Regeling vervallen per 31-12-2011

Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland 2009-2011

Geldend van 05-09-2009 t/m 30-12-2011

Intitulé

Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland 2009-2011

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

overwegende dat hiermee uitvoering wordt gegeven aan de doelstelling tot behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten zoals benoemd in het Uitvoeringsprogramma Nationaal Land- schap Laag Holland 2007-2013, vastgesteld door ons op 10 oktober 2006;

voorts overwegende dat voor het behoud en ontwikkelen van de kernkwaliteiten in Nationaal Landschap Laag Holland door middel van sub- sidies een wettelijke grondslag vastgesteld dient te worden;

gelet op artikel 1, derde lid van de Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland 2009-2011;

besluiten vast te stellen de volgende Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland 2009-2011.

Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Uitvoeringsprogramma: het Uitvoerings- programma Nationaal Landschap Laag Holland 2007-2013 zoals door ons is vastgesteld op 10 oktober 2006, dan wel het uitvoeringsprogramma dat dit vervangt;

  • b.

    Nationaal Landschap Laag Holland: het gebied dat is beschreven en begrensd in de partiële herziening van het Streekplan Noord- Holland Zuid, zoals door Provinciale Staten is vastgesteld op 18 december 2006;

  • c.

    Kernkwaliteiten: de bijzondere waarden van het Nationaal Landschap Laag Holland zoals benoemd in het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Laag Holland 2007-2013, vastgesteld door ons op 10 oktober 2006; Het betreft: de grote openheid van het landschap, de vele weide- en moerasvogels, het oude geometrische inrichtingspatroon in de droogmakerijen, de veenpakketten, de middeleeuwse strokenverkavelingen en de historische watergangen, een groot aantal archeologische locaties en karakteristieke dijk- en lintdorpen.

  • d.

    Landschapsontwikkelingsplan (LOP): een plan gericht op de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het landschap; Een LOP beschrijft de landschappelijke randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen plaats kunnen vinden. In een LOP komt het totaal aan landschappelijke waarden aan bod waaronder in ieder geval begrepen worden visuele kenmerken, watersysteemkenmerken, ecologische waarden, cultuurhistorische en archeologische waarden en gebruikswaarden (in ieder geval de agrarische en recreatieve gebruikswaarde). Het LOP bevat naast een visie op het landschap tevens een uitvoeringsprogramma waarin concrete plannen en projecten zijn benoemd en een financieringsplan.

  • e.

    Integraal gebiedsplan/integrale gebiedsvisie: een plan/visie gericht op de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de kernwaarden en kernkwaliteiten in het buitengebied; Het plangebied kan gemeentegrensoverschrijdend zijn. In een integraal gebiedsplan of integrale gebiedsvisie wordt een koers bepaald voor het gebied, waarin thema’s als economie, ruimte/bebouwing, landschap, cultuurhistorie, natuur en recreatie centraal staan. Een integraal gebiedsplan of integrale gebiedsvisie bevat naast een visie voor de ontwikkeling van het gebied tevens een uitvoeringsprogramma waarin concrete plannen en projecten zijn benoemd en een financieringsplan.

  • f.

    Beeldkwaliteitplannen: een plan gericht op het in beeld brengen van waardevolle veelal visuele kenmerken en kwaliteiten van een gebied, met het doel om de identiteit van een gebied te versterken; Het beeldkwaliteitplan geeft een samenhangend pakket van intenties, aan- bevelingen, richtlijnen en/of toetsingscriteria voor het veiligstellen, creëren en/of verbeteren van beeldkwaliteit, ook als het gaat om nieuwe ontwikkelingen.

  • g.

    Basisschool: een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • h.

    School voor voortgezet onderwijs: een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • i.

    Groene educatie: educatie gericht op het vergroten van de bekendheid en interesse bij jongeren over natuur, landschap, voedsel en landbouw;

  • j.

    de-minimisverordening: Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, dan wel de verordeningen die Verordening 1998/2006 wijzigen of vervangen.

