiterlijk vóór 1 juli van jaar 7 moet zijn ingediend.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen krachtens delegatie binnen 8 weken op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 3 Een aanvraag tot vaststelling subsidie, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, gaat ten minste vergezeld van de in artikel 10 ASV genoemde bescheiden;

  • 4 Uitgezonderd het jaar van aanvang van het meerjarenactieprogramma dient elk jaar tot en met het jaar van subsidievaststelling vóór 31 januari van het opvolgende jaar een financieel verslag en projectverslag gewaarmerkt door het bestuur te worden ingediend. Dit om inzicht te verschaffen in de voortgang van de reeds afgeronde- en nog lopende projecten.

  • 5 Op het moment van subsidievaststelling niet uitgegeven provinciale REAP-gelden, verstrekt in het kader van het meerjarenactieprogramma, dienen aan de provincie Noord-Brabant te worden geretourneerd, evenals teveel ontvangen provinciale REAP-gelden.

Artikel 16. Bezwaar

Bezwaar wordt ingediend bij:

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Secretariaat van de hoor- en adviescommissie

o.v.v. ‘Bezwaar REAP’

Postbus 90151

5200 MC ’s-Hertogenbosch

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17: Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de artikel 9 lid 2b, artikel 12 lid 1, artikel 12 lid 3, artikel 14 lid 1a, artikel 14 lid 1b en artikel 15 lid 4.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1 REAP-programma’s of projecten waarvoor subsidie is verleend in het kader van de ‘Beleidsregel subsidies sociaal-economisch beleid 2006-2007’ zullen worden vastgesteld volgens de bij verlening gestelde voorwaarden.

  • 2 Subsidieaanvragen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling en waarop nog niet is beslist, worden beschouwd als te zijn ingediend in het kader van deze subsidieregeling.

  • 3 De subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 19. Citeertitel

Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling Regionale Economische ActieProgramma’s 2008”.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
 

Algemene Toelichting

De provincie Noord-Brabant wil de Brabantse economie versterken en stimuleren. Een gezonde economie betekent namelijk een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en instellingen, voldoende werkgelegenheid voor de Brabantse inwoners, minder armoede en een goede koopkracht van de consument. Om een positieve economische ontwikkeling te bewerkstelligen heeft de provincie de ‘Subsidieregeling Regionale Economische ActieProgramma’s 2008’ in het leven geroepen. De subsidieregeling maakt het voor REAP-organisaties mogelijk meerjarige subsidies te krijgen van de provincie Noord-Brabant, welke zij vervolgens onder mandaat van Gedeputeerde Staten kunnen inzetten om subsidies te verstrekken voor projecten welke bijdragen aan de versterking, danwel stimulering van de regionale Brabantse economie.

De REAP-organisatie kan subsidie verstrekken, uit het REAP-budget, voor projecten welke aansluiten op de thema’s uit het meerjarenactieprogramma. Het REAP-budget bestaat uit bijdragen van de regionale partners en een provinciale bijdrage in de vorm van subsidie. De provinciale subsidie bedraagt maximaal 50% van de totale kosten van het meerjarenactieprogramma. De looptijd van een meerjarenactieprogramma is vier jaar. In de ideale situatie lopen de meerjarenactieprogramma’s van de vier REAP-organisaties qua looptijd aan elkaar gelijk. Er wordt dan een meerjarenactieprogramma ingediend voor de periode 2008 t/m 2011, 2012 t/m 2015 en zo verder.

