Regeling vervallen per 22-08-2012

Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 21-08-2012

Intitulé

Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008

Provinciale staten van Noord-Holland;

overwegende dat het wenselijk is de Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2007 te actualiseren;

gelet op artikel 41, vijfde lid van de Wet op de jeugdzorg;

gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten;

besluiten vast te stellen de navolgende verordening: Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008.

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op de jeugdzorg;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    uitvoeringsprogramma: provinciaal programma als bedoeld in artikel 32 van de wet;

  • d.

    activiteitenplan: plan als bedoeld in artikel 4:62 van de Awb;

  • e.

    hulpvarianten: hulpvarianten als bedoeld in het uitvoeringsprogramma van het betreffende jaar;

  • f.

    Stichting Bureau jeugdzorg: de in het uitvoeringsprogramma opgenomen stichting die in Noord-Holland bureau jeugdzorg in stand houdt;

  • g.

    StichtingAdvies- en Klachtenbureau Jeugdzorg: de in het uitvoeringsprogramma opgenomen rechtspersoon die in Noord-Holland de vertrouwenspersoon in stand houdt;

  • h.

    zorgaanbieder: zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, sub g van de wet;

Artikel 2

  • 1. Op subsidies op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 1998 niet van toepassing.

  • 2. Op subsidies als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4, eerste en tweede lid van deze verordening is afdeling 4.2.8 Awb van toepassing.

Doelgroep en subsidiecriteria

Artikel 3

  • 1. Subsidie krachtens deze verordening wordt uitsluitend verstrekt aan de instellingen genoemd in het tweede tot en met zevende lid voor de activiteiten die in die leden genoemd zijn.

  • 2. Subsidie aan Stichting Bureau jeugdzorg wordt verleend ten behoeve van de uitvoering van haar wettelijke taken.

  • 3. Subsidie aan de zorgaanbieders die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma wordt verleend ten behoeve van:

    • a.

      de uitvoering van de door Stichting Bureau jeugdzorg geïndiceerde jeugdzorg;

    • b.

      het verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 43 en 44 van de wet.

  • 4. Subsidie aan de door het rijk erkende landelijk werkende zorgaanbieders wordt verleend ten behoeve van de uitvoering van de door de Stichting Bureau jeugdzorg geïndiceerde zorg.

  • 5. Subsidie aan de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg wordt verleend ten behoeve van

    • a.

      de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon voor cliënten van Stichting Bureau jeugdzorg en de cliënten die bij de zorgaanbieders ingevolge de wet aanspraak maken op jeugdzorg;

    • b.

      algemene klachtenondersteuning van jeugdigen en hun ouders of verzorgers in Noord-Holland.

  • 6. Subsidie aan de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen wordt verleend ten behoeve van

    • a.

      het geven van informatie en advies aan Noord-Hollandse pleegouders;

    • b.

      het beleggen van themabijeenkomsten en gespreksgroepen voor Noord-Hollandse pleegouders;

    • c.

      individuele belangenbehartiging voor Noord-Hollandse pleegouders.

  • 7. De in het derde lid bedoelde subsidie kan verleend worden aan een zorgaanbieder die niet is opgenomen in het uitvoeringsprogramma, indien

    • a.

      deze aantoont dat hij voldoet aan de criteria en eisen die in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen; en

    • b.

      de te subsidiëren activiteit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voorziet in een noodzakelijke aanvulling op de in het uitvoeringsprogramma opgenomen jeugdzorg danwel in vernieuwing daarvan.

Artikel 4

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, tweede en derde lid kan subsidie worden verleend aan de daarin genoemde doelgroepen ten behoeve van een bijdrage in de lasten van rente en afschrijvingen van investeringen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, tweede en derde lid kan subsidie worden verleend aan de daarin genoemde doelgroepen ten behoeve van uitbreiding van

    • a.

      de in artikel 3, tweede lid genoemde wettelijke taken; en

    • b.

      de in artikel 3, derde lid genoemde geïndiceerde jeugdzorg onder voorwaarde dat de uitbreiding van deze zorg gepaard gaat met een evenredige capaciteitsuitbreiding.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, tweede tot en met zesde lid kan een subsidie worden verleend aan de daarin genoemde doelgroepen ten behoeve van incidentele of tijdelijke activiteiten, mits deze niet in strijd zijn met het provinciaal beleidskader jeugdzorg.

