Regeling vervallen per 01-06-2016

Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015

Geldend van 10-02-2016 t/m 31-05-2016

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    kavelruil: vrijwillige kavelruil op grond van een in de openbare registers in te schrijven overeenkomst waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de gegeven massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen;

  • b.

    onderneming: onderneming die in de primaire productie van de in Bijlage I van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vermelde landbouwproducten actief is.

Artikel 2

Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verstrekt voor activiteiten die plaats vinden binnen het grondgebied van de Businesscase Zeevang of binnen het Groene Uitweggebied zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende kaarten.

Artikel 3

Subsidies van minder dan € 5.000,- worden niet verstrekt.

Artikel 4

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 5

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien met de uitvoering van de activiteit is gestart voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

    • a.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • b.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een inhoudelijke beschrijving van de activiteit.

Artikel 6

Subsidie wordt niet verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddingen herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2014/C 249/01).

Artikel 6a

Indien aan een onderneming een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, wordt geen betaling gedaan van een subsidie die op grond van deze uitvoeringsregeling aan de onderneming is verstrekt.

Artikel 7

Gedeputeerde Staten stellen subsidieplafonds vast.

Artikel 8

  • 1. Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

  • 4. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en het subsidieplafond door het totaal aangevraagde bedrag wordt overschreden, wordt voor wat betreft de activiteiten als bedoeld in de artikelen 11 en 20 de aanvraag, waarmee het hoogste rendement voor de landbouwstructuurverbetering wordt bereikt, als eerste in behandeling genomen. Voor wat betreft de activiteit als bedoeld in artikel 28 wordt in dat geval de aanvraag, waarmee de meeste hectares met onderwaterdrainage worden voorzien, als eerste in behandeling genomen.

Artikel 8a

Subsidie voor kosten van uitvoering van de activiteiten wordt uitsluitend verstrekt voor kosten die na ontvangst van de beschikking omtrent subsidieverstrekking gemaakt worden.

§ 2 Verbetering verkavelings- en infrastructuur

Artikel 9

Subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt verstrekt aan:

  • a.

    ondernemingen;

  • b.

    landbouworganisaties;

  • c.

    gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 10

Indien de subsidieontvanger een onderneming is wordt de subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 14 en 15 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).

Artikel 11

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van kavelruil;

  • b.

    verbetering van de verkavelings- en infrastructuur in samenhang met kavelruil.

Artikel 12

De activiteiten als bedoeld in artikel 11, onder b, zijn gericht op de verbetering van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar eventueel in combinatie met de verbetering van:

  • a.

    de toegankelijkheid van de kavels en percelen;

  • b.

    het waterbeheer, voor zover dit voor de kavelruil noodzakelijk is;

  • c.

    de ligging van landbouwbedrijven uit oogpunt van de verkaveling- en landbouwstructuur en milieu- en natuuroverwegingen;

  • d.

    de bewerkbaarheid van landbouwgronden; of

  • e.

    de energievoorziening ten behoeve van ondernemingen.

Artikel 13

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien een activiteit bestaat uit:

  • a.

    het vergroten van het percentage huiskavels, of

  • b.

    het verkleinen van het aantal of het percentage veldkavels ten opzichte van de totale bedrijfsoppervlakte en het vergroten van de gemiddelde oppervlakte per kavel.

Artikel 14

Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 12, onder a, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in de ontsluiting aan een openbare weg van alle nieuw gevormde kavels en in de verbetering van de interne ontsluiting.

Artikel 15

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten ruilproces, omvattende de kosten van stimulering van kavelruilmaatregelen, kavelruilmaatregelen, kadaster- en notariskosten en de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • b.

    proceskosten voor verkaveling- en infrastructurele projecten, omvattende de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, het inhuren van experts en ingenieurs;

  • c.

    kosten van de volgende technische maatregelen:

    • 1°.

      werkzaamheden om nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, gelijkwaardig aan de ingebrachte kavel;

    • 2°.

      het ontsluiten van kavels op een openbare weg en de kosten van aanleg of aanpassing van andere infrastructuur;

    • 3°.

      investeringen in waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw en het waterbeheer vergroten;

    • 4°.

      inpassingsmaatregelen gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw.

Artikel 16

  • 1. De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdelen a en b, bedraagt 90% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien de eindbegunstigde een overheid of een stichting of landbouworganisatie is, bedraagt de subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 17

  • 1. De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 15, onderdeel c, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 800,- per hectare geruilde grond, dan wel € 1.500,- per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productiemethode als bedoeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en nog moet worden gecertificeerd.

  • 2. Indien voor investeringen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard , reeds door de Commissie van de Europese Unie, het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap een subsidie is verstrekt, wordt de subsidie zodanig berekend dat het totaal aan subsidies niet hoger is dan € 500.000,-.

§ 3 Verplaatsing landbouwbedrijven

Artikel 18

Subsidies op grond van deze paragraaf worden uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 16 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).

Artikel 19

Subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt verstrekt aan ondernemingen.

Artikel 20

Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijf ter verbetering van de verkavelingsstructuur.

Artikel 21

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit verband houdt met de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie;

  • b.

    de aanvrager voor de betreffende gronden een volledige schadeloosstelling ontvangt in het kader van onteigening.

Artikel 22

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

  • a.

    de kosten van het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten;

  • b.

    de waardestijging van installaties of faciliteiten op de nieuwe locatie indien deze moderner zijn dan de installaties en faciliteiten op de achtergelaten locatie;

  • c.

    uitgaven gepaard gaande met verhoging van de productiecapaciteit op de nieuwe locatie, waarbij grondkosten alleen in aanmerking komen voor subsidie voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale voor subsidie in aanmerking komende kosten van de concrete verplaatsing.

Artikel 23

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de werkelijk gemaakte kosten als bedoeld in artikel 22, onder a;

    • b.

      40% van de waardestijging als bedoeld in artikel 22, onder b;

    • c.

      40% van de uitgaven als bedoeld in artikel 22, onder c.

  • 2. Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de subsidie maximaal € 400.000,- per bedrijfsverplaatsing.

Artikel 24

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    de aankoop van agrarische productierechten, dieren, zaai- en pootgoed van jaarlijks gewassen, alsmede het planten daarvan;

  • b.

    gewone vervangingsinvesteringen.

Artikel 25

Indien ter zake van de bedrijfsverplaatsing reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het hoogste steunbedrag of de hoogste steunintensiteit dat op grond van artikel 16 van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, is toegestaan (PbEU193/1)..

§ 4 Beperken maaivelddaling veengrondBusinesscase Zeevang

Artikel 26

Subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt verstrekt aan:

  • a.

    ondernemingen;

  • b.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 27

Indien de subsidieontvanger een onderneming is wordt de subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU193/1).

Artikel 28

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van onderwaterdrainage teneinde de maaivelddaling van veengronden te beperken.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      de percelen gelegen zijn in het gebied van de Businesscase Zeevang;

    • b.

      de onderwaterdrainage wordt aangelegd op blijvend grasland op veengrond;

    • c.

      de dikte van de veenlaag minimaal 80 centimeter is.

    • d.

      het perceel een minimale omvang heeft van 3 ha.

    • e.

      het drainage/infiltratiesysteem minimaal 10 cm beneden het laagste slootpeil wordt aangelegd.

Artikel 29

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het winterslootpeil is maximaal 0,40 meter onder het gemiddelde maaiveld van het betreffende gebied;

    • b.

      het zomerslootpeil is maximaal 0,60 meter onder het gemiddelde maaiveld van het betreffende gebied.

Artikel 30

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, tweede lid, bevat de aanvraag om subsidie een drainageplan.

  • 2. In het drainageplan moeten in elk geval gegevens zijn opgenomen over de diameter van de drains, doorlaatbaarheid van gronden, de drainafstanden, de draindiepte en het slootpeil.

Artikel 31

Subsidie wordt geweigerd indien de onderwaterdrainage uitsluitend leidt tot productieverhoging.

Artikel 32

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 0,50,- per meter drain met een maximum van € 1000,- per hectare.

Artikel 33

De subsidieontvanger is verplicht de onderwaterdrainage tenminste tien jaar in stand te houden.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 34

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening met de activiteiten te beginnen tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald;

  • b.

    het logo of de naam van de provincie op alle publiciteitsuitingen te plaatsen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 35

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Indien de subsidieontvanger een gemeente, of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de activiteit is voltooid, ingediend.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag als bedoeld in het tweede lid een formulier vast.

  • 4. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 36

  • 1.

    Deze uitvoeringsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    Deze uitvoeringsregeling vervalt op 1 juni 2016.

  • 3.

    Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als:

    Uitvoeringsregeling subsidie Businesscase Zeevang en Groene Uitweggebied Noord-Holland 2015.

Ondertekening

Haarlem, 10 maart 2015.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

TOELICHTING

Algemeen

De regeling kent doelrealisatie op twee regionale schaalniveaus. Het onderdeel verbetering verkavelings- en infrastructuur (paragraaf 2) is gericht op verbetering van de landbouw-infrastructuur in het gebied van de Businesscase Zeevang en het Groene Uitweggebied. Het onderdeel onderwaterdrainage is op dit moment alleen bedoeld voor de Businesscase Zeevang.

Met de verbetering van kavelstructuren wordt, naast efficiënter grondgebruik, nog een andere doelstelling bereikt. Kavelruil leidt ook tot vermindering van landbouwwerkverkeer in de kleine dorpskernen, waardoor de leefbaarheid verbetert. De regeling voor bedrijfsverplaatsing is direct aan kavelruil gekoppeld en daarmee aan verbetering van de agrarische structuur. Zie paragraaf 3 artikel 20.

Onderwaterdrainage (OWD)

De regeling voor OWD (paragraaf 4) is gericht op het tegengaan van maaivelddaling van veengrond. Dit met het oog op de instandhouding van het traditionele cultuurlandschap van het veenweidegebied, als doelstelling van de provincie. Ook leidt OWD tot verbetering van de waterkwaliteit (door minder stikstoflevering) en behoud van perspectief voor de melkveehouderij als drager van het landschap. Op termijn draagt tegengaan van maaivelddaling bij aan een betere waterbeheersing met het oog op verzilting vanuit de ondergrond.

Het systeem van OWD werkt in twee richtingen. In de herfst en winter wordt extra water afgevoerd. In de zomer vindt infiltratie van water plaats, waardoor de grondwaterstand minder uitzakt. Met name in het zomerseizoen is het systeem werkzaam tegen maaivelddaling. Uit onderzoek in de Zeevang blijkt dat onderwaterdrainage effectief werkt bij een dynamisch peil van -0.40 meter in de zomer afgewisseld met een peil van -0,60 meter in de winterperiode. Bij een vast peil van -0,40 is de werking van het systeem duidelijk minder effectief.

De Zeevang is weidevogelkerngebied. OWD leidt tot verandering van de indringingsweerstand van de bodem en tot verandering van voedselaanbod. Uit tot nu toe bekende onderzoeksgegevens komt naar voren dat aanleg en toepassing van OWD niet van aantoonbaar negatieve invloed op het weidevogel bestand zijn. Om deze redenen zijn geen weidevogelbeheervoorschriften in deze regeling opgenomen. Wel maakt OWD eerdere betreding van het land mogelijk. De wijze waarop het land vervolgens wordt beheerd lijkt van grotere invloed op het weidevogelbestand, dan de mogelijke directe effecten van OWD. Er kan sprake zijn een positief effect bij eerdere beweiding met vee, omdat door mestflatten grasvariëteit en voedselrijkdom toenemen. Daarnaast is behoud van de greppels en aandacht voor een mozaïek van diverse vormen van graslandbeheer van belang omdat ook deze zaken bijdragen aan de omgevingsvariëteit. Beheer op deze wijze wordt bij OWD dan ook aanbevolen. Indien vroeg maaibeheer wordt toegepast, treden negatieve effecten op het weidevogelbestand op. Met name in het broedseizoen.

Door de drainerende werking in najaar en winter werkt het OWD systeem gunstig op het voorkòmen van leverbot. Uit onderzoek blijkt verder dat OWD ook leidt tot een kleine meeropbrengst aan gewassen. Voordeel voor de agrariër ligt vooral in de beperking van bedrijfsrisico’s in natte jaren en periodes van lange droogte.

Artikel 1

Het betreft kavelruil als bedoeld in artikel 85 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG).

Volgens de WILG moet kavelruil met minstens drie eigenaren starten, maar na ruiling mag kavelruil met twee eigenaren eindigen. De derde persoon kan er met een geldsom uitkomen.

