Regeling vervallen per 19-06-2013

Uitvoeringsregeling subsidie verbetering kavelstructuur en verplaatsing landbouwbedrijven Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2013

Geldend van 19-06-2013 t/m 18-06-2013

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie verbetering kavelstructuur en verplaatsing landbouwbedrijven Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2013

Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie verbetering kavelstructuur en verplaatsing landbouwbedrijven Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2013

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    kavelruil: vrijwillige kavelruil op grond van een in de openbare registers in te schrijven overeenkomst waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de gegeven massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen;

  • b.

    onderneming: onderneming die in de primaire productie van de in Bijlage I van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vermelde landbouwproducten actief is.

Artikel 2

Subsidies op grond van deze regeling worden uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen in de landbouwproducten produceren.

Artikel 3

Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verstrekt voor activiteiten die plaats vinden binnen het grondgebied van de Businesscase Zeevang of binnen het Groene Uitweggebied zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende kaarten in de bijlagen.

Artikel 4

Subsidies van minder dan € 5.000,- worden niet verstrekt.

Artikel 5

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 6

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien met de uitvoering is gestart voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

    • a.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • b.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit

    • c.

      een inhoudelijke beschrijving van de activiteit.

Artikel 7

Subsidie wordt niet verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2004/C 244/02).

Artikel 8

Gedeputeerde staten stellen subsidieplafonds vast.

Artikel 9

  • 1. Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3. Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

§ 2 Verbetering verkavelings- en infrastructuur

Artikel 10

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    ondernemingen;

  • b.

    stichtingen voor kavelruil;

  • c.

    landbouworganisaties;

  • d.

    gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 11

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van kavelruil;

  • b.

    verbetering van de verkavelings- en infrastructuur in samenhang met kavelruil.

Artikel 12

De activiteiten als bedoeld in artikel 11, onder b, zijn gericht op de verbetering van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar eventueel in combinatie met de verbetering van:

  • a.

    de toegankelijkheid van de kavels en percelen;

  • b.

    het waterbeheer, voorzover dit voor de kavelruil noodzakelijk is;

  • c.

    de ligging van landbouwbedrijven uit oogpunt van de verkaveling- en landbouwstructuur en milieu- en natuuroverwegingen;

  • d.

    de bewerkbaarheid van landbouwgronden; of

  • e.

    de energievoorziening ten behoeve van ondernemingen.

Artikel 13

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit bestaat uit:

  • a.

    het vergroten van het percentage huiskavels, of

  • b.

    het verkleinen van het aantal of het percentage veldkavels ten opzichte van de totale bedrijfsoppervlakte en het vergroten van de gemiddelde oppervlakte per kavel.

Artikel 14

Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 12, onder a, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in de ontsluiting aan een openbare weg van alle nieuw gevormde kavels en in de verbetering van de interne ontsluiting.

Artikel 15

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten ruilproces, omvattende de kosten van stimulering van kavelruilmaatregelen, kavelruilmaatregelen, kadaster- en notariskosten en de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • b.

    proceskosten voor verkaveling- en infrastructurele projecten, omvattende de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, het inhuren van experts en ingenieurs;

  • c.

    kosten van de volgende technische maatregelen:

  • 1e

    werkzaamheden om nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, gelijkwaardig aan de ingebrachte kavel;

  • 2e

    het ontsluiten van kavels op een openbare weg en de kosten van aanleg of aanpassing van andere infrastructuur;

  • 3e

    investeringen in waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw en het waterbeheer vergroten;

  • 4e

    inpassingsmaatregelen gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw.

Artikel 16

  • 1. De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdelen a en b, bedraagt 90% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien de eindbegunstigde een overheid of een stichting of landbouworganisatie is, bedraagt de subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 17

De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdeel c, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 800,- per hectare geruilde grond, dan wel € 1.500,- per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productiemethode als bedoeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en nog moet worden gecertificeerd.

§ 3 Verplaatsing landbouwbedrijven

Artikel 18

Subsidie kan worden verstrekt aan ondernemingen.

Artikel 19

Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijf ter verbetering van de verkavelingsstructuur.

Artikel 20

Geen subsidie wordt verstrekt indien:

  • a

    de activiteit verband houdt met de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie;

  • b

    de verplaatsing reeds heeft plaatsgevonden voordat de aanvraag om subsidie is ingediend;

  • c.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (Pb EU 2004, C 244);

  • d.

    de aanvrager voor de betreffende gronden een volledige schadeloosstelling ontvangt in het kader van onteigening.