Subsidieaanvraag en subsidieverlening

Artikel 5

Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4, eerste lid worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden.

Artikel 6

Bij de subsidieaanvraag bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en artikel 4, eerste lid wordt in elk geval gevoegd

  • a.

    de sluitende begroting met toelichting;

  • b.

    het beleidsplan voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, en waarin is opgenomen het activiteitenplan, het kwaliteitsbeleid en het accommodatiebeleid, conform hetgeen de wet en Gedeputeerde Staten daarover voorschrijven;

  • c.

    een meerjaren onderhoudsplan; en

  • d.

    een overzicht van de locaties waar de werkzaamheden zullen worden uitgeoefend.

Artikel 7

De begroting wordt ingediend op een bij Gedeputeerde Staten verkrijgbaar formulier.

Artikel 8

Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 100% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen.

Beslistermijn

Artikel 9

  • 1. Gedeputeerde Staten besluiten uiterlijk 12 januari van het jaar waarin de werkzaamheden plaatsvinden op subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4 eerste lid.

  • 2. Gedeputeerde Staten besluiten op subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 3, zevende lid en in artikel 4, tweede en derde lid binnen 16 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Subsidieplafond

Artikel 10

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast.

Indien gedurende het boekjaar in de uitkering bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a en b van de wet, dan in wel autonome provinciale middelen die voor jeugdzorg op de provinciale begroting zijn opgenomen wijzigingen optreden, stellen Gedeputeerde Staten het subsidieplafond gewijzigd vast.

Berekening van de subsidie

Artikel 11

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen voor de berekening van de subsidie nadere regels vast in de vorm van normbedragen per hulpvariant. Verder stellen zij nadere regels vast voor:

    • a.

      de berekening en verantwoording van vaste en variabele lasten;

    • b.

      de vorming van reserves;

    • d.

      de toegestane tekorten;

    • e.

      de inrichting van het activiteitenplan, begroting, jaarplan en jaarverantwoording;

    • f.

      de overdracht van voorzieningen, werkzaamheden en activa en passiva.

  • 2. De subsidiëring vindt plaats op basis van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nadere regels.

Verhoging verleend subsidiebedrag

Artikel 12

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd op de subsidieverlening bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid en artikel 4, tweede lid een aanvullende subsidie te verlenen indien het rijk hiertoe extra middelen voor toeslagen beschikbaar stelt.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13

Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders verstrekken uiterlijk aan het einde van ieder kwartaal aan Gedeputeerde Staten een opgave van het aantal jeugdigen dat betrokken is bij de uitoefening van haar taken, overige door Gedeputeerde Staten gevraagde informatie, alsmede alle informatie die krachtens wet en regelgeving is vereist.

Artikel 14

Onverminderd de bepalingen in de wet en, voor zover van toepassing, de bepalingen in afdeling 4.2.8 Awb, voert de subsidieontvanger de administratie zodanig dat op ieder moment een betrouwbaar inzicht bestaat op de volgende punten:

  • a.

    gegevens over de cliënten;

  • b.

    gegevens over de omvang van de uitgeoefende taken, functies en hulpvarianten;

  • c.

    gegevens met betrekking tot de wachtlijsten en wachttijden; en

  • d.

    financiële situatie.

Artikel 15

Voor de rechtshandelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid Awb en voor de op-, om- en afbouw van een hulpvariant heeft de subsidieontvanger voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van Gedeputeerde Staten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 16

  • 1. De subsidieontvangers bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid zijn verplicht een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 Awb voor de subsidies die de provincie Noord-Holland verstrekt.

  • 2. Reserves die met subsidie zijn opgebouwd worden uitsluitend besteed aan kosten die direct verband houden met de uitvoering van de door de provincie Noord-Holland gesubsidieerde werkzaamheden.

