Regeling vervallen per 21-06-2013

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2008

Geldend van 21-06-2013 t/m 20-06-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2008

Provinciale Staten van Noord-Holland,

overwegende dat artikel 11, lid 3 van de Wet inrichting landelijk gebied regeling vereist van de subsidies die de provincie zal verstrekken uit het Investeringsbudget landelijk gebied, en die als staatssteun in de zin van de artikelen 87 e.v. van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap moeten worden aangemerkt, of die voor cofinanciering op grond van de Kader- verordening plattelandsontwikkeling in aanmerking worden gebracht;

voorts overwegende dat ook voor de verstrekking van andersoortige subsidies regeling nodig is op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op genoemd artikel 11 van de Wet inrichting landelijk gebied en gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten;

gezien het provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied 2007-2013;

besluiten:

vast te stellen de navolgende verordening: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2008.

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet inrichting landelijk gebied;

  • b.

    meerjarenprogramma: provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid als bedoeld in artikel 4 van de wet;

  • c.

    POP2: het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, goedgekeurd door de Europese Commissie op 20 juli 2007;

  • d.

    steunmodule: regeling voor de verstrekking van een subsidie die wordt beschouwd als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet.

Artikel 2 Relatie met ASN

Op subsidieverstrekkingen op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 1998 niet van toepassing.

Artikel 3 Publicatie kaarten

De kaarten die behoren bij het pMJP ILG deel B worden op elektronische wijze gepubliceerd.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1. Gedeputeerde staten stellen minimaal een keer per jaar een uitwerking van het meerjarenprogramma vast, die pMJP ILG deel B wordt genoemd en bestaat uit Subsidiecriteria en een Projectenlijst.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor de activiteiten genoemd in het pMJP ILG deel B -Subsidiecriteria, die plaatsvinden op het grondgebied van Noord-Holland of in overwegende mate gericht zijn op of ten goede zullen komen aan de provincie Noord-Holland.

  • 3. Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie een steunmaatregel is als bedoeld in artikel 11 van de wet en deze niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze regeling nadere regels stellen.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 6. Gedeputeerde Staten stellen ten minste eenmaal per jaar een subsidieplafond vast. Zij kunnen daarbij voor de verschillende categorieën activiteiten of voor verschillende gebieden deelplafonds vaststellen.

  • 7. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, tenzij in het pMJP deel B – Subsidiecriteria is bepaald dat dit gebeurt op basis van een rangschikking (tender).

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor kosten:

    • a.

      die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

    • b.

      voor haalbaarheidsonderzoeken;

    • c.

      die bestaan uit verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • d.

      van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

    • e.

      van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

    • f.

      van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

    • g.

      van activiteiten die wettelijk verplicht zijn.

  • 2. Indien de ontvanger voor dezelfde activiteit bijdragen of subsidie van derden ontvangt, wordt de subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag niet meer bedraagt dan 100% van de kosten van de activiteit.

Artikel 6 De aanvraag om subsidie

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan gedurende het gehele jaar worden ingediend, tenzij Gedeputeerde Staten tijdstippen voor het indienen van een aanvraag vaststellen, al dan niet voor afzonderlijke categorieën van activiteiten.

  • 2. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend op een bij Gedeputeerde Staten verkrijgbaar formulier.

  • 3. Een aanvraag om subsidie voor activiteiten uit POP-2 wordt ingediend voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt. Aanvragen voor andere activiteiten worden ingediend nadat de Subsidiecriteria ten behoeve van het pMJP ILG deel B voor het desbetreffende jaar zijn vastgesteld.

  • 4. Als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager de relevante gegevens en bescheiden van iedere deelnemer in het samenwerkingsverband. De aanvrager overlegt tevens een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst.

  • 5. Wanneer de aanvraag is aangevuld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geldt als datum van ontvangst de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

Artikel 7 Beslistermijn verlening

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, danwel binnen 13 weken na afloop van de termijn die Gedeputeerde Staten voor de aanvraag gesteld hebben op grond van artikel 6, eerste lid.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen.

Artikel 8 Voorschotten

  • 1. Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken.

  • 2. Het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 3. In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 90% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.

  • 4. Een verzoek om een voorschot gaat vergezeld van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 12.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het tweede lid, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot van maximaal 80% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag verstrekken aan de subsidieontvanger, als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 9 Uitvoering activiteiten

De subsidieontvanger is verplicht, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening met de activiteiten te beginnen.

Artikel 10 Opdrachten aan derden

Indien de activiteiten voor 50% of meer worden gesubsidieerd, is de subsidieontvanger verplicht de Europese regelgeving inzake aanbesteding toe te passen bij het verstrekken van opdrachten.

Artikel 11 Boekhouding

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de uitvoering van de activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de administratie te bewaren tot 1 januari 2022, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

    • b.

      aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.

Artikel 12 Voortgang uitvoering

De subsidieontvanger is verplicht drie maal per jaar, of zo vaak als in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, schriftelijk verslag uit te brengen aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.

Artikel 13 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt bij communicatie, indien van toepassing, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 14 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Subsidievaststelling

Artikel 15 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van subsidie in binnen drie maanden na afloop van de activiteiten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag tot vaststelling van:

    • a.

      een subsidiebedrag van meer dan € 50.000,– een overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven, voorzien van een verklaring van getrouwheid van een accountant waaruit blijkt dat de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt en dat de subsidieontvanger de activiteit rechtmatig heeft uitgevoerd en de subsidievoorschriften heeft nageleefd;

    • b.

      een subsidiebedrag van minder dan € 50.000,– , een overzicht van werkelijke inkomsten en uitgaven, die door de subsidieontvanger is gewaarmerkt.

Artikel 16 Beslistermijn vaststelling

  • 1. Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Zij kunnen de beslissing eenmaal met ten hoogste 6 weken verdagen.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 17 Instandhouding

  • 1. De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van het bij of krachtens het eerste lid bepaalde.

Artikel 18 Vergoeding bij vermogensvorming

  • 1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, indien:

    • a.

      de activiteiten door een ander worden overgenomen;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt; en

    • c.

      de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 19 Intrekking en terugvordering

  • 1. De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met verplichtingen die ingevolge een verdrag voor de provincie gelden.

  • 2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

Slotartikelen

Artikel 20 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 4, eerste, tweede en derde lid, en 5, onderdelen a en c.

Artikel 21 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met de naleving van het bepaalde in deze verordening overeenkomstig artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 22 In te trekken regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a.

    Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2007;

  • b.

    Deelverordening recreatie en toerisme Noord- Holland 2005;

  • c.

    Deelverordening vernieuwingsimpuls openluchtrecreatie Noord-Holland 2005;

  • d.

    Subsidiecriteria ten behoeve van het pMJP ILG deel B, vastgesteld op 27 november 2006.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie in het provinciaal blad en werkt terug tot 1 januari 2008.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2008.

Ondertekening

Haarlem, 23 juni 2008.
Provinciale Staten van Noord-Holland,
H.C.J.L. Borghouts, voorzitter.
Mw. C.A. Peters, griffier.

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 2

De ASN is op dit soort subsidies niet van toepassing, omdat die ook een ‘lege’ regeling is, met bovendien definities van subsidiesoorten die in andere provincies niet voorkomen. Als de ASN ook voor de ILG-subsidies zou gelden, zou dat alleen verwarring wekken. Wel zijn termijnen, percentages van voorschotten etc. zoveel mogelijk gelijk aan die uit de ASN.

Artikel 4, lid 4

De nadere regels gaan over onderwerpen die op de uitvoering betrekking hebben, zoals bijvoorbeeld bij de aanvraag te verstrekken gegevens, precisering van subsidiabele kosten, de bekendmaking van resultaten van activiteiten of het geven van informatie over gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger, of andere nadere technische uitwerkingen.

Artikel 5, onder a

In dit artikel worden beperkingen gesteld aan de subsidiabele kosten. Voor een bepaald project kunnen subsidies uit meerdere (provinciale) subsidieregelingen ingezet worden, naast een ILG-subsidie. Doel van de bepaling onder a is niet dit te voorkomen, maar om uit te sluiten dat meer dan 100% van de kosten gedeclareerd kan worden. Dit betekent dat GS, in een bepaald concreet geval, twee of meer keer voor dezelfde activiteiten, hetzelfde project, een subsidie kunnen verlenen, zolang het totaal van de subsidies maar niet hoger is dan 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5, onder f

In de financiële planning die bij de aanvraag moet worden overgelegd, worden (indien aan de orde) de te verwachten inkomsten vermeld die de activiteit zal opleveren. Deze worden uiteraard van de te subsidiëren kosten afgetrokken.

Artikel 7, lid 1

Termijn uit de ASN: 10 weken.

Artikel 7, lid 2

De ASN geeft hiervoor geen termijn

Artikel 8

Het bedrag dat aan voorschotten kan worden verstrekt bedraagt – in afwijking van de ASN – maximaal 90% van het te verstrekken subsidiebedrag. In de ASN wordt uitgegaan van 80%.

Artikel 9

In de beschikking tot subsidieverlening kan, indien nodig, nader worden vastgelegd wat in het concrete geval als ‘beginnen met de activiteit’ wordt aangemerkt.

Artikel 10

Het gaat hier om alle subsidies die voor de activiteit of het project worden versterkt, dus ook die van andere verstrekkers dan de provincie.

Artikel 11 lid 2 onder a

De administratie moet zolang bewaard worden dat zij beschikbaar blijft voor de eindafrekening van het ILG budget tussen minister en de provincie en in verband met de eindafrekening over het POP.

Artikel 12

Dit verslag wordt opgesteld conform een bij de beschikking tot subsidieverlening gevoegd format.

Artikel 15, lid 1

Termijn is conform die uit de ASN.

Artikel 15, lid 2

In de Awb is bepaald dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden conform de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In de beschikking tot subsidieverlening kunnen nadere eisen worden gesteld aan de stukken die moeten worden overgelegd.

Artikel 16, lid 1

Termijn is conform die uit de ASN.

Artikel 16, lid 2

De ASN geeft hiervoor geen termijn.

Artikel 18

Vergoeding in verband met vermogensvorming is alleen in de volgende gevallen aan de orde:

- wanneer de subsidieontvanger goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten zijn bestemd of worden gebruikt verkoopt, verhuurt of (bijvoorbeeld) verhypothekeert of verpacht, of de bestemming daarvan wijzigt;

- wanneer de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten zijn bestemd of worden gebruikt;

- de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

de subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd; of

- de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Zie hiervoor artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 21

Naast provinciale ambtenaren kunnen ook ambtenaren van de Dienst Regelingen, de Dienst Landelijk Gebied of van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden aangewezen als toezichthouder.