Regeling vervallen per 17-11-2020

Waterverordening provincie Noord-Holland

Geldend van 01-01-2017 t/m 16-11-2020

Intitulé

Waterverordening provincie Noord-Holland

Provinciale staten van Noord-Holland;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

gelet op de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet;

Overwegende dat het in verband met de inwerkingtreding van de Waterwet noodzakelijk is de provinciale waterregelgeving algeheel te herzien;

besluiten:

De Waterverordening provincie Noord-Holland vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de minister van Infrastructuur en Milieu;

  • b.

    interferentie: onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen, die kan leiden tot een rendementsverandering van een individueel systeem;

  • c.

    interferentiegebied: een op grond van artikel 2.2b van het Besluit Omgevingsrecht door gemeente of provincie aangewezen gebied waar ordening van bodemenergiesystemen wenselijk is met het oog op doelmatig gebruik van de ondergrond en voorkomen van negatieve interferentie;

  • d.

    oever: de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of de aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor benodigde verankerin;g

  • e.

    pompcapaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur;

  • f.

    projectplan: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet;

  • g.

    regionaal waterplan: plan als bedoeld in artikel 4.4 van de wet;

  • h.

    regionale wateren: binnen de provincie gelegen watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn van het Rijk;

  • i.

    vaarweg: elk regionaal water of gedeelte van een regionaal water, met bijbehorende oevers en schutsluizen, voor zover vermeld op Vaarwegenlijsten A, B of C;

  • j.

    vaarwegbeheer: de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;

  • k.

    vaarwegbeheerder: het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat met het vaarwegbeheer is belast of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer in medebewind is opgedragen, en dat als zodanig is vermeld op Vaarwegenlijst A, Vaarwegenlijst B of Vaarwegenlijst C;

  • l.

    vaarwegenlijst A: de als bijlage 1 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren waarvan het vaarwegbeheer berust bij de provincie;

  • m.

    vaarwegenlijst B: de als bijlage 2 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;

  • n.

    vaarwegenlijst C: de als bijlage 3 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die niet onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;

  • o.

    vaarwegprofiel: de minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte van de vaarweg;

  • p.

    werk: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren, boven, op, in, onder of langs een vaarweg gelegen;

  • q.

    wet: de Waterwet.

Hoofdstuk 2 Beheer

Titel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust

Artikel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een overlegorgaan instellen dat haar adviseert over de veiligheid van de kust en het waterbeheer in het kustfundament. Deze adviezen kunnen onder meer zien op voorstellen van Rijkswege als bedoeld in artikel 2.7 van de wet om landwaartse kustverplaatsing te voorkomen of tegen te gaan.

  • 2. Het overlegorgaan kan worden samengesteld uit vertegenwoordigers van provincie, beheerders van regionale watersystemen, Rijk, kustgemeenten en relevante terreinbeheerders en belangenorganisaties.

  • 3. Het overlegorgaan kan een eigen reglement opstellen waarin zij haar werkwijze nader regelt.

Titel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer

Artikel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer

  • 1.

    De provincie Noord-Holland is belast met het vaarwegbeheer van de in de Vaarwegenlijst A opgenomen vaarwegen en werken.

  • 2.

    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 22 tot en met 40 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

  • 3.

    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 41 tot en met 49 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

  • 4.

    Het vaarwegbeheer van het werk, aangeduid met het nummer 50 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland.

  • 5.

    De gemeenten die op de Vaarwegenlijsten B en C zijn vermeld zijn belast met het vaarwegbeheer van de in die gemeenten gelegen vaarwegen en werken, zoals aangegeven op de lijsten.

  • 6.

    Het Plassenschap Loosdrecht is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarwegen en werken die op Vaarwegenlijst B zijn aangeduid met nummer 66 tot en met 68.

  • 7.

    Het Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarweg die op Vaarwegenlijst B is aangeduid met nummer 69.

Titel 2.3 Gebruik en instandhouding vaarwegen

Artikel 2.3 Belangenbescherming

Deze titel heeft tot doel regels te stellen in het belang van de instandhouding, de bruikbaarheid en bescherming van de vaarwegen.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze titel is, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, van toepassing op de op de Vaarwegenlijsten A en B vermelde vaarwegen en werken. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op de vaarwegen op Vaarwegenlijst B met de nummers 51 tot en met 56.

Artikel 2.5 Vaarwegenprofielen

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen, na overleg met de vaarwegbeheerder, de vaarwegprofielen vast van de vaarwegen.

  • 2.

    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 2.6 Vaarwegbeheer

  • 1.

    De vaarwegbeheerder draagt zorg voor het vaarwegbeheer.

  • 2.

    Het beheer, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a.

      het houden of brengen van een vaarweg op de ingevolge artikel 2.5 eerste lid vastgestelde afmetingen;

    • b.

      de zorg voor het in goede staat houden van de oevers en schutsluizen, voor zover dit nodig is ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van de vaarweg;

    • c.

      et schoonhouden van de vaarweg en het vrijhouden van obstakels, met inbegrip van het afvoeren van vuil en waterplanten, voor zover dit voor de bruikbaarbaarheid van de vaarweg noodzakelijk is.

Artikel 2.7 Bedieningsregime van bruggen en sluizen

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden en bedieningsvoorschriften vast van de beweegbare bruggen en sluizen behorende bij de in de Vaarwegenlijsten A en B opgenomen vaarwegen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor spoorbruggen en bij het Rijk in beheer zijnde bruggen en schutsluizen.

  • 3.

    De sluis- en brugbeheerders van de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen worden bediend op de door gedeputeerde staten vastgestelde tijden en conform de door hen vastgestelde voorschriften.

  • 4.

    Aan een schipper van een schip waarvan de mast of andere opstaande delen op gemakkelijke en veilige wijze kunnen worden gestreken waardoor het schip onder de gesloten brug kan doorvaren - zulks ter beoordeling van de met bediening van de brug belaste persoon - kan bediening van de brug worden geweigerd.

  • 5.

    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 3 Regionaal waterplan

Artikel 3.1 Inhoud

  • 1. Het regionale waterplan bevat, naast het bepaalde in artikel 4.4 van de wet, één of meer kaarten met bijbehorende verklaring waarin de hoofdlijnen van het waterbeleid in beeld zijn gebracht.

  • 2. De ruimtelijke aspecten bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de wet worden in het regionaal waterplan aangeduid.

Artikel 3.2 Voorbereiding

  • 1. Gedeputeerde staten voeren, ter voorbereiding van het regionaal waterplan, ten minste overleg met de dagelijkse besturen van de beheerders van de regionale watersystemen in de provincie, de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat en de colleges van burgemeester en wethouders van de binnen het plangebied liggende gemeenten.

  • 2. Gedeputeerde staten raadplegen ter voorbereiding van het regionaal waterplan de minister en gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies.

  • 3. Op de voorbereiding van het regionaal waterplan is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 4. Iedere belanghebbende en ingezetene heeft de gelegenheid zijn zienswijze over het regionaal waterplan naar voren te brengen.

Artikel 3.3 Uitwerking

  • 1. In het regionale waterplan kan worden bepaald dat gedeputeerde staten het regionale waterplan of onderdelen daarvan moeten of kunnen uitwerken volgens de in het regionale waterplan gegeven regels.

  • 2. Het besluit van gedeputeerde staten tot uitwerking van het regionale waterplan maakt deel uit van het regionale waterplan.

  • 3. Artikel 3.2 is van overeenkomstige toepassing op het in het tweede lid genoemde besluit.

  • 4. Binnen vier weken na vaststelling van het besluit tot uitwerking informeren gedeputeerde staten de in artikel 3.2 genoemde bestuursorganen.

Hoofdstuk 4 Handelingen in watersystemen

Titel 4.1 Grondwater

Artikel 4.1 Grondwaterregister

Gedeputeerde staten houden een register bij waarin inrichtingen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water worden ingeschreven met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit aan hen dan wel aan de dagelijkse besturen van de waterschappen worden verstrekt. Voorts worden daarin vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

Artikel 4.2 Ambtshalve inschrijving in grondwaterregister

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een inrichting die niet ingevolge artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is opgegeven, ambtshalve in het register, bedoeld in artikel 4.1, inschrijven.

  • 2. Indien de ambtshalve inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt in de loop van een kalenderjaar, wordt als datum van de inschrijving aangehouden de datum waarop de onttrekking is aangevangen.

Artikel 4.3 Uitzondering vergunningplicht

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet is buiten interferentiegebieden niet vereist ten aanzien van inrichtingen met een pompcapaciteit die niet meer bedraagt dan tien kubieke meters per uur.

Titel 4.2 Vaarwegen

Artikel 4.4 Toepassingsbereik

Deze titel is uitsluitend van toepassing op de vaarwegen en werken vermeld op de Vaarwegenlijst A, aangeduid met de nummers 1 tot en met 21. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.

Artikel 4.5 Onderhoudsplichtige

  • 1. Het onderhoud van de vaarweg en de oevers langs de vaarwegen berust bij de onderhoudsplichtige en hun rechtverkrijgenden.

  • 2. Onderhoudsplichtige is de natuurlijke of rechtspersoon, die op grond van de wet of enige andere wet, concessie, eigendom, overeenkomst of anderszins de verplichting heeft ervoor te zorgen dat de vaarweg en daarbij behorende oever en werk onderhouden wordt.

  • 3. De onderhoudsplichtige van de vaarweg en oever is verplicht deze in goede staat te onderhouden.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen omtrent de inhoud van de onderhoudsverplichting, bedoeld in het derde lid.

  • 5. Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het vierde lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4.6 Verbod

Het is verboden op welke wijze dan ook de bruikbaarheid of instandhouding van een vaarweg te belemmeren.

Artikel 4.7 Ontheffingsplichtige handelingen

  • 1. Het is, zonder ontheffing van gedeputeerde staten, verboden:

    • a.

      een andere vaarweg op deze vaarwegen aan te sluiten;

    • b.

      een vaarweg te verleggen, te versmallen, de diepte te wijzigen of op andere wijze te veranderen dan wel buiten gebruik te stellen;

    • c.

      een werk boven, op, in onder of langs een vaarweg aan te brengen, te houden, te veranderen, of te verwijderen.

  • 2. De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die door of in opdracht van gedeputeerde staten worden verricht in het kader van het vaarwegbeheer zoals bedoeld in artikel 2.6.

Artikel 4.8 Ontheffing

  • 1.

    Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 4.7 kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2.

    Een ontheffing kan ambtshalve worden ingetrokken of gewijzigd indien:

    • a.

      in strijd met de ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften wordt gehandeld;

    • b.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen het van kracht blijven of het ongewijzigd van kracht blijven van de ontheffing verzetten;

    • c.

      de ter verkrijging van de ontheffing verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag voor de ontheffing een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend zouden zijn geweest;

    • d.

      de ontheffing gedurende twee jaar niet is gebruikt.

  • 3.

    In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt niet tot intrekking over gegaan dan nadat de ontheffinghouder een redelijke termijn is gesteld om zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de ontheffing en de daaraan verbonden voorschriften.

Hoofdstuk 5 Commissie van deskundigen

Artikel 5.1 Instelling commissie

Gedeputeerde staten stellen een commissie van deskundigen in die is belast met het adviseren inzake verzoeken als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet.

Artikel 5.2 Procedure advies

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een verzoek als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet in handen van de commissie van deskundigen stellen. Indien zij de commissie een verzoek voorleggen, zenden zij daarvan een afschrift aan de vergunninghouder of vergunninghouders die zij daarbij betrokken achten. Zij doen daarvan mededeling aan de verzoeker en, in geval het verzoek verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreffende bestuur.

  • 2. De commissie van deskundigen brengt zo spoedig mogelijk advies uit over de ondervanging of vergoeding van schade dan wel over de overneming van de onroerende zaak.

  • 3. De commissie van deskundigen zendt het ontwerp van haar advies toe aan degene op wiens verzoek zij een onderzoek heeft ingesteld en aan de betrokken vergunninghouder of vergunninghouders.

Artikel 5.3 Indienen zienswijzen

  • 1. Gedurende zes weken na de verzending van het ontwerpadvies kunnen de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid, schriftelijk hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen bij de commissie van deskundigen. De commissie stelt degenen die een zienswijze hebben ingediend in de gelegenheid hun zienswijze in persoon of bij gemachtigde op een daartoe door haar te beleggen zitting voor één of meer van haar leden mondeling toe te lichten, daarbij desgewenst bijgestaan door deskundigen.

  • 2. Van hetgeen op de zitting, bedoeld in het eerste lid, naar voren wordt gebracht wordt een verslag gemaakt.

  • 3. Indien zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies al dan niet gewijzigd vast en zendt dat gelijktijdig met het verslag van de hoorzitting en haar beschouwingen omtrent de zienswijzen toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.

  • 4. Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, vast en zendt dat toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.