Artikel 17

Indien in een mede met provinciale subsidie bekostigde of onderhouden ruimte langer dan vier weken geen krachtens deze verordening gesubsidieerde jeugdzorg plaatsvindt, deze ruimte op andere wijze wordt gebruikt of leeg staat, dient de subsidieontvanger dit binnen zes weken na aanvang van onbruik of leegstand schriftelijk aan Gedeputeerde Staten te melden.

Artikel 18

  • 1. Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid aan Gedeputeerde Staten een vergoeding verschuldigd van maximaal het met subsidie opgebouwde vermogen indien:

    • a.

      de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt, bezwaart of de bestemming ervan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de rechtspersoon wordt ontbonden dan wel een fusie als bedoeld in artikel 309 boek 2 Burgerlijk Wetboek wordt aangegaan;

    • e.

      de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd.

  • 2. De subsidieontvanger doet van de in het eerste lid onder a tot en met d bedoelde gevallen onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. Het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor onroerende zaken vindt plaats door drie deskundigen. Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

Artikel 19

  • 1. Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval.

  • 2. Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk hun onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde en hun roerende zaken tegen brandschade, waterschade en diefstal.

  • 3. Stichting Bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder verzekeren elk de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bij of door hem geplaatste jeugdigen, voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval, indien deze aansprakelijkheid niet reeds is verzekerd.

Aanvraag subsidievaststelling

Artikel 20

  • 1. Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, wordt uiterlijk op 1 mei van het jaar, volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend op een bij Gedeputeerde Staten verkrijgbaar formulier.

De financiële en inhoudelijke verantwoording

Artikel 21

  • 1. 1.Onverminderd het bepaalde in artikel 4:76 van de Awb, indien van toepassing, bestaat de financiële verantwoording uit de jaarrekening, waarin is opgenomen:

    • a.

      het financiële verslag;

    • b.

      de balans met toelichting;

    • c.

      de resultatenrekening met toelichting, waarin ook afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard;

    • d.

      voor wat betreft Stichting Bureau jeugdzorg: het totaal aantal jeugdigen dat zich in het betreffende begrotingsjaar heeft gemeld, alsmede het aantal jeugdigen en de activiteiten waarvoor de onderscheiden taken of functies als bedoeld in artikel 5 en 10 van de wet zijn uitgevoerd;

    • e.

      voor wat betreft de zorgaanbieders: het aantal jeugdigen waarvoor de onderscheiden geïndiceerde zorgeenheden en overige werkzaamheden zijn uitgevoerd; en

    • f.

      een bij de ingediende begroting aansluitende en door de accountant gewaarmerkte eindverantwoording. Deze eindverantwoording geschiedt op een door Gedeputeerde Staten verstrekt format.

  • 2. In de accountantsverklaring wordt mede een oordeel gegeven over de verantwoording inzake de gegevens bedoeld in het eerste lid onder d, e en f alsmede de uitvoering van artikel 8 van de wet.

  • 3. De accountantsverklaring bevat daarnaast de uitkomst van het in artikel 4:79 Awb bedoelde onderzoek naar de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

Artikel 22

De inhoudelijke verantwoording wordt gegeven in een activiteitenverslag, waarin zijn opgenomen:

  • a.

    gegevens over de realisatie van het bij de aanvraag om subsidie ingediende activiteitenplan;

  • b.

    overige gegevens over de ingevolge de wet uit te voeren taken; en

  • c.

    overige door Gedeputeerde Staten gevraagde informatie.

Subsidievaststelling

Artikel 23

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen uiterlijk 16 weken na ontvangst van de aanvraag de subsidie vast.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met zes weken worden verlengd. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 24

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijk verrichte wettelijke taken en werkelijk verleende geïndiceerde zorg, alsmede de door het rijk vastgestelde regelingen, het uitvoeringsplan, deze verordening, de nadere regels bedoeld in artikel 11, en de beschikking

tot subsidieverlening.

Overige bepalingen Slotbepalingen

Slotbepalingen

Artikel 25

Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van een of meer bepalingen van deze verordening.

Artikel 26

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

Artikel 27

De Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 28

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008.

Artikel 29

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

Ondertekening

Heiloo, 17 december 2007.
Provinciale Staten van Noord-Holland. H.C.J.L. Borghouts, voorzitter.
Mw. C.A. Peters, griffier.