De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening (ASV) zijn, tenzij in deze subsidieregeling anders aangegeven, van kracht op deze subsidieregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De begrippen in artikel 1 van deze subsidieregeling zijn een aanvulling op de begrippen die in artikel 1 van de Algemene Subsidieverordening zijn beschreven. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Reikwijdte van de subsidieregeling

Dit artikel geeft een nadere specificering van artikel 2 lid 1 van de ASV. Subsidies kunnen worden verstrekt aan Brabantse REAP-organisaties op basis van ingediende meerjarenactieprogramma’s en de daaruit volgende jaarprogramma’s. De programma’s dienen aan te sluiten op de thema’s c.q. doelstellingen van de prioritaire programma’s Pieken in de Delta en/of het Operationeel Programma Zuid-Nederland. Het REAP-programma dient hoofdzakelijk als voorportaal (kraamkamer) van deze prioritaire programma’s. Door subsidiering van Regionale Economische ActieProgramma’s kan de REAP-organisatie de provinciale subsidie tezamen met minimaal 50% cofinanciering gebruiken om projecten te subsidiëren die een bijdrage leveren aan de versterking of stimulering van de regionale Brabantse economie. De projecten dienen zich in de start- of experimentele fase te bevinden en komen niet in aanmerking voor ondersteuning vanuit subsidievoorzieningen van programma’s van een hogere orde.

Artikel 3. Algemene eisen

Dit artikel geeft een aanvulling op artikel 3 van de ASV. De provincie Noord-Brabant telt momenteel vier REAP-organisaties, te weten: REAP Noordoost-, Zuidoost-, Midden- en West-Brabant. Alleen deze REAP-organisaties, i.c. de rechtspersoon die namens de betreffende REAP-organisatie optreedt, kunnen in aanmerking komen voor REAP-subsidie. Een REAP-organisatie bestaat uit meerdere partners, ten minste één B5 gemeente is bij de REAP-organisatie betrokken. Gedeputeerde Staten verlenen mandaat aan de betreffende REAP-organisatie om de provinciale subsidie te verstrekken aan subsidieaanvragers. In de mandaatbeschikking tussen provincie en REAP-organisatie is dit onder andere vastgelegd.

Artikel 4. Subsidiecategorie

Dit artikel geeft een nadere specificering van artikel 4 van de ASV. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5. Subsidieplafond en verdeling van middelen

Dit artikel is deels een nadere uitwerking van artikel 5 ASV en deels een aanvulling op de ASV. Provinciale Staten stellen jaarlijks een bedrag op de provinciale begroting vast ten behoeve van het REAP-programma; toegekende REAP-subsidies zijn daarom onder voorbehoud van goedkeuring van de provinciale begroting. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor onder andere subsidies in het kader van het REAP-programma. Subsidies kunnen slechts worden verstrekt zover het subsidieplafond reikt. Het subsidieplafond wordt onder andere gepubliceerd in het Provinciaal Blad. Verdeling van provinciale REAP-gelden is afhankelijk van de hoogte van cofinanciering door de REAP-organisaties. Aangezien de REAP-regio’s zich niet evenredig ontwikkelen zullen er verschillen in provinciale subsidiering en regionale cofinanciering blijven bestaan. Vooralsnog wordt bij de verdeling van REAP-gelden gekeken naar de huidige subsidieverdeling over de vier Brabantse REAP-regio’s.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Artikel 6 lid a en lid b vervangen artikel 6 lid a en lid b van de ASV. Indien een subsidieaanvraag in aanmerking komt voor een subsidievoorziening van een programma van een hogere orde, zoals Pieken in de Delta, dan dient subsidie bij die subsidievoorziening te worden aangevraagd. Er geldt een subsidiariteitsprincipe. Indien blijkt dat ten onrechte subsidie is aangevraagd voor REAP-subsidiering, kan worden besloten het verstrekte subsidiebedrag terug te vorderen.

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

Dit artikel is een aanvulling op de ASV. Regionale programmatische samenwerking draagt bij aan de versterking en ontwikkeling van de regionale Brabantse economie. Op verschillende niveaus wordt economisch beleid ontwikkeld en uitgevoerd. Door dezelfde thema’s en doelstellingen te hanteren in economische programma’s en uit te gaan van bestaand beleid wordt de complementariteit vergroot en is er een consistente lijn tussen nationaal en regionaal beleid.

REAP-programma’s en onderliggende projecten dienen aan te sluiten op de thema’s c.q. doelstellingen van de programma’s; Pieken in de Delta of het Operationeel Programma Zuid-Nederland. De REAP-programma’s dienen hoofdzakelijk als voorportaal (kraamkamer) van deze prioritaire programma’s. De REAP-programma’s en onderliggende projecten dienen nadrukkelijk als aanvulling op deze hoofdprogramma’s. Maximaal 25% van het programmabudget mag worden gebruikt voor projecten die niet in het verlengde liggen van deze programma’s waarbij de voorwaarde geldt dat deze projecten bijdragen aan de economische identiteit van de Brabantse regio.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

Dit artikel is een aanvulling op artikel 13 van de ASV. Enkele voorbeelden van subsidiabele kosten voor programmaondersteuning en programmamanagement zijn; administratiekosten gerelateerd aan REAP-subsidiering, beoordeling van REAP-subsidieaanvragen en het opmaken van verantwoordingsdocumenten in verband met REAP-subsidiering ten behoeve van de provincie.

Artikel 9. Verplichtingen aanvraag

Dit artikel is een opvulling op artikel 17 van de ASV. Met de bepaling ‘de subsidieaanvraag wordt tijdig, volledig en juist ingediend’ wordt bedoeld; het voor de bepaalde data in deze subsidieregeling indienen van de subsidieaanvraag (tijdig), voorzien van alle benodigde informatie en documenten (volledig) en op een juiste manier (juist), volgens de voorwaarden beschreven in deze subsidieregeling.

In het meerjarenactieprogramma van de REAP-organisatie dienen globaal de thema’s en doelstellingen van het programma beschreven te worden. In het jaarprogramma dat ieder jaar van de meerjarige subsidieperiode wordt ingediend, wordt beschreven op welke thema’s gestuurd gaat worden in het betreffende jaar. De thema’s en doelstellingen van het jaarprogramma dienen uitgebreid beschreven te zijn. De provincie Noord-Brabant moet zich een beeld kunnen vormen van het programma en over voldoende informatie beschikken om het te kunnen beoordelen.

Artikel 10. REAP-organisatie

Dit artikel is een aanvulling op de ASV. Ongeacht de formele organisatiestructuur zijn de grote gemeenten (‘B5’) substantieel betrokken bij de REAP-organisatie. Deze betrokkenheid is gewenst vanwege hun verantwoordelijkheid als centrumgemeente en economische motor.

Subsidies kunnen enkel aan rechtspersonen worden verstrekt. Indien de REAP-organisatie geen rechtspersoon is, hebben zij de keus dit alsnog te worden of één van de REAP-partners te kiezen welke als rechtspersoon namens de REAP-organisatie zal fungeren.

Artikel 11. De aanvraag

Dit artikel is een aanvulling op de ASV en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Vorm en inhoud van de aanvraag

Dit artikel is een aanvulling op artikel 17 van de ASV.

Toelichting op de bescheiden als bedoeld in artikel 12 lid 1;

De jaarlijks bij de subsidieaanvraag aan te leveren bescheiden zijn:

  • -

    Een begroting als bedoeld in artikel 4:63 Awb;

  • -

    Een activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 Awb;

  • -

    De meest recente jaarrekening zoals bedoeld in 2:361 BW en artikel 4:76 Awb. Indien dit ontbreekt een verslag inzake de financiële positie, gewaarmerkt door het bestuur;

  • -

    Een opgave van het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • -

    Indien van toepassing: een volledig ingevulde en ondertekende de minimis-verklaring;

  • -

    Een beheers- en beleidsplan ten aanzien van bestemmingsreserves en –voorzieningen en een opgave van de omvang van de algemene egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb.

Meer informatie over bovengenoemde bescheiden is te vinden in artikel 17 + toelichting van de Algemene Subsidieverordening.

De gevraagde gegevens in artikel 12 lid 2 dienen éénmalig bij het indienen van het meerjarenactieprogramma te worden toegevoegd. Bij wijzigingen in deze gegevens dient de provincie zo spoedig mogelijk op de hoogte te worden gesteld van de betreffende wijzigingen.

Onder ‘algemene gegevens van de subsidieaanvrager’ artikel 12 lid 2b wordt, indien beschikbaar, verstaan: naam organisatie, postadres, postcode en plaats, bezoekadres, postcode en plaats, contactpersoon, telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres, internetadres en bankgegevens.

Artikel 13. Behandeling van de aanvraag

Dit artikel geeft een aanvulling op de ASV en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14. Afwijzing en verlening van de subsidie

Dit artikel geeft een aanvulling op de ASV. De provincie Noord-Brabant beoordeelt de programma’s op inhoud en verstrekt, indien aan alle voorwaarden voldaan wordt, subsidie. Achteraf controleert de provincie of programma’s en onderliggende projecten met in achtneming van de voorwaarden en de vooraf gemaakte afspraken zijn uitgevoerd.

Artikel 15. Vaststelling van de subsidie

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 10 van de ASV.

Toelichting op de bescheiden als bedoeld in artikel 15 lid 3;

Het verzoek tot vaststelling subsidie, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel 14, gaat ten minste vergezeld van de nu volgende bescheiden:

  • -

    Een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 Awb;

  • -

    Een jaarrekening als bedoeld in 2:361 BW of een financieel verslag als bedoeld in 4:76 Awb inclusief bestuursverklaring en een accountantsverklaring in overeenstemming met het voor deze provincie vastgestelde accountantsprotocol met bijbehorende modelverklaring, indien de verleende subsidie € 50.000 of meer bedraagt, alsmede het rapport van bevindingen of de managementletter;

  • -

    Een financieel verslag als bedoeld in 4:76 Awb, gewaarmerkt door (het bestuur van) de subsidieontvanger inclusief een bestuursverklaring indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000;

  • -

    Indien door of namens de subsidieontvanger een of meer publicaties worden gedaan met betrekking tot de te subsidiëren activiteit, dient in die publicatie(s) te worden vermeld dat de activiteit geheel of gedeeltelijk met financiële steun van de provincie Noord-Brabant wordt of is gerealiseerd. Indien van toepassing, dienen de bewijzen van deze publicaties aan de provincie te worden toegezonden.

Meer informatie over de hierboven genoemde bescheiden is te vinden in artikel 10 + toelichting van de Algemene Subsidieverordening. In afwijking op dit artikel zal de subsidie niet elk jaar hoeven te worden vastgesteld, maar slechts één keer, 6 maanden na afronding van de activiteiten van het meerjarenactieprogramma, zie artikel 15.

Op het moment van subsidievaststelling niet uitgegeven provinciale REAP-gelden, verstrekt in het kader van het meerjarenactieprogramma, dienen aan de provincie Noord-Brabant te worden geretourneerd, evenals teveel ontvangen provinciale REAP-gelden. Het kan namelijk zo zijn dat er minder financiële middelen nodig zijn gebleken dan op voorhand werd gedacht, hierdoor is er een restant wat na rato van inbreng terug dient te vloeien naar de provincie Noord-Brabant. Ook wanneer blijkt dat de provincie Noord-Brabant meer dan 50% heeft bijgedragen aan het REAP-budget voor het meerjarenactieprogramma, dient het bedrag dat boven de 50% uitkomt terug te vloeien naar de provincie.

Artikel 16. Bezwaar en beroep

Dit artikel is een aanvulling op de ASV en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Dit artikel is een aanvulling op de ASV. Gedeputeerde Staten hebben de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken als onverkorte toepassing van de in artikel 17 genoemde artikelen zou leiden tot onredelijk nadeel voor de subsidieaanvrager. Het moet gaan om een bijzonder geval of bijzondere omstandigheden waarbij handhaving van de subsidieregeling leidt tot een evidente onbillijkheid. De motivering moet zorgvuldig zijn, immers, het honoreren van een afwijking voor een ‘normaal geval’ leidt al gauw tot strijd met het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidbeginsel. Het uitgangspunt ligt dus bij de onredelijkheid die een aanvrager ervaart bij het onverkort toepassen van de subsidieregeling.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 38 van de ASV en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19. Citeertitel

Dit artikel is een specificering van artikel 40 van de ASV.