  • 5. De in het derde en vierde lid genoemde stukken worden tevens toegezonden aan gedeputeerde staten en, in geval het verzoek, bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet, verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreffende bestuur.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Artikel 6.1 Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de ambtenaren belast, aangewezen door gedeputeerde staten.

Artikel 6.2 Strafbepaling

Overtreding van de in Titel 4.2 van deze verordening gestelde verboden, van beperkingen waaronder een ontheffing is verleend en van aan een ontheffing verbonden voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1 Intrekking regelingen

De Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland, de Verordening waterkering West Nederland, de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 en de Verordening waterkwaliteitsbeheer Noord-Holland 1993 worden ingetrokken.

Artikel 7.2 Evaluatie

Gedeputeerde staten zenden binnen drie jaar na het in werking treden van deze verordening, de Waterverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, de Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Waterverordening Rijnland aan provinciale staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordeningen.

Artikel 7.3 Overgangsrecht besluiten

  • 1. De op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende besluiten die op grond van de Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland, Verordening waterkering West-Nederland of de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 zijn genomen blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders heeft beslist.

  • 2. Op procedures op grond van de verordeningen als bedoeld in het eerste lid die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.

Artikel 7.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt.

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterverordening provincie Noord-Holland.

Ondertekening

Haarlem, 9 november 2009
Provinciale Staten van Noord-Holland,
H.C.J.L. Borghouts, voorzitter
I.J.M. Speekenbrink, griffier

Toelichting Waterverordening provincie Noord-Holland

Algemeen

Naar verwachting zal eind 2009 de nieuwe Waterwet in werking treden. Deze Waterwet vervangt veel bestaande wetten op het gebied van het watersysteembeheer. Modernisering, stroomlijning en vermindering van regels en administratieve lasten zijn leidraad geweest bij de totstandkoming van deze wet. Teneinde het watersysteembeheer slagvaardig te maken voorziet de Waterwet in een modern juridisch instrumentarium.

Eén van de gevolgen van de invoering van de Waterwet is dat de provinciale regelgeving op het terrein van het watersysteembeheer ingrijpend moet worden herzien. Daarbij is ervoor gekozen om nieuwe waterverordeningen vast te stellen. Een uitgangspunt daarbij is dat waterschappen in de nieuwe situatie voor wat hun watersysteembeheer betreft nog maar te maken hebben met één (interprovinciaal vastgestelde) waterverordening. Dat betekent dat er per waterschap een nieuwe waterverordening wordt vastgesteld, te weten de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Waterverordening Rijnland. Daarnaast komt er een nieuwe waterverordening voor de provincie Noord-Holland zelf. In de Waterverordening provincie Noord-Holland worden de provincie-eigen onderwerpen voor de provincie Noord-Holland geregeld.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

In hoofdstuk 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. De begripsbepalingen die in de Waterwet en het Waterbesluit zijn opgenomen (zoals bijvoorbeeld oppervlaktewaterlichaam en bergingsgebied) zijn niet in deze verordening herhaald. Gemakshalve wordt voor de uitleg van die begripsbepalingen verwezen naar de Waterwet en het Waterbesluit. Voor wat betreft de definitie van pompcapaciteit is aangesloten bij de definitie uit de Wet belastingen op milieugrondslag.

 

Hoofdstuk 2 Beheer

Titel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust

Artikelsgewijs

Artikel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust

In artikel 10 van de Wet op de waterkering (Wwk) is aangegeven dat door en op kosten van het Rijk de werken worden uitgevoerd tot het voorkomen of tegengaan van een landwaartse verplaatsing van de kustlijn, die naar het oordeel van de Minister van Verkeer en Waterstaat noodzakelijk zijn vanwege de ingevolge deze wet te handhaven veiligheidsnorm of door het algemeen belang wordt gevorderd. Daarbij wordt de noodzaak, de plaats en het doel van de werken, alsmede de termijn van uitvoering vastgesteld. De kustlijn wordt aangegeven op een door de Minister kosteloos verkrijgbaar gestelde kaart, die telkens na vijf jaren wordt herzien.

De hier bedoelde werken betreffen kustsuppleties met zand op het strand en/of in de vooroever onder water. De gegevens van de kustlijnkaarten vormen de basis voor het (ontwerp)besluit tot de handhaving van de basiskustlijn (BKL). In het vierde lid van artikel 10 Wwk is bepaald dat het desbetreffend voornemen is behandeld in een overlegorgaan, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de provincie, de beheerders en het Rijk en dat in ieder der provincies Fryslân, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland door gedeputeerde staten wordt ingesteld. In Noord-Holland functioneert reeds enkele jaren het bestuurlijk Provinciaal Overlegorgaan voor de Kust (POK) onder voorzitterschap van de watergedeputeerde. Naast de wettelijke advisering over de kustlijnkaarten, de BKL en de kustsuppleties aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat wordt door dit POK ook regelmatig over relevante beleidsontwikkelingen betreffende de kust geadviseerd, zoals zwakke schakels, kustfundament, kustzonering, strandpaviljoens, bouwbeleid kust, Kustnota, Beleidslijn Kust, risicobeheersing badplaatsen e.d. Tevens vindt afstemming plaats met de verschillende deelnemers aan het POK (waterschappen, kustgemeenten, Rijkswaterstaat, Stichting Duinbehoud en terreinbeheerders kust waaronder drinkwaterleidingbedrijven). De agenda van dit bestuurlijke POK wordt voorbereid door een ambtelijke werkgroep.

In het kader van de deregulering is in de Waterwet de wettelijke verplichting tot het instellen van een provinciaal POK vervallen. Met artikel 2.2 wordt de instelling, samenstelling en rol van het Provinciaal Overlegorgaan voor de Kust hiermee bij provinciale verordening geregeld. Gedeputeerde staten kunnen dit overlegorgaan instellen; het is geen verplichting.

 

Titel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer

(gereserveerd)

 

De Waterwet beoogt te bewerkstelligen dat landsdekkend is bepaald wie belast zijn met het beheer van watersystemen. Hiertoe is in artikel 3.1 van de Waterwet bepaald dat alle watersystemen of onderdelen daarvan die bij het Rijk in beheer zijn, worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. In artikel 2.2, tweede lid, van de Waterschapswet is bepaald dat de zorg voor het regionale watersysteem bij reglement aan waterschappen wordt opgedragen, tenzij dat niet verenigbaar is met een goede organisatie van de waterstaatkundige verzorging. De reglementaire taakopdracht is gebiedsgericht. Dat betekent dat alle regionale watersystemen of onderdelen daarvan bij een waterschap in beheer zijn, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Waterschapswet.

 

Op grond van artikel 3.2 Waterwet moeten voor de niet bij het Rijk in beheer zijnde watersystemen of onderdelen daarvan bij provinciale verordening beheerders worden aangewezen. Hierbij dient artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet in acht te worden genomen. Dit betekent gelet op het gestelde in de alinea hiervoor dat de aanwijzing in deze verordening beperkt kan blijven tot de daar bedoelde uitzonderingssituaties. In de praktijk zijn dat de situaties dat het vaarwegbeheer als onderdeel van het watersysteembeheer bij een gemeente of provincie berust. Artikel 3.1 van deze verordening voorziet erin dat op een lijst en een daarbij behorende kaart is aangegeven welk bestuursorgaan van een gemeente of provincie is belast met het vaarwegbeheer van regionale wateren. Door middel van deze lijst wordt de bestaande beheersituatie vastgelegd. Daarmee is deze lijst voor de bestuurspraktijk bepalend voor de vraag welk bestuursorgaan aangaande het vaarwegbeheer van bedoelde wateren een zorgplicht heeft dan wel bevoegdheden heeft.

 

In de Invoeringswet bij de Waterwet zal worden opgenomen dat de aanwijzingen van beheerders op grond van artikel 3.2 van de Waterwet, voor zover die betrekking hebben op de vaarweg- of havenfunctie en daarbij andere overheidslichamen dan waterschappen worden aangewezen, er een overgangstermijn komt van drie jaar na inwerkingtreding van de waterwet. Dat betekent dat de aanwijzing van de provincie of gemeenten, of eventueel andere beheerders, als vaarweg- of havenbeheerders uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van de Waterwet vastgelegd moet zijn. Hiertoe is titel 2.2 alvast gereserveerd.

 

Titel 2.3 Gebruik en instandhouding vaarwegen

(gereserveerd)

 

Het is de bedoeling dat de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 op termijn wordt geïntegreerd in de Waterverordening provincie Noord-Holland. Er wordt daarom alvast een titel gereserveerd in dit hoofdstuk over het gebruik en de instandhouding van vaarwegen. Het is de bedoeling de Scheepvaartwegenverordening te integreren in de Waterverordening gelijktijdig met de aanwijzing van vaarwegbeheerders op grond van titel 2.2.

 

Hoofdstuk 3 Plannen

Algemeen

De bepalingen in dit hoofdstuk hebben betrekking op de totstandkoming en de inhoud van het regionale waterplan. De bestaande planstructuur van de Wet op de waterhuishouding is grotendeels overgenomen in de Waterwet. Provinciale staten stellen het regionale waterplan vast. De waterschappen houden hier rekening mee, bij het opstellen van hun beheerplan. Dit is de waarborg dat het uitvoeringsgerichte beheerplan goed wordt ingebed in het breder afgewogen regionale waterplan. Om de betekenis van de watersysteembenadering te benadrukken biedt de wet nu de mogelijkheid om, in plaats van voor een gehele provincie, een regionale waterplan te maken voor bijvoorbeeld een deelstroomgebied. De wet geeft in artikel 4.4 duidelijk aan welke onderdelen het regionale waterplan moet bevatten. De verordening is op dit punt dan ook beknopt.

 

Artikelsgewijs

Artikel 3.1 Inhoud

Integratie van water en ruimtelijke ordening is alleen mogelijk wanneer de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven worden uitgewerkt in ruimtelijke plannen. De Waterwet brengt daarom een koppeling aan tussen de wateropgaven en de uitwerking daarvan door het regionale waterplan tegelijkertijd de status te geven van structuurvisie in de zin van  de Wet ruimtelijke ordening.

 

Artikel 3.2 Voorbereiding

Verplicht overleg

Het eerste artikellid verplicht gedeputeerde staten tot het voeren van overleg met ten minste het dagelijks bestuur van de waterbeheerders, de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat en de colleges van burgemeester en wethouders van de binnen het plangebied liggende gemeenten. Het staat gedeputeerde staten vrij, behalve met de genoemde partijen, ook te overleggen met bedrijven en instanties.

 

Verplicht raadplegen

De in het tweede artikellid neergelegde verplichting tot raadplegen heeft een wat lichter karakter. Dit artikellid bepaalt namelijk dat gedeputeerde staten, in plaats van te overleggen, gehouden zijn om ten minste de minister en gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies te raadplegen. Deze opsomming is niet limitatief. Het staat gedeputeeerde staten vrij bijvoorbeeld andere overheden, bedrijven en instanties te raadplegen. Daarbij kan worden gedacht aan waterleidingbedrijven en belangenorganisaties, zoals LTO, natuur- en milieuorganisaties, VNO-NCW en de Kamer van Koophandel.

 

Inspraakperiode

Afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing op de voorbereiding van het plan. De inspraakperiode bedraagt zes weken.

 

De uit artikel 14 KRW voortvloeiende verplichting het plan zes maanden ter inzage te leggen heeft alleen betekenis voor het stroomgebiedsbeheerplan (SGBP) en niet voor het regionale waterplan en het beheerplan. Deze twee plannen zijn immers gebaseerd op het al eerder vastgestelde SGBP. De procedure voor het vaststellen van het SGBP verloopt als volgt. Het rijk stelt het ontwerp nationaal waterplan of SGBP vast. De provincies, waterschappen en gemeenten stellen vervolgens hun aandeel in het SGBP vast in hun eigen ontwerpplannen. De regionale bestuurlijke overleggen (RBO’s) bereiden deze plannen voor. Nadat deze overheden hun ontwerpplannen ten minste zes weken ter inzage hebben gelegd stellen zij hun plan definitief vast.

 

Artikel 3.3 Uitwerking

Dit artikel biedt provinciale staten de grondslag om gedeputeerde staten de bevoegdheid te verlenen dan wel te verplichten tot het, onder nader beschreven voorwaarden, uitwerken van bepaalde onderdelen van het regionale waterplan. De planuitwerking verkrijgt vervolgens dezelfde status als het regionale waterplan. De bevoegdheid is beperkt tot het uitwerken van het eerder vastgestelde kader. Deze mag zich dan ook niet richten op het niveau van daadwerkelijke uitvoering van maatregelen. Die bevoegdheid is immers voorbehouden aan de waterschappen.

 

Hoofdstuk 4 Handelingen in het watersysteem

Titel 4.1 Grondwater

Algemeen

In lijn met het uitgangspunt “decentraal wat kan, centraal wat moet” zijn in de wet de eigen verordenende bevoegdheden van provincie en waterschap niet verder ingeperkt dan nodig. Dit blijkt onder andere uit hoofdstuk 6 van de wet, waar ruimte wordt geboden aan provincie en waterschap om zelf in de benodigde regelgeving te voorzien. Alleen waar dat nodig is met het oog op internationale verplichtingen of bovenregionale belangen, zullen door het Rijk regels worden gesteld. Dit betekent dat, waar van rijkswege gestelde regels ontbreken, waterschappen en provincies bevoegd zijn om daarin zelf bij verordening te voorzien.

 

De waterschappen zijn als watersysteembeheerder verantwoordelijk voor de regulering van de handelingen in het regionale watersysteem. De wet maakt hierop één uitzondering voor een drietal specifieke categorieën van grondwateronttrekkingen. Deze categorieën zijn opgenomen in artikel 6.4 van de wet. Het betreft onttrekkingen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of, bodemenergiesystemen en onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar ten behoeve van industriële toepassingen. Het infiltreren van water ten behoeve van voornoemde toepassingen valt ook onder het bevoegd gezag van gedeputeerde staten..

 

Onttrekkingen voor andere doeleinden kunnen worden gereguleerd door de waterschappen. De wet laat de waterschappen de mogelijkheid voor de overige onttrekkingen een verbodsstelsel te introduceren met de mogelijkheid van vergunningen, algemene regels en vrijstellingen. De provincie heeft de mogelijkheid de regulering van deze overige onttrekkingen te sturen via instructieregels bedoeld in artikel 3.11 van de wet. Van deze mogelijkheid is in de waterverordeningen voor de waterschappen, met uitzondering van een instructiebepaling ten behoeve van het grondwaterregister, geen gebruik gemaakt.

 

Artikelgewijs

Artikel 4.1 Grondwaterregister

De inrichting van het grondwaterregister is niet expliciet geregeld in de wet, maar er wordt naar verwezen in artikel 7.7, eerste lid, onder c van de wet. Dit houdt in dat de provincie bevoegd is daarin zelf bij of krachtens verordening te voorzien. Het grondwaterregister is gekoppeld aan de grondwaterheffing. Deze grondwaterheffing kan van toepassing zijn op onttrekkingen die onder het bevoegd gezag van provincie en waterschap vallen. Dit brengt met zich mee dat het grondwaterregister moet worden gevuld met gegevens die door de provincie en het waterschap afzonderlijk worden verkregen. Artikel 4.1 geeft hier invulling aan door te bepalen dat de gegevens die door provincie en waterschap worden verkregen in het register moeten worden opgenomen. In samenhang hiermee is in de waterverordeningen voor de verschillende waterschappen de verplichting voor de waterschappen opgenomen om de benodigde gegevens te verstrekken.

 

Het beheer van het grondwaterregister is expliciet neergelegd bij gedeputeerde staten. In overleg tussen IPO en Unie van Waterschappen wordt gewerkt aan het opzetten van een landelijk register. Ook bij een landelijk register is het noodzakelijk de verantwoordelijkheid voor het grondwaterregister bij een daar toe aangewezen bestuursorgaan, in casu gedeputeerde staten, neer te leggen. De aangewezen bestuursorganen kunnen gezamenlijk besluiten een landelijk register in te richten en te vullen.

 

Artikel 4.2 Ambtshalve inschrijving in grondwaterregister

De ambtshalve inschrijving in het openbaar register met terugwerkende kracht tot de datum, waarop de onttrekking is aangevangen, is noodzakelijk in verband met de grondwaterheffing.

 

Artikel 4.3 Uitzondering vergunningplicht

Artikel 6.4, tweede lid, van de wet biedt de mogelijkheid om onttrekkingen tot tien kubieke meters per uur vrij te stellen van de vergunningplicht. Met dit artikel wordt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Hiermee worden onnodige bestuurlijke lasten voorkomen en administratieve lastendruk voor bedrijven en burgers tegengegaan. Dit is een voortzetting van de huidige praktijk, waarbij veel provincies dergelijke grondwateronttrekkingen al vrijgesteld hebben. Voor deze onttrekkingen wordt vanuit het oogpunt van handhaving gekozen voor de pompcapaciteit.

 

Titel 4.2 Vaarwegen

(gereserveerd)

 

Het is de bedoeling dat de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 op termijn wordt geïntegreerd in de Waterverordening provincie Noord-Holland. Er wordt daarom alvast een titel gereserveerd in dit hoofdstuk over handelingen in watersystemen ten aanzien van vaarwegen (bijvoorbeeld over ontheffingplichtige handelingen). Het is de bedoeling de Scheepvaartwegenverordening te integreren in de Waterverordening gelijktijdig met de aanwijzing van vaarwegbeheerders op grond van titel 2.2.

 

Hoofdstuk 5 Commissie van deskundigen

Algemeen

In artikel 7.19, eerste lid, van de Waterwet is bepaald dat degene die bij een vergunninghouder een vordering kan indienen tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een onttrekking van grondwater of infiltratie krachtens een watervergunning, eerst gedeputeerde staten kan verzoeken een onderzoek in te stellen. Deze voorziening houdt verband met de in artikel 5.27 van de Waterwet opgenomen gedoogplicht. Deze houdt in dat rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken waarin het grondwater invloed ondergaat door een onttrekking of infiltratie krachtens een watervergunning, verplicht zijn die onttrekking of infiltratie te gedogen. Deze bepalingen zijn overgenomen uit de Grondwaterwet (artikel 37, eerste lid, respectievelijk artikel 33).

 

Het faciliteren van de burger die overweegt een schadeclaim in te dienen bij de vergunninghouder werd door de wetgever wenselijk geacht vanwege het complexe karakter van schadevragen die samenhangen met grondwateronttrekkingen, de voor het beoordelen daarvan benodigde specifieke kennis en de hoge kosten van het inhuren van dergelijke kennis voor de burger. De wetgever achtte het tevens wenselijk dat de vraag of er schade is en zo ja wat de omvang van die schade is door een onpartijdige partij werd vastgesteld. In verband daarmee was in de Grondwaterwet de bepaling opgenomen (artikel 37, lid 2) dat gedeputeerde staten een verzoek tot het instellen van een onderzoek in handen stellen van een commissie van deskundigen die daarover advies uitbrengt aan de verzoeker. Ter uitvoering daarvan hebben gedeputeerde staten van de provincies in 1996 gezamenlijk één commissie ingesteld, de Commissie van Deskundigen Grondwaterwet.

 

In de Waterwet ontbreekt de verplichting tot het instellen van een commissie van deskundigen. Het is aan de provincies overgelaten om te bepalen op welke wijze zij verzoeken als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de Waterwet behandelen.

In IPO-verband is uitgesproken dat het wenselijk is vast te houden aan één landelijke, onafhankelijk opererende commissie vanwege het beperkte aantal verzoeken op jaarbasis, de complexiteit van de schadevragen, de wenselijkheid van bundeling van expertise voor het beoordelen van die schadevragen en voorts vanwege de voordelen van een landelijk toegepaste uniforme werkwijze bij de behandeling van verzoeken. In verband hiermee zijn in dit hoofdstuk de bepalingen uit de Grondwaterwet omtrent de verplichting tot het instellen van een commissie van deskundigen en de werkwijze van die commissie overgenomen. Wel is de procedure qua termijnen en terminologie op enkele punten in overeenstemming gebracht met de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hierbij wordt nog opgemerkt dat artikel 7.19, eerste lid, ook van toepassing kan zijn op verzoeken die betrekking hebben op grondwateronttrekkingen die zijn vergund door een waterschapsbestuur. Dat betekent dat de bepalingen van dit hoofdstuk ook op die verzoeken van toepassing zijn. Om die reden is in artikel 5.2, eerste lid, en in artikel 5.3, vijfde lid, bepaald dat in dat geval het desbetreffende waterschapsbestuur wordt geïnformeerd over de adviesaanvraag  en dat het advies ook wordt toegezonden aan dat bestuur.

 

Het ligt in de rede dat de commissie van deskundigen ook wordt ingeschakeld bij een verzoek op grond van artikel 7.19, tweede lid, van de Waterwet. In dat artikellid is bepaald dat gedeputeerde staten rechthebbenden ten aanzien van een onroerende zaak een schadevergoeding toekennen in het geval er sprake is van meer dan één grondwateronttrekking en binnen redelijke termijn niet is vast te stellen door welke onttrekking de schade wordt veroorzaakt. Bij een dergelijk verzoek brengt de commissie van deskundigen haar advies uit aan gedeputeerde staten.

 

Hoofdstuk 6 Handhaving

Artikel 6.1 Handhaving

In artikel 6.1 is bepaald dat gedeputeerde staten ambtenaren aanwijzen, die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast. Dit was voorheen op vergelijkbare wijze geregeld in de Grondwaterwet, maar komt niet terug in de Waterwet. Daarom wordt dit nu geregeld in deze verordening.

 

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Algemeen

In hoofdstuk 7 zijn de overgangs- en slotbepalingen neergelegd.

 

Artikelgewijs

Artikel 7.1

In dit artikel worden de Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland, de Verordening waterkering West Nederland en de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 ingetrokken. Ook de Verordening waterkwaliteitsbeheer Noord-Holland 1993 wordt ingetrokken, aangezien deze verordening haar betekenis inmiddels heeft verloren.

 

Titel 6.2 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland tranche 5a (PMV) gaat over waterbodemsanering en dit wordt straks integraal onderdeel van het watersysteembeheer en wordt daarmee een zorg voor de waterschappen of het rijk. Bij de volgende herziening van de PMV zal deze titel worden gewijzigd. Tot die tijd zal titel 6.2 van de PMV van rechtswege, via de Invoeringswet Waterwet, al gewijzigd zijn.

 

Artikel 7.2 Evaluatie

In dit artikel is bepaald dat de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening worden geëvalueerd, maar ook van de nieuwe waterverordeningen per grondgebied van een waterschap (Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Waterverordening Rijnland). Op basis van deze evaluatie kan worden bepaald of aanpassing van de verordening of inzet van andere instrumenten uit de Waterwet gewenst is.

 

Artikel 7.3 Overgangsrecht besluiten

Artikel 7.3 regelt het overgangsrecht voor besluiten die zijn genomen op basis van de verordeningen die worden ingetrokken. Met het tweede lid van artikel 7.3 wordt geregeld dat procedures die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van de verordening onder het “oude” rechtsregime kunnen worden afgehandeld.

 

Artikel 7.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt. Met deze bepaling wordt gewaarborgd dat de nieuwe Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gelijktijdig in werking treedt met de nieuwe Waterwet. Naar verwachting zal eind 2009 de nieuwe Waterwet in werking treden.

 

Het is de bedoeling dat alle centrale regelgeving (Waterwet, Invoeringswet Waterwet, Waterbesluit en Waterregeling) en alle decentrale regelgeving (provinciale waterverordeningen, wijzigingen waterschapsreglementen en keuren van waterschappen) vanwege de onderlinge samenhang eind 2009 gelijktijdig in werking treedt.

 

Artikel 7.5 Citeertitel

De citeertitel zorgt ervoor dat de verordening eenvoudig en eenduidig kan worden aangehaald.

 

Bijlage 1

Vaarwegenlijst A als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland

Afkortingen:

PNH: Provincie Noord-Holland

HHNK: dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

AGV: dagelijks bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en vecht

Rijnland: dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland

 

NR.

VAARWEGEN

Vaarwegbeheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland

1

Noordhollandsch Kanaal,

van het Afgesloten IJ tot en met de Koopvaardersschutsluis, inclusief het vaarweggedeelte vanaf de aansluiting op het Noordhollandsch Kanaal tot en met de Kooysluis

PNH

2

Schagerkanaal,

van het Noordhollandsch Kanaal tot de aansluiting van het Schagerkoggekanaal

PNH

3

Schagerkoggekanaal,

van de aansluiting op het Schagerkanaal tot een punt op 80 m ten oosten van de Waardpolderbrug te Kolhorn

PNH

4

Kolhornerdiep (vaargeul),

van een punt op 80 m ten oosten van de Waardpolderbrug tot de openstaande keersluis te Kolhorn

PNH

5

 

Voormalige Buitenhaven van Kolhorn,

de doorgaande vaargeul van de openstaande keersluis te Kolhorn tot een punt op 15 m ten oosten van de keersluis

PNH

6

Westfrieschevaart,

van de kruising met het Waardkanaal en Groetkanaal tot de Overlekersluis te Medemblik (exclusief de Overlekersluis)

PNH

 

7

Kanaal Omval-Kolhorn,

van het Noordhollandsch Kanaal te Alkmaar tot de vaargeul van het Kolhornerdiep, bestaande uit:

KraspolderkanaalLangedijkervaartNiedorpervaart

PNH

8

Alkmaardermeer,

de vaargeul van het Gat van de Meer tot de vaargeul van de Stierop

PNH

9

Stierop (vaargeul)

PNH

10

Markervaart Zuid,

van de vaargeul van de Stierop tot de Tap- of Tochtsloot

PNH

11

Tap- of Tochtsloot,

van de Markervaart Zuid tot de aansluiting op de vaargeul van de Zaan

PNH

12

Markervaart Noord,

van de vaargeul van de Stierop tot de aansluiting op het Kogerpolderkanaal

PNH

13

Kogerpolderkanaal,

van de aansluiting op de Markervaart Noord tot het Noordhollandsch Kanaal

PNH

14

Huigenvaart,

van de Langedijkervaart tot de Schermerringvaart t.h.v. de aansluiting aan de Ringvaart van de Heerhugowaard (Gerard Veltmanbrug te Rustenburg)

PNH

15

 

Schermerringvaart,

van de aansluiting aan de Ringvaart van de Heerhugowaard (Gerard Veltmanbrug te Rustenburg) tot een punt op circa 940 meter ten oosten van deze brug (km 7,3)

PNH

 

16

Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam,

van het Noordhollandsch Kanaal tot de aansluiting op de vaargeul van het Stinkevuil of Purmer Ee, m.u.v. de Kloosterdijksluis

PNH

17

Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam,

van km 11,175 tot km 13,100 te Edam-Volendam

PNH

18

Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder

PNH

19

 

Amstel,

van de Tolhuissluis tot de grens van het provinciaal beheer in km 25,686 nabij de Omval te Amsterdam, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland

PNH

20

Wilhelminasluis te Zaandam

PNH

21

Burgemeester Visserbrug (N250 Den Helder)

PNH

22

 

Voormalige Buitenhaven van Kolhorn,

de doorgaande vaargeul vanaf een punt op 15 m ten oosten van de openstaande keersluis te Kolhorn tot de kruising met het Waardkanaal en Groetkanaal

HHNK

23

Balgzandkanaal,

van de Kooysluis tot de Balgzandbrug (exclusief de Kooysluis)

HHNK

24a

Amstelmeer,

de vaargeul van de Balgzandbrug naar de Ulkesluis in het Waardkanaal (exclusief de Ulkesluis)

HHNK

24b

Amstelmeer,

de aftakking (vaargeul) van de onder 24a. genoemde vaargeul naar De Haukes (Wieringen)

HHNK

24c

Amstelmeer,

de aftakking (vaargeul) van de onder 24b. genoemde vaargeul naar de Haukessluis in de Slootvaart

HHNK

25

Waardkanaal,

inclusief de Ulkesluis

HHNK

26

Slootvaart,

inclusief de Haukessluis

HHNK

27

Den Oeverschevaart,

inclusief de Stontelersluis

HHNK

28

Wieringerwerfvaart,

van de Westfrieschevaart tot de afdamming in km 1,75

HHNK

 

29

Overlekersluis

HHNK

30

Voormalige zeesluis te Edam

HHNK

31

Tap- of Tochtsloot,

van de Markervaart Zuid tot de aansluiting op de Nauernaschevaart

HHNK

32

Nauernaschevaart,

van de aansluiting op de Tap- of Tochtsloot tot en met de Schermersluis

HHNK

33

 

Schermerringvaart,

van een punt op circa 940 meter ten oosten van de Gerard Veltmanbrug (km 7,3) tot de Ursemmervaart

HHNK

34

Ursemmervaart,

van de Schermerringvaart tot de Beemsterringvaart

HHNK

35

Beemsterringvaart,

van het Noordhollandsch Kanaal bij Spijkerboor tot het Noordhollandsch Kanaal bij Purmerend

HHNK

36

Het Stinkevuil of Purmer Ee (vaargeul),

van de Purmerringvaart tot de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam (Zesstedenvaart)

HHNK

37a

Purmerringvaart,

van de vaargeul van het Stinkevuil of Purmer Ee tot de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam t.h.v. km 11,175

HHNK

37b

Purmerringvaart,

van de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam t.h.v. km 13,100 tot de Where

HHNK

38

Where,

van de Purmerringvaart tot de Hoornsebrug

HHNK

39

Knollendammervaart

HHNK

40

Kloosterdijksluis

HHNK

41

Vecht,

met inbegrip van de Groote Zeesluis tot de provinciegrens met de provincie Utrecht nabij de aansluiting van het Hilversums Kanaal en voorts voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland, inclusief het gedeelte van de Singelgracht te Muiden, gelegen tussen de Weesperpoortsluis en de Vecht

AGV

42

Muidertrekvaart,

van de PEN-brug tot de Singelgracht te Muiden

AGV

43

Naardertrekvaart,

van de Vestinggracht te Muiden tot de Buiten Vestinggracht te Naarden

AGV

44

Weespertrekvaart en Gaasp

AGV

45

Smal Weesp

AGV

46

Bullewijk,

van de Amstel tot de Holendrecht t.h.v. de aansluiting aan de Waver, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland

AGV

47

Holendrecht,

van de Bullewijk tot het Abcoudermeer,

voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland

AGV

48

Waver,

van de aansluiting aan de Bullewijk en de Holendrecht tot en met de Stokkelaarsbrug, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland

AGV

49

Oude Waver,

van de Stokkelaarsbrug tot de Amstel, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland

AGV

50

Grote Sluis te Spaarndam

RIJNLAND

 

Bijlage 2

Vaarwegenlijst B als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland

 

Afkortingen:

B&W: College van burgemeester en wethouders

NR.

VAARWEGEN

Vaarwegbeheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland

51

Kostverlorenvaartroute,

van het Afgesloten IJ tot de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, bestaande uit:

WesterkanaalSingelgracht (ged.)KattenslootKostverlorenvaartSchinkelNieuwe Meer

AMSTERDAM

52

Amstel,

van het Afgesloten IJ tot de grens van het provinciaal beheer in km 25,686 nabij de Omval te Amsterdam, bestaande uit:

OosterdokMarinedokNieuwe HerengrachtBinnenamstelAmstel

AMSTERDAM

53

Zuider Amstelkanaal

AMSTERDAM

54

Amstelkanaal

AMSTERDAM

55

Riekerhaven

AMSTERDAM

56

Stadiongracht

AMSTERDAM

57

 

Vaarweg in Edam,

van de Purmerringvaart tot de uitmonding in het Markermeer, bestaande uit:

Nieuwe HavenOorgatBuitenhaven m.u.v. de voormalige zeesluis te Edam (HHNK)

EDAM-VOLENDAM

58

Spaarne,

van de Grote Sluis te Spaarndam tot de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder (exclusief Grote Sluis)

HAARLEM

59

Hilversums Kanaal,

 inclusief sluis ’t Hemeltje

HILVERSUM

60

Overlekerkanaal,

van de Overlekersluis tot en met de Westerhavensluis te Medemblik (exclusief de Overlekersluis)

MEDEMBLIK

61

De vaarweg door Medemblik,

van de Westerhavensluis tot het eindpunt van de havenhoofden in het IJsselmeer, bestaande uit:

WesterhavenOosterhaven

MEDEMBLIK

62

Singelgracht en Vestinggracht te Muiden

MUIDEN

63

Where,

van de Hoornsebrug tot de Beemsterringvaart

PURMEREND

64

Toeleidingskanaal van het Schagerkanaal tot de aansluiting op de recreatiehaven van Schagen

SCHAGEN

65

Zaan (vaargeul),

vanaf de aansluiting op de Tap- of Tochtsloot tot de Wilhelminasluis te Zaandam (exclusief Wilhelminasluis)

ZAANSTAD

66

Westelijke Drecht,

van de Vecht, met inbegrip van de Mijndensesluis, tot de aansluiting van de Muyeveldse Wetering

PLASSENSCHAP

LOOSDRECHT

67

’s-Gravelandschevaart,

van het Hilversums Kanaal tot de aansluiting op de oostelijke Drecht

PLASSENSCHAP

LOOSDRECHT

68

Oostelijke Drecht,

van de aansluiting op de ’s-Gravelandschevaart tot het punt waar de oostelijke Drecht uitmondt in de Loosdrechtse Plassen

PLASSENSCHAP

LOOSDRECHT

69

Alkmaarder- en Uitgeestermeer,

de vaargeul naar Uitgeest

 

RECREATIESCHAP ALKMAARDER- EN UITGEESTERMEER

Bijlage 3

Vaarwegenlijst C als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland

De wateren die de gemeente aanmerkt als vaarweg als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening

 

70

Achtergracht

Admiralengracht

Akerschutsluis

Akersluis

Amstelschutsluis

Bickersgracht

Bilderdijkgracht

Binnen Amstel

Binnenhaven

Blauwburgwal

Bloemgracht

Boerenwetering

Brantsgracht

Brouwersgracht

Burgemeester Cramergracht

Burgemeester Van Tienhovengracht

Cramerschutsluis

Da Costagracht

Damrak

Dijksgracht

Duivendrechtsevaart

Egelantiersgracht

Eilandsgracht

Erasmusgracht

Gelderse Kade

Groenburgwal

Grote Die

Haarlemmervaart (van de Kostverlorenvaart tot spoorlijn noord-zuid)

Heemstede-Westlandgrachtsluis

Hoekenesgracht (van Slotervaart tot Osdorpergracht)

Hugo de Grootgracht

Jachthavens Nieuwe Meer

J. van Lennepkanaal

Kattenburgervaart

Keizersgracht

Kleine Die

Kloveniersburgwal

Kromboomssloot

Lamonggracht

Lauriergracht

Leidsegracht

Leliegracht

Le Mairegracht

Lijnbaansgracht

Looiersgracht

Lozingskanaal

Majanggracht

Muidergracht

Nieuwe Achtergracht

Nieuwe Keizersgracht

Nieuwe Prinsengracht

Nieuwe Vaart

Noorder Amstelkanaal

Olympiakanaal

Oostelijk Marktkanaal

Oosterburgergracht

Oosterburgervaart

Osdorpergracht

Oude Schans

Oude Zijds Achterburgwal

Oude Zijds Voorburgwal

Passeerdersgracht

Plantage

Plantage Muidergracht

Postjesgracht

Prinseneilandsgracht

Prinsengracht

Prins Hendrikkade

Raamgracht

Rapenburgerschutsluis

Rechtboomssloot

Reguliersgracht

Rokin

Scharrebierschutsluis

Singel

Singelgracht

Slotermeerschutsluis

Sloterplas

Slotervaart

Sluis IJburg 2008

Sluis Steigereiland 2008

Snoekjesgracht

Spiegelgracht

Tolhuiskanaal

Uilenburgergracht

Vaarwateren tussen IJburg en het “vaste land”

Van Noordtgracht

Waalseilandsgracht

Westelijk Marktkanaal

Westerdok

Westerkanaalschutsluis

Westerkeersluis

Westlandgracht

Wittenburgervaart

Zorgvliedsluis

Zoutkeetsgracht

Zuider Amstelkanaal

Zwanenburgwal

AMSTERDAM

71

Haven ’t Stet (Limmen)

Jachthaven Akersloot

CASTRICUM

72

Koopvaardersbinnenhaven

DEN HELDER

73

Industriehaven Westoever

DEN HELDER

74

Werfkanaal tot de beheergrens met de Staat, gelegen op circa 510 m ten noorden van het beginpunt van het Werfkanaal

DEN HELDER

75

Haven van Volendam

EDAM-VOLENDAM

76

Sluis Graft-De Rijp (bij het Raadhuis De Rijp)

GRAFT-DE RIJP

77

Mooie Nel, binnen de gemeentegrenzen. Overig water binnen de gemeentegrenzen

HAARLEM

78

Bronsteevaart

Bronsteevijver

Crayenestervaart (W.v.d.Veldekade)

Crayenestervaart (J. Ruisdaellaan)

Crayenestervaart (Breitnerweg)

Heemsteeds Kanaal

Haven nabij Offenbachlaan

Van Merlenvaart (oost van Glipperdreef)

Jachthaven Van Merlenvaart

Woonschepenhaven

Zandvaartkade (oost van de Binnenweg)

Zandvaartkade (west van de Binnenweg)

HEEMSTEDE

79

Toeleidingskanaal naar jachthavens en werkhaven

Jachthaven De Pier

Jachthaven Havenstraat

Werkhaven Mastspoor

HUIZEN

80

Pekelharinghaven

Zandwegsloot-De Muiter

MEDEMBLIK

81

Passantenhaven Dorpsstraat

OUDERKERK A/D AMSTEL

82

Haven Lagedijk

SCHAGEN

83

Toeleidingskanaal,

vanaf de aansluiting op het Schagerkanaal/Schagerkoggekanaal tot de aansluiting op de recreatiehaven Schagen (84)

SCHAGEN

84

Recreatiehaven van Schagen

SCHAGEN

85

Toeleidingskanaal en Broekerhaven (binnenhaven De Kolk)

STEDE BROEC

86

Haven Oudeschild

TEXEL

87

Gemeentelijke haven Uitgeest

UITGEEST

88

Zanderijvaart

ZANDVOORT