Besluit van Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers provincie Noord-Holland 2019)

Geldend van 28-03-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers provincie Noord-Holland 2019)

Provinciale Staten van Noord-Holland;

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 februari 2019;

Overwegende dat het naar aanleiding van de totstandkoming van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de daarbij behorende Regeling

rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers gewenst is dat er regels worden vastgesteld inzake de rechtspositie van politieke ambtsdragers in de provincie Noord-Holland;

Gelet op artikel 143 Provinciewet, de artikelen 2.1.1 lid 4, 2.1.3 lid 1, 2.1.4 lid 1, 2.1.9 lid 1, 2.2.10 leden 1 en 5, 2.3.3 lid 2, 2.3.5, 2.4.2 en 2.4.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de artikelen 2.1 lid 5 en 2.6 lid 5 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

besluiten vast te stellen:

Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers provincie Noord-Holland 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b.

    Regeling: Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

  • c.

    openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot;

  • d.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens Statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • e.

    Statenlid: lid van Provinciale Staten;

  • f.

    gedeputeerde: lid van het college van Gedeputeerde Staten;

  • g.

    commissaris: commissaris van de Koning;

  • h.

    ambtsdrager: een Statenlid, de commissaris of een gedeputeerde.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor Statenleden

Artikel 2 Vergoedingen voor Statenleden

  • 1. Een Statenlid ontvangt een vergoeding voor de werkzaamheden en een onkostenvergoeding overeenkomstig het Besluit.

  • 2. Een Statenlid ontvangt reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Besluit en de Regeling.

Artikel 3 Toelage lid onderzoekscommissie

  • 1. Een Statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet, ontvangt per jaar voor dat lidmaatschap een toelage die overeenkomt met 300% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Besluit.

  • 2. Indien de commissaris de duur van de activiteiten voor de onderzoekscommissie niet op een heel kalenderjaar vaststelt, wordt de toelage naar rato toegekend.

Artikel 4 Voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Jaarlijks ontvangt een Statenlid een bedrag gelijk aan de vergoeding voor de werkzaamheden genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Besluit ten behoeve van het treffen van voorzieningen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 5 OV-chipkaart

  • 1. Een Statenlid wordt op aanvraag een OV-chipkaart ter beschikking gesteld.

  • 2. De met het openbaar vervoer gemaakte reizen worden verantwoord in een daartoe door de provincie opengestelde persoonlijke digitale omgeving.

Artikel 6 Verblijfkosten

Aan een Statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis vanwege werkzaamheden voor de provincie maaltijden en consumpties verstrekt.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor de commissaris van de Koning

Artikel 7 Ter beschikking gestelde auto

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen ten laste van de provincie een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep van een daartoe door de provincie gecontracteerde vervoerder met chauffeur ter beschikking aan de commissaris.

  • 2. De auto wordt zakelijk gebruikt.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor gedeputeerden

Artikel 8 Ter beschikking gestelde auto

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen ten laste van de provincie een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep van een daartoe door de provincie gecontracteerde vervoerder met chauffeur ter beschikking aan een gedeputeerde.

  • 2. De auto wordt zakelijk gebruikt.

Artikel 9 Reis- en verblijfkosten buitenlandse dienstreis

  • 1. Een buitenlandse dienstreis is een reis die een gedeputeerde buiten Nederland maakt ten behoeve van de uitoefening van het ambt, uitgezonderd reizen naar een Europese instelling.

  • 2. De gedeputeerde informeert Provinciale Staten over de buitenlandse dienstreis.

  • 3. Reis- en verblijfkosten voor een buitenlandse dienstreis worden vergoed, indien voor deze reis vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten is verkregen.

  • 4. Voor een dienstreis worden de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten volledig vergoed.

  • 5. Onder de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten bedoeld in het vierde lid wordt voor vliegreizen verstaan:

    • a.

      bij reizen binnen Europa: de kosten voor reizen in economyclass, tenzij er redelijke gronden bestaan om businessclass te reizen;

    • b.

      bij reizen buiten Europa: de kosten voor reizen in businessclass.

Hoofdstuk 5 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 10 Vergoedingen commissieleden

  • 1. Een commissielid ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie overeenkomstig het Besluit.

  • 2. Een commissielid ontvangt reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Besluit en de Regeling.

Hoofdstuk 6 Gemeenschappelijke voorzieningen

Artikel 11 Vergoeding kosten scholing

  • 1. Van scholing bedoeld in dit artikel is sprake als de scholing niet-partijpolitiek georiënteerd is en gericht is op de vervulling van de functie van ambtsdrager of commissielid.

  • 2. De kosten van scholing die door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden aan de ambtsdrager of het commissielid, komen voor rekening van de provincie.

  • 3. De ambtsdrager die of commissielid dat scholing wenst die niet door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de commissaris.

  • 4. De commissaris dient de aanvraag bedoeld in het derde lid in bij de provinciesecretaris.

  • 5. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 6. De maximale scholingsvergoeding voor scholing die niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, bedraagt:

    • a.

      voor de commissaris en gedeputeerden € 5000,- per ambtsdrager per benoemingsperiode, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten;

    • b.

      voor Statenleden en commissieleden € 5000,- per lid per benoemingsperiode, tenzij Provinciale Staten anders besluiten.

  • 7. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname naar oordeel van Gedeputeerde Staten dan wel Provinciale Staten van belang is in verband met de vervulling van de functie.

  • 8. Gedeputeerde Staten kunnen een scholingsplan opstellen dat nadere regels bevat ten aanzien van de scholingsmogelijkheden en de wijze van vergoeden.

Artikel 12 Bruikleen informatie- en communicatievoorzieningen

Voor de informatie- en communicatiemiddelen die aan de ambtsdrager of het commissielid ter beschikking worden gesteld, wordt een bruikleenovereenkomst getekend.

Artikel 13 Voorziening tijdelijke functionele beperking

  • 1. De ambtsdrager die of het commissielid dat een tijdelijke functionele beperking heeft en niet in staat is met het openbaar vervoer of met eigen vervoer te reizen voor woon- werkverkeer of voor de uitoefening van de functie, kan op kosten van de provincie gebruik maken van een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening.

  • 2. Gedeputeerde Staten dan wel Provinciale Staten beoordelen of de gewenste vervoersvoorziening geschikt is en door de provincie kan worden vergoed of ter beschikking gesteld.

Artikel 14 Bedrijfsgeneeskundige zorg

De ambtsdrager kan voor bedrijfsgeneeskundige zorg gebruik maken van de voorzieningen voor ambtenaren.

Artikel 15 Parkeerfaciliteiten

De ambtsdrager of het commissielid kan gebruik maken van parkeerfaciliteiten van de provincie voor zover hij uit hoofde van zijn functie aanwezig moet zijn in het provinciehuis.

Hoofdstuk 7 De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen;

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of

  • c.

    gebruik van een provinciale creditcard.

Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De ambtsdrager of het commissielid voldoet kosten alleen uit eigen middelen als rechtstreekse facturering aan de provincie en gebruik van de provinciale creditcard niet mogelijk zijn.

  • 2. Declaratie van uit eigen middelen vooruitbetaalde kosten vindt plaats door gebruikmaking van een daarvoor beschikbaar gesteld declaratieformulier.

  • 3. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ingediend binnen één maand na de maand waarin de kosten zijn gemaakt bij de griffier onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 4. Kosten worden alleen vergoed als originele nota’s van geleverde goederen of diensten bij het declaratieformulier worden overