Regeling vervallen per 06-09-2018

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 17 oktober 2017, nummer 999802-999812, tot vaststelling van een openstellingsbesluit en een subsidieplafond 2017 voor het onderdeel ‘Samenwerking in het kader van Europese Innovatie Partnerschappen binnen de agrarische sector (EIP-AGRI)’ van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland

Geldend van 06-09-2018 t/m 05-09-2018

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 17 oktober 2017, nummer 999802-999812, tot vaststelling van een openstellingsbesluit en een subsidieplafond 2017 voor het onderdeel ‘Samenwerking in het kader van Europese Innovatie Partnerschappen binnen de agrarische sector (EIP-AGRI)’ van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

Besluiten:

  • I.

    Gedeputeerde Staten stellen open: hoofdstuk 2, paragraaf 8 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland, verder te noemen de uitvoeringsregeling, voor de periode van 30 oktober 2017 tot en met 31 januari 2018.

  • II.

    Gedeputeerde Staten stellen voor de onder I genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve  van de maatregel  vast op € 2.411.781,92, bestaande uit 50% ELFPO middelen en 50% provinciale cofinanciering.

  • III.

    Gedeputeerde Staten stellen de volgende regels vast:

Artikel 1 begrippen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    EIP-Agri of EIP: het Europees Innovatie Partnerschap voor de agrarische sector, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

  • b.

    operationele groepen: samenwerkingsverbanden die deel uit maken van het een EIP-Agri.

Artikel 2 subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een project door de operationele groep.

  • 2. Mits ondersteunend aan de activiteit als bedoeld in het eerste lid kan ook subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een operationele groep; of

    • b.

      het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie.

  • 3. De activiteiten zijn gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

    • e.

      klimaatadaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten vangrotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

    • f.

      verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 aanvrager

  • a.

    subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers aan de operationele groep;

  • b.

    een operationele groep bestaat uit minimaal zes deelnemers, waarvan minimaal één landbouwer of een organisatie die de landbouwer vertegenwoordigt. De groep is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties.

Artikel 4 subsidiabele kosten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten van het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • b.

    coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband;

  • c.

    de kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • d.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • e.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • f.

    de kosten van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde;

  • g.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • h.

    adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • i.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

  • k.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • l.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • m.

    bijdragen in natura;

  • n.

    afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;

  • o.

    personeelskosten, voor zover deze voortvloeien uit de in de voorgaande onderdelen genoemde kosten;

  • p.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 5 hoogte subsidie

  • 1. Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdelen b, c en o, voor zover het betreft de kosten als bedoeld in onderdelen b en c;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel d tot en met o, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel d tot en met o, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel a en o, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2. Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel i.

  • 3. De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AGV) en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

  • 4. Subsidies lager dan € 80.000,- worden niet verleend. De te verlenen subsidie bedraagt maximaal € 250.000,-.

Artikel 6 rangschikking

Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

  • a.

    mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het potentiële effect aan één of meer thema’s zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen de thema’s;

    • ii.

      voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband;

    • iii.

      mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol;

    • iv.

      kwaliteit communicatieplan voor de kennisdeling tijdens het innovatietraject en voor de verspreiding van de resultaten.

  • b.

    mate van innovativiteit, hetgeen blijkt uit de meerwaarde die de beoogde innovatie heeft op basis van de volgende aspecten:

    • i.

      technisch of sociaal grensverleggend karakter van de beoogde innovatie;

    • ii.

      transitie karakter van de innovatie;

    • iii.

      toepassingsgerichtheid van de innovatie vanuit bestaande kennis, prototypen, modellen;

    • iv.

      vernieuwde karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling;

    • v.

      de opzet van de Innovatie infrastructuur.

  • c.

    mate van kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de mate waarin de resultaten van het innovatieproject op een kostenefficiënte wijze worden behaald waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      de verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties);

    • ii.

      relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie;

    • iii.

      mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid.

  • d.

    mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de innovatie waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie;

    • ii.

      blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt;

    • iii.

      blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel;

    • iv.

      kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau;

    • v.

      kennisdeling.

Artikel 7 de puntensystematiek

  • 1. Na sluiting van de openstellingstermijn worden alle aanvragen beoordeeld op basis van de rangschikkingscriteria als bedoeld in artikel 6 en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek:

    Criterium 6.a: 1-4 punten, gewicht 2

    Criterium 6.b: 1-4 punten, gewicht 3

    Criterium 6.c: 1-4 punten, gewicht 2

    Criterium 6.d: 1-4 punten, gewicht 3

  • 2. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

    • i.

      Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in artikel 6, onderdeel b.

    • ii.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het derde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het artikel 6 onderdeel b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in 6, onderdeel d.

    • iii.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het vierde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 6, onderdelen b en d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in artikel 6 onderdeel a.

    • iv.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het vijfde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in artikel 6, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 6 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland wordt subsidie geweigerd als het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 6, lager is dan 28.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 en artikel 2.8.5 van de Uitvoeringsregeling POP3 Noord-Holland wordt subsidie geweigerd indien de steun wordt aangevraagd voor kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze wordt geplaatst.

Ondertekening

Haarlem, *

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes, voorzitter

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage 1 Selectiecriteria artikel 6

De selectie van de projecten vindt plaats op basis van de criteria mate van effectiviteit, innovativiteit, kosteneffectiviteit en haalbaarheid.

Dit zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in I genoemde periode ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 9) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens gerangschikt aan de hand van het puntentotaal, waarbij de projecten aflopend (hoog naar laag aantal punten) worden gerangschikt. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score.

6a Mate van effectiviteit

De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor de genoemde thema’s (artikel 2 lid 3 a t/m g) binnen deze openstelling. Dit wordt bepaald op basis van de volgende aspecten:

  • i.

    Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen de thema’s: Hieronder wordt verstaan het (potentiële) effect van een geslaagde innovatie (nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé) op de thema’s in artikel 2. Het gaat dan vooral om het meetbare effect in technische zin in termen van bijvoorbeeld minder nutriënten uitspoeling, uitstoot van broeikasgassen of minder watergebruik.

  • ii.

    voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband: Bij de voorbeeldwerking gaat het niet alleen om het (potentiële) effect van de innovatie zelf, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces op regionaal, nationaal, Europees of mondiaal niveau. Naast de reikwijdte van dergelijke verbanden wordt ook het ontstaan van nieuwe innovatieverbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen positief beoordeeld.

  • iii.

    mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol: Onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van early adaptors of een brede groep (early majority).

  • iv.

    Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatietraject en ten behoeve van verspreiding van de resultaten.

Score:

1 punt: het project scoort niet of onvoldoende op de onderdelen i t/m iv;

2 punten: het project scoort voldoende op minimaal twee onderdelen van i t/m iv;

3 punten: het project scoort voldoende op minimaal drie onderdelen van i t/m iv;

4 punten: het project scoort voldoende op alle onderdelen van i t/m iv.

6b Mate van innovativiteit

Met innovativiteit wordt zowel het samenwerkingsproces (samenwerkingsverband) als vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) beoordeeld.

Het gaat bij dit laatste om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering of vernieuwing, hoe hoger de score. Innovaties scoren hoger naarmate die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd.

  • i.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van de beoogde innovatie: Dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve de puur landbouw technische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen, nieuwe financieringsvormen of betere arbeidsomstandigheden.

  • ii.

    Transitie karakter van de innovatie: Met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.

  • iii.

    Toepassingsgerichtheid van de innovatie vanuit bestaande kennis, prototypen, modellen: Indien de innovatie al in concept al is uitgewerkt, er is bijvoorbeeld al een prototype of model ontwikkeld, maar die wordt nog niet toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject en of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.

  • iv.

    Vernieuwde karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling: Op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in het samenwerkingsverband. Partijen die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet-landbouw) deel nemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn.

  • v.

    De opzet van de Innovatie infrastructuur: In dit aspect wordt er gekeken naar de structuur van de samenwerking tussen de partijen in het samenwerkingsverband of met partijen daarbuiten, zoals andere samenwerkingsverbanden op regionaal, nationaal of Europees niveau. Is er bijvoorbeeld een relatie gelegd met de bestaande of inmiddels gesloten Focus Groups binnen het EIP? Hoe zorgt het samenwerkingsverband ervoor dat de laatste kennis wordt benut, nieuwe kennis met de juiste partijen wordt gedeeld, of samenwerking met partijen wordt aangegaan om de innovatie te laten slagen?

Score

1 punt: het project scoort niet of onvoldoende op de onderdelen i t/m v;

2 punten: het project scoort voldoende op twee onderdelen van i t/m v;

3 punten: het project scoort voldoende op drie onderdelen van i t/m v;

4 punten: het project scoort voldoende op vier of vijf onderdelen van i/ t/m v.

6c Kosteneffectiviteit

Met de kosteneffectiviteit wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het innovatieproject.

  • i.

    De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties): Hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.

  • ii.

    Relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie: Dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.

  • iii.

    Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid: Dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.

Score:

1 punt: het project scoort niet of onvoldoende op de punten i t/m iii;

2 punten: het project scoort voldoende op tenminste één van de punten i t/m iii;

3 punten: het project scoort voldoende op twee van de punten i t/m iii;

4 punten: het project scoort voldoende op alle punten i t/m iii.

6d De mate van haalbaarheid

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook er in geslaagd zijn een innovatie-idee goed uitgewerkt hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende aspecten:

  • i.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie: De kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.

  • ii.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt: Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.

  • iii.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel: Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.

  • iv.

    Kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau: De kwaliteit van het samenwerkingsverband, moet blijken uit de samenstelling, kennisniveau en werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van de innovatie.

  • v.

    Kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?

Score

1 punt: het project scoort niet of onvoldoende op de onderdelen i t/m v

2 punten: het project scoort voldoende op minimaal twee onderdelen i t/m v

3 punten: het project scoort voldoende op minimaal drie onderdelen i t/m v

4 punten: het project scoort voldoende op alle onderdelen i t/m v

Toelichting bij het Openstellingsbesluit ‘Samenwerking in het kader van EIP binnen de agrarische sector Noord-Holland 2017’

Uit de SWOT-analyse en de strategie van het Nederlandse Plattelandontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de agrarische sector en de afzetketen hun kostenreductiestrategie zal moeten verschuiven naar een meerwaardestrategie. Zo kan de concurrentiekracht worden behouden en kunnen de externe effecten voor milieu, landschap en samenleving worden verminderd. De sector ziet hiervoor kansen door in te zetten op nieuwe samenwerkingsvormen. Deze zijn gericht op sterkere banden met nieuwe en bestaande partners, binnen en buiten de agrofoodketen. Samenwerkingsvormen die zowel het rendement als het imago van de primaire sector maar ook de omgevingskwaliteit verbeteren, zijn nodig. Het gaat om innovaties en cross-overs die leiden tot meerwaardecreatie, kostenverlaging en een beter risicobeheer en tevens bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven. Maar ook om innovaties waarvoor een nieuwe verbinding tussen de agrarische sector en andere actoren in het landelijk gebied en in het stedelijke domein (zoals de hightech industrie, vrijetijdseconomie en zorg) worden gelegd.

De provincie stimuleert samenwerking om te komen tot innovatie via onder meer de Greenport Noord-Holland Noord en de Greenport Aalsmeer. Noord-Holland legt bij innovaties de directe link met duurzaamheid en innovatie door in te spelen op onderwerpen als milieu, klimaat, water, bodembeheer, energie, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn, biodiversiteit en landschap (zie artikel 2 a/g). De diversiteit aan thema’s weerspiegelt niet alleen de diversiteit van de agrarische sector, maar geeft ook de brede scope aan van de innovatiekansen in de diverse sectoren.

De regeling voor de POP maatregel ‘Samenwerking in het kader van EIP binnen de agrarische sector Noord-Holland’ draagt bij aan samenwerking voor innovaties zoals hierboven genoemd. Deze maatregel richt zich op de uitvoering van een projectmatig samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een innovatieproject. Met een innovatie wordt een proces bedoeld waarbij een idee met succes in de praktijk wordt gebracht. Het kan daarbij gaan om de toepassing van een nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé.

Het Europees Innovatie Partnerschap (EIP)

Het EIP voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector.

Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte operationele groepen (OG’s) in Noord-Holland die deel uit maken van het Europese EIP-netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Deze groepen werken vervolgens op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven aan een concrete vraag of kans uit de praktijk, bijvoorbeeld in de primaire productie of elders in de keten, rond voedselvoorziening of de circulaire economie. Het project betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uitgaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk.

Belangrijk is dat de samenstelling van de Operationele Groep maximaal is afgestemd op de innovatieopgave die deze groep omarmt, zowel voor wat betreft de ontwikkeling als verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol om tijdens en na de projectperiode de verworven kennis te gebruiken in hun dagelijkse werk.

Projectaanvragen worden mede beoordeeld op de mate waarin deskundigen zijn of worden toegevoegd aan de Operationele Groep. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een niet-agrarische bedrijfstak of onderzoekers.

De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, in het bijzonder via het EIP netwerk(Artikel 57, derde lid van Verordening (EU) Nr. 1305/2013). Zie: http://ec.europa.eu/eip/agriculture/

Subsidiëring is mogelijk voor de oprichting van een Operationele Groep (OG), het formuleren van een projectplan en uitvoering van een project door een Operationele Groep. De basis van het openstellingsbesluit wordt gevormd door de Uitvoeringsregeling POP3subsidies Noord-Holland. In artikel 1.3 van deze regeling is bepaald dat Gedeputeerde Staten een openstellingsbesluit kunnen vaststellen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

De submaatregel Samenwerking in het kader van EIP binnen de agrarische sector Noord-Holland 2017 biedt subsidie voor de uitvoering van een project door een Operationele Groep (een samenwerkingsverband). Er kan tevens subsidie verstrekt worden voor het oprichten van een Operationele Groep en het opstellen van een projectplan, mits dit vergezeld gaat van de uitvoering van een project. De regeling is bedoeld om innovaties te realiseren van bepaalde producten, diensten, methodes of procedés. Op het gebied van de genoemde thema’s genoemd onder artikel 2 lid 3 a/g kunnen subsidies worden aangevraagd. Deze thema’s komen overeen met de duurzaamheidsopgaven van de agrarische sector zoals omschreven in het Strategisch Beleidskader Economie van Noord-Holland.

De provincie kiest in het Strategisch Beleidskader Economie (2016) voor een agribusiness die vernieuwend, ondernemend en duurzaam is. Vernieuwend door onder meer in te zetten op nieuwe ketenconcepten en gebruik te maken van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van een digitale, geautomatiseerde, gemechaniseerde precisie landbouw en visserij. De agribusiness is ondernemend om internationaal concurrerend te blijven. De agribusiness is duurzaam door haar plek in de maatschappij te verdienen (license to produce) met duurzame, innovatieve en ondernemende agrariërs. De sector werkt emissieloos, onder andere door circulaire toepassingen. De land- en tuinbouwgronden zijn vruchtbaar en blijven daarmee behouden voor toekomstige generaties. De agribusiness is kwalitatief hoogwaardig ingepast.

Gezien de grote diversiteit aan sectoren en het brede scala aan opgaven in de provincie Noord-Holland is ervoor gekozen om innovaties op alle thema’s (artikel 2 lid 3 a t/m g) te ondersteunen.

Artikel 3 aanvrager

De aanvrager is een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van deze maatregel wordt beschouwd als een operationele groep. Een operationele groep bestaat in het kader van deze openstelling uit minimaal zes actoren. Dit betekent dat alle actoren een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend (zie ook artikel 1.6 van de Verordening subsidies POP3). Minimaal één actor heeft een landbouwonderneming. De andere deelnemers kunnen o.a. bestaan uit kennis- en onderzoeksinstituten, andere MKB-ondernemers, overheden of maatschappelijke organisaties.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Met betrekking tot m is inbreng in natura in de vorm van uren door een derde organisatie, niet zijnde een begunstigde, ook subsidiabel.

In deze openstelling gaat het primair om samenwerking voor innovaties en niet om het doen van investeringen. Enkel kosten die aantoonbaar rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft, zijn subsidiabel (artikel 1.13 lid 1 a +van de uitvoeringsregeling POP3 Noord-Holland). Dat houdt in dat investeringskosten enkel subsidiabel voor zover zij binnen de projectperiode vallen. Indien de investering een langere levensduur heeft dan de looptijd van het project, zal de subsidie worden gebaseerd op de afschrijvingskosten, waarmee ook rekening wordt gehouden met de eventuele restwaarde.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie wordt bepaald aan de hand van verschillende steunpercentages die betrekking hebben op deelactiviteiten zoals die worden begroot. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de maximaal toegestane subsidie op grond van de staatssteunregels. Subsidie voor activiteiten die vallen binnen het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn gevrijwaard van staatssteunregels.

Artikel 7 de puntensystematiek

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 4 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Innovativiteit en haalbaarheid hebben een hogere wegingsfactor (3) in vergelijking met de andere twee criteria, die wegingsfactor 2 hebben.

Het criterium ‘mate van innovativiteit’ weegt zwaar aangezien de maatregel er vooral op gericht is een product, dienst, methode of procedé te ontwikkelen, daar waar het bij andere maatregelen vooral gaat om het uitrollen of toepassen van reeds beproefde kennis of maatregelen. De maatregel ‘haalbaarheid’ heeft tevens een hogere wegingsfactor, omdat in dit criterium de kwaliteit van het plan en de samenwerking centraal staat. Daarmee komen projectplannen die goed doordacht zijn en een relevante innovatie behelzen, naar voren.

Uitgegeven op *

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.