Artikel 8 lid 4.

Landbouwstructuurverbetering wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • -

    mate van concentratie van huiskavels;

  • -

    mate van concentratie van veldkavels;

  • -

    mate van afstandsverkleining huiskavels – veldkavels.

Artikel 8a.

De regeling is een stimuleringsregeling. Voorbereidingskosten voor de uitvoering van activiteiten zijn subsidieerbaar voor zover dit kosten zijn die direct ten behoeve van de subsidieaanvraag worden gemaakt zoals het bijvoorbeeld het opstellen van een drainageplan.

Artikel 11

Indien bij verplaatsing van een bedrijf (zie ook paragraaf 3) herverdeling van kavels op de achtergelaten locatie plaatsvindt, bieden artikel 10 en 11 ook mogelijkheden voor subsidie aan achterblijvende landbouwers nabij de verlaten huiskavel van de bedrijfsverplaatser. Een vastgesteld kavelruilplan is hiervoor de basis.

Artikelen 11 en 20

De verplaatser van het bedrijf, dus degene die vertrekt uit het gebied, komt in aanmerking voor een subsidie op grond van de paragrafen 2 en 3.

Tevens kan subsidie aangevraagd worden op grond van paragraaf 2 indien verplaatsing binnen de Businesscase Zeevang geschiedt en op de nieuwe plek eveneens kavelruil plaatsvindt.

Als de nieuwkomer één van de deelnemers is, kan deze ook op de nieuwe plek voor kavelruilsubsidie in aanmerking komen. Dit binnen de voorwaarden van de regeling.

Artikel 12 onderdeel b

Uitgesloten is het waterbeheer dat al tot de wettelijke kerntaak van het waterschap behoort.

Aanleg van OWD wordt niet gerekend tot een maatregel die deel uitmaakt van het waterbeheer omdat vertraging van maaivelddaling (en behoud van het cultuurlandschap) de centrale doelstelling is van OWD en niet de verbetering van het waterhuishoudkundig systeem.

Artikel 12 onderdeel e

Bedoeld worden voorzieningen als kabels, leidingen, transformatoren en dergelijke.

Artikel 20

Bij de subsidieaanvraag dient de aanvrager inzichtelijk te maken dat van verbetering van de kavelstructuur sprake is.

Artikel 22 onderdeel a en b

Op grond van artikel 22 onderdeel a worden alleen de kosten gesubsidieerd die direct samenhangen met de verhuisbeweging.

Onder de faciliteiten worden bedoeld: faciliteiten die bedoeld zijn voor agrarische productie. Hieronder vallen landbouwbedrijfsgebouwen als stallen en ruimtes voor mest en voederopslag. Onder de landbouwbedrijfsgebouwen valt niet: de in of aan het bedrijf gelegen woning en de inboedel uit die woning. Tot onderdeel van het landbouwbedrijfsgebouw kan wel gerekend worden: een aparte kantoorruimte in of aan het pand ten behoeve van de agrarische bedrijfsboekhouding en zakelijke transacties. De aanvrager dient dit gebruik aan te tonen bij de aanvraag.

Onder installaties wordt de apparatuur verstaan die nodig is om een bedrijf goed te laten werken. Bijvoorbeeld: automatische mestschuiven in de stal, melkrobots en computerprogrammatuur voor voerafstelling en klimaatbeheersing.

Artikel 22 onderdeel b

De waardestijging van installaties of faciliteiten wordt gemeten op basis van taxaties of de prijs van de verkooptransacties, indien deze lager uitvallen dan de taxatiewaarde. Indien de verkoop- transacties zijn afgerond, wordt de definitieve subsidie wordt aan de hand van deze laatste waarde vastgesteld.

Artikel 22 onderdeel c

Ook grond valt onder deze posten, mits met de verplaatsing een algemeen belang is gediend. Op eerste plaats betreft deze landbouwstructuurverbetering voor meerdere partijen. Ook is een bijkomend algemeen belang gediend met vergroting van de verkeersveiligheid door afname van landbouwverkeer als gevolg van kavel- en bedrijfsconcentratie.

Artikel 24 onderdeel b

Onder gewone vervangingsinvesteringen wordt verstaan: investeringen in installaties waarvan de afschrijvingstermijn verstreken is.

Artikel 28

Het gebied van de Businesscase Zeevang is 4200ha. van omvang. Ruim driekwart van het gebied heeft een veenlaag van meer dan 40 cm. Ruwweg de helft van het gebied bestaat uit veenlagen met een diepte van meer dan 80 cm.

Gelet op de totale omvang van het veengebied, moeten prioriteiten worden gesteld. Hierbij wordt ook gelet op een zo groot mogelijk resultaat. De subsidieregeling is daarom beperkt tot veenlagen die dikker zijn dan 80 cm. Zie hiervoor de bijgevoegde kaart. Voor gebieden waarvan de veendikte op de kaart geringer is dan 80 cm. Is het aan de subsidieaanvrager om aan te tonen dat de feitelijke situatie wel voldoet aan de norm van 80 cm dikte.

Er is niet gekozen voor het opnemen van technische vereisten van het drainagesysteem. De optimale inrichting van het drainagesysteem is afhankelijk van de lokale situatie, met verschillen in sloot- en oeveromstandigheden, peil, de doorlaatbaarheid van de bodem en de omvang van de kavels. Drainage is maatwerk. Aanbevolen wordt dan ook om voorafgaand aan de aanleg van een drainagesysteem op het betreffende perceel onderzoek te doen naar de doorlaatbaarheid van de bodem, zodat het systeem op de meest effectieve wijze kan worden aangelegd.

Een drainageplan dient daarom in overleg met ter zake deskundigen te worden opgesteld. In het algemeen wordt voor effectieve werking aanbevolen:

  • -

    een draindikte van minimaal 60 mm.

  • -

    een afstand van maximaal 6 meter tussen de drains en een maximale lengte van de drain van 300 meter. Bij de diepte van de drains ten opzichte van het zomer- en winterpeil moet voldoende druk voor waterverplaatsing aanwezig zijn.

De kosten voor het maken van een drainageplan zijn eveneens subsidiabel, mits het drainagesysteem ook feitelijk wordt aangelegd.

Het infiltratie- en drainagesysteem zal gedurende de werkingstijd ten minste 10 cm beneden het laagste slootpeil moeten liggen. Deze eis stellen wij om te voorkomen dat het systeem op termijn direct onder het maaiveld komt te liggen, met ook een drainerende werking in de zomer. Door dit laatste zou de maaivelddaling met aanleg van OWD op termijn juist worden versterkt. Voor een OWDsysteem geldt een afschrijvingstermijn van 20 jaar. Met een rekenmodel kan de draindiepte ten opzichte van het maaiveld worden berekend. Uit oogpunt van efficiëntie en het voorkomen van versnipperde kleine aanvragen, geldt een minimale omvang van 3 ha voor het perceel.

Artikel 29

Deze regeling sluit aan bij het peilbesluit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier waarbij het peilbesluit voorziet in een drooglegging van maximaal -0.40 meter jaarrond.

Er wordt vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager voldoet aan de peilvereisten van het Waterschap. In dat kader is het ook mogelijk een ontheffing voor onderbemaling aan te vragen voor een situatie van -0.40 meter zomerpeil en -0,60 meter winterpeil. In dat geval stelt het Hoogheemraadschap OWD verplicht. Een subsidieaanvraag kan dus ook ingediend worden bij hogere peilen.

Jaarlijks bepaalt het Hoogheemraadschap wanneer de zomer- en winterpeilen in gaan. Als richtlijn voor de periode van het zomerpeil wordt gehanteerd: de periode van 15 maart tot 15 oktober. Als richtlijn voor het winterpeil wordt gehanteerd : de periode van 15 oktober tot 15 maart. Hierop kan in overleg worden genuanceerd. Bij de peilrandvoorwaarden is zowel rekening gehouden met voldoende rendabele productiemogelijkheden voor de melkveehouderijsector als met de noodzaak om maaivelddaling tegen te gaan.

Artikel 31

Een productieverhoging wordt aangeduid als de verhoging van de opbrengst per ha. Productieverhoging is geen doelstelling van subsidiëring van onderwaterdrainage maar kan een bijkomend effect zijn. De doelstelling van dit onderdeel van de regeling is: beperking van maaivelddaling om het veenweide cultuurlandschap zoveel mogelijk te behouden.

Uitgegeven op 18 maart 2015. ,

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.