Artikel 2 Procedurebepalingen

  • 1. Aanvraag om subsidieverlening

    Een subsidieaanvraag op grond van deze regeling dient door ons te zijn ontvangen uiterlijk voor het begin van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Aanvraag om subsidievaststelling

    Een aanvraag om vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen 13 weken na het tijdstip waarop de activiteit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening moet zijn voltooid.

  • 3. Beslistermijn subsidieverlening

    Wij beslissen over de ingediende aanvragen binnen 10 weken na ontvangst van een aanvraag om subsidieverlening.

  • 4. Beslistermijn subsidievaststelling

    Wij beslissen over aanvragen om vaststelling binnen 13 weken na ontvangst van een aanvraag om vaststelling.

  • 5. Afwijkende beslistermijn

    Over aanvragen die worden ontvangen in de periode 1 november en 31 december beslissen wij uiterlijk op 15 maart van het daarop volgende jaar.

Artikel 3 Berekening van de subsidie

  • 1. Berekening subsidie

    Een subsidie op grond van deze regeling bedraagt:

    • 1.

      80% van de door ons noodzakelijk geachte, rechtstreeks aan de activiteiten toe te rekenen kosten tot een maximum van € 20.000,– per activiteit als bedoeld in Hoofdstuk 1;

    • 2.

      80% van de door ons noodzakelijk geachte, rechtstreeks aan de activiteiten toe te rekenen kosten tot een maximum van € 10.000,– per activiteit als bedoeld in Hoofdstuk 2;

    • 3.

      90% van de door ons noodzakelijk geachte, rechtstreeks aan de activiteiten toe te rekenen kosten tot een maximum van € 20.000,– per activiteit als bedoeld in Hoofdstuk 3.

  • 2. Beperking in verband met staatssteun

    Indien toepassing van het eerste lid zou leiden tot het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, EG- Verdrag, wordt het subsidiebedrag in afwijking van het eerste lid zodanig vastgesteld dat het totale bedrag aan subsidies voor de activiteit niet meer bedraagt dan het hoogste steunbedrag of de hoogste steunintensiteit dat op grond van de van toepassing zijnde vrijstellingsverordening van de Europese Commissie verstrekt mag worden (de-minimisverordening).

  • 3. Cumulatie

    Indien de activiteit gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt in afwijking van het eerste lid het subsidiebedrag zodanig vastgesteld dat het totaal aan alle subsidies voor de activiteit ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten bedraagt.

Artikel 4 Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Wij stellen jaarlijks per hoofdstuk een subsidieplafond vast.

  • 2. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

Hoofdstuk 1 Plan- en projectvoorbereiding

Artikel 5 Doelgroep

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden verstrekt aan gemeenten, organisaties en instellingen die zich richten op het beheer van landschap en natuur en/of het verbreden en verduurzamen van landbouw, niet zijnde landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, en organisaties die werkzaam zijn op het gebied van toerisme en recreatie.

Artikel 6 Activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op de voorbereiding van projecten en ingrepen met als doel het versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland, waaronder wordt begrepen:

  • a.

    Het opstellen van integrale gebiedsplannen/ integrale gebiedsvisies, landschapsontwikkelingsplannen en beeldkwaliteitplannen;

  • b.

    Het uitvoeren van marktonderzoeken en haalbaarheidsstudies ten behoeve van de uitvoering van projecten en ingrepen gericht op verbrede en duurzame landbouw, natuur- en landschapsbeheer, behoud en ontwikkeling cultuurhistorie en versterken toerisme en recreatie.

Hoofdstuk 2 Kennis- en bekendheidsvergroting

Artikel 7 Doelgroep

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden verstrekt aan gemeenten, organisaties en instellingen die zich richten op het beheer van landschap en natuur en/of het verbreden en verduurzamen van landbouw, niet zijnde landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, en organisaties die werkzaam zijn op het gebied van toerisme en recreatie.