Artikel 21

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

  • a

    de kosten van het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten;

  • b.

    de waardestijging van installaties of faciliteiten op de nieuwe locatie indien deze moderner zijn;

  • c.

    uitgaven gepaard gaande met productieverhoging op de nieuwe locatie van de bedrijfsgebouwen.

Artikel 22

  • 1.

    De subsidie bedraagt:

  • a

    100% van de werkelijk gemaakte kosten als bedoeld in artikel 21, onder a;

  • b.

    40% van de waardestijging als bedoeld in artikel 21, onder b;

  • c.

    40% van de uitgaven als bedoeld in artikel 21, onder c.

  • 2.

    Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de subsidie maximaal € 400.000,- per bedrijfsverplaatsing.

Artikel 23

Indien ter zake van de bedrijfsverplaatsing reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het hoogste steunbedrag of de hoogste steunintensiteit dat op grond van artikel 6 van Verordening 1857/2006 is toegestaan.

§ 4 Beperken maaiveldsdaling veengrond Businesscase Zeevang

Artikel 24

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    ondernemingen;

  • b.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 25

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van onderwaterdrainage teneinde de maaiveldsdaling van veengronden te beperken.

  • 2.

    De subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      de onderwaterdrainage wordt aangelegd op percelen die onderdeel zijn van een kavelruil;

    • b.

      de percelen gelegen zijn in het gebied van de Businesscase Zeevang;

    • c.

      de onderwaterdrainage wordt aangelegd op blijvend grasland op veengrond;

    • d.

      de dikte van de veenlaag minimaal 40 centimeter is.

Artikel 26

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het slootpeil is de periode van 15 maart tot en met 15 oktober maximaal 0,40 meter onder het gemiddelde maaiveldvan het betreffende gebied;

    • b.

      het slootpeil is in de periode 15 oktober tot en met 15 maart maximaal 0,60 meter onder het gemiddelde maaiveld van het betreffende gebied.

Artikel 27

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, tweede lid, bevat de aanvraag om subsidie een drainageplan.

  • 2. In het drainage plan moeten in elk geval gegevens zijn opgenomen over: de diameter van de drains, doorlaatbaarheid van gronden en de drainafstanden, draindiepte en slootpeil.

Artikel 28

Subsidie wordt geweigerd indien de onderwaterdrainage uitsluitend leidt tot productieverhoging.

Artikel 29

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 0,50,- per meter drain en maximaal € 1000,- per hectare.

Artikel 30

De subsidieontvanger is verplicht de onderwaterdrainage tenminste tien jaar in stand te houden.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 31

De subsidieontvanger is verplicht om uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening met de activiteiten te beginnen, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald;

Artikel 32

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Indien de subsidieontvanger een gemeente, of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de activiteit is voltooid, ingediend.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen voor de aanvraag als bedoeld in het tweede lid een formulier vast.

  • 4. Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 33

Deze uitvoeringsregeling treedt in werking 30 dagen na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

Artikel 34

Deze uitvoeringsregeling vervalt op 31 december 2014.

Artikel 35

Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling subsidie verbetering kavelstructuur en verplaatsing landbouwbedrijven Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2013.

Ondertekening

Haarlem, 2 april 2013
Gedeputeerde staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

TOELICHTING BIJ DE REGELING

Algemeen

De regeling kent doelrealisatie op 2 regionale schaalniveaus. Het onderdeel verbetering verkavelings- en infrastructuur (paragraaf 2) is gericht op verbetering van de landbouw infrastructuur in het gebied van de Businesscase Zeevang en het Groene Uitweggebied. Het onderdeel onderwaterdrainage is op dit moment alleen bedoeld voor de Businesscase Zeevang.

Met de verbetering van kavelstructuren wordt, naast efficiënter grondgebruik nog een andere doelstelling bereikt. Kavelruil leidt ook tot vermindering van landbouwwerkverkeer in de kleine dorpskernen, waardoor de leefbaarheid verbetert. De regeling voor bedrijfsverplaatsing is direct aan kavelruil gekoppeld. Zie paragraaf 3 artikel 19.

De regeling voor onderwaterdrainage (paragraaf 4) is gericht op het tegengaan van veenbodemdaling. Hiermee wordt het traditionele cultuurlandschap van het veenweidegebied in stand gehouden. Ook leidt onderwaterdrainage tot verbetering van waterkwaliteit (door minder stikstoflevering) en behoud van perspectief voor de melkveehouderij als drager van het landschap. Onderwaterdrainage is direct gericht op de instandhouding van traditioneel veenweide landschap. Dit is doelstelling van de provincie.

Het systeem van onderwaterdrainage werkt in twee richtingen. In de herfst en winter wordt extra water afgevoerd. In de zomer vindt infiltratie van water plaats, waardoor de grondwaterstand minder uitzakt. Met name in het zomerseizoen is het systeem werkzaam tegen maaivelddaling.

Artikel 1

Het betreft kavelruil als bedoeld in artikel 85 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG). Volgens de WILG moet kavelruil met minstens drie eigenaren starten, maar na ruiling mag kavelruil met twee eigenaren eindigen. De derde persoon kan er met een geldsom uitkomen.

Artikel 10 en 11

Paragraaf 3 voorziet in de mogelijkheid van subsidie voor verplaatsing van een landbouwbedrijf ter verbetering van de verkavelingsstructuur. Indien na verplaatsing van het bedrijf herverdeling van kavels op de achtergelaten locatie plaatsvindt, bieden artikel 10 en 11 ook mogelijkheden voor subsidie aan achterblijvende landbouwers nabij de verlaten huiskavel van de bedrijfsverplaatser. Een vastgesteld kavelruilplan is hiervoor de basis.

Artikelen 11 en 19

De verplaatser van het bedrijf, dus degene die vertrekt uit het gebied, komt in aanmerking voor een subsidie op grond van de paragraven 2 en 3. Tevens kan subsidie aangevraagd worden op grond van paragraaf 2 indien verplaatsing binnen de Businesscase Zeevang geschiedt en op de nieuwe plek eveneens kavelruil plaatsvindt. Als de nieuwkomer één van de deelnemers is, kan deze ook op de nieuwe plek voor kavelruilsubsidie in aanmerking komen. Dit binnen de voorwaarden van de regeling.

Artikel 12 onderdeel c

Uitgesloten is het waterbeheer dat al tot de wettelijke kerntaak van het waterschap behoort. Aanvullende subsidie voor maatregelen die niet vallen onder deze kerntaak (zoals het tegengaan van bodemdaling of behoud van het cultuurlandschap) is wel mogelijk onder voorwaarde van cofinanciering. Het betreft doelstellingen waarbij zowel provincie als waterschap een direct of indirect belang hebben. Onderwaterdrainage wordt niet gerekend tot een maatregel die deel uitmaakt van het waterbeheer omdat vertraging van maaivelddaling (en behoud van het cultuurlandschap) de centrale doelstelling is van onderwaterdrainage, en niet de verbetering van het waterhuishoudkundig systeem.

Artikel 12 onderdeel e

Bedoeld worden voorzieningen als kabels leidingen, transformatoren en dergelijke.

Artikel 21 onderdeel c

Te denken valt aan uitbreiding van de stal, vergroting van de capaciteit van de melkinstallatie, uitbreiding mestopslag en voederopslag. Kortom: de meerwaarde op de nieuwe locatie ten opzichte van de oude is subsidiabel.

Artikel 25

Het gebied van de Businesscase Zeevang is 4200 ha van omvang. Ruim driekwart van het gebied heeft een veenlaag van meer dan 40 cm. Ruwweg de helft van het gebied bestaat uit veenlagen met een diepte van meer dan 80 cm.

Gelet op totale omvang van het veengebied, moeten prioriteiten worden gesteld. De subsidieregeling is daarom beperkt tot kavels die zijn aangemeld voor het kavelruilproces. Op deze wijze blijft op die kavels het veen behouden. Ook worden lager gelegen kavels aantrekkelijker in het ruilproces. Door dit laatste kan het kavelruilproces meeliften op de voordelen van onderwaterdrainage.

Voor de bepaling van het veengebied is de inventarisatiekaart van DLG uit 2006 leidraad. Voor gebieden waarvan de veendikte op de kaart geringer is dan 40 cm. is het aan de subsidieaanvragen om aan te tonen dat de situatie anders ligt.

Artikel 26

Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager tevens voldoet aan de eisen met betrekking tot het peil zoals aangegeven in de vergunning van het Waterschap.

Artikel 27

Er is niet gekozen voor het opnemen van technische vereisten van het drainagesysteem. De optimale inrichting van het drainagesysteem is afhankelijk van de lokale situatie, met verschillen in sloot- en oeveromstandigheden, peil, de doorlaatbaarheid van de bodem en de omvang van de kavels. Drainage is maatwerk. Een drainageplan dient daarom in overleg met ter zake deskundigen te worden opgesteld. In het algemeen wordt voor effectieve werking aanbevolen: een draindikte van minimaal 60 mm. een afstand van maximaal 6 meter tussen de drains en een maximale lengte van de drains van 300 meter. Bij de diepte van de drains ten opzichte van het zomer- en winterpeil (zie paragraaf 4 artikel 2) moet voldoende druk voor waterverplaatsing aanwezig zijn.