Artikel 8 Activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het vergroten van de kennis over en de bekendheid van de kernkwaliteiten en daarmee samenhangende recreatieve belevingsmogelijkheden van het Nationaal Landschap Laag Holland. Daaronder wordt in elk geval begrepen:

  • a.

    Het opstellen van informatie -, educatie- en voorlichtingsmateriaal;

  • b.

    Het organiseren van (activiteiten op) evenementen, themadagen, beurzen en exposities.

Hoofdstuk 3 Groene educatie

Artikel 9 Doelgroep

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden verstrekt aan scholen en organisaties en instellingen gericht op groene educatie.

Artikel 10 Activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op het gebied van groene educatie met als doel jongeren op basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs bekend te maken met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland. Daaronder wordt in elk geval begrepen:

  • a.

    het organiseren van educatieve bijeenkomsten op scholen gericht op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland;

  • b.

    het organiseren van bezoeken van scholen aan boerderijen in het Nationaal Landschap Laag Holland;

  • c.

    het organiseren van bezoeken van scholen aan natuurgebieden en bezoekerscentra in het Nationaal Landschap Laag Holland.

Artikel 11 Weigeringgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit niet plaatsvindt in of ten behoeve van het Nationaal Landschap Laag Holland;

  • b.

    de activiteit naar ons oordeel financieel niet haalbaar is;

  • c.

    de aanvrager voor dezelfde activiteit op grond van deze regeling subsidie heeft ontvangen.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na die van publicatie in het Provinciaal blad.

  • 2. Deze regeling vervalt op 31 december 2011.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland 2009-2011.

Ondertekening

Haarlem, 11 augustus 2009
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
H.C.J.L. Borghouts, voorzitter.
H.W.M. Oppenhuis de Jong, provinciesecretaris

Toelichting

In de Nota Ruimte zijn een twintigtal landschappen aangewezen als Nationaal Landschap. Eén van deze landschappen is Laag Holland. Laag Holland is een uniek oer-Hollands landschap tussen de steden Alkmaar, Hoorn, Amsterdam en Zaanstad. Het gebied kenmerkt zich door de afwisseling van de waterrijke veenweiden en de dieper gelegen droogmakerijen. In de herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid van 18 december 2006 zijn de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland beschreven.

De kernkwaliteiten zijn onder meer de openheid van het landschap, de rijkdom aan weide- en moerasvogels, het geometrische inrichtings- patroon in de droogmakerijen en de strokenverkavelingen en historische watergangen in het veenweidegebied.

De algemene doelstelling zoals vastgelegd in de streekplanherziening is het behoud en de versterking van deze kernkwaliteiten. In het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Laag Holland 2007 – 2013 is deze algemene doelstelling omgezet naar een aantal operationele doelen voor de periode 2007 - 2013.

Het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Laag Holland 2007-2013 biedt samen met de ILG subsidiecriteria het subsidiekader voor de meer uitvoeringsgerichte projecten gericht op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten. Om ook activiteiten gericht op planvorming/projectvoorbereiding, kennis- en bekendheidsvergroting en groene educatie te kunnen subsidiëren is er naast het uitvoeringsprogramma en de ILG Subsidiecriteria een aparte Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland opgesteld. Zowel de provincie Noord-Holland als de gebiedspartners ondersteunen deze uitvoeringsregeling financieel. In de Uitvoeringsregeling Nationaal Landschap Laag Holland is beschreven welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en welk deel van de activiteiten subsidiabel is. Bij alle activiteiten dient een duidelijke fysieke dan wel thematische relatie te zijn met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland. De Uitvoeringsregeling Nationaal LandschapLaag Holland richt zich op de volgende doelgroepen: gemeenten, organisaties en instellingen die zich richten op het beheer van landschap en natuur, organisaties en instellingen die zich richten op het verbreden en verduurzamen van landbouw, organisaties die werkzaam zijn op het gebied van toerisme en recreatie, scholen (basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs) en organisaties en instellingen gericht op groene educatie.

2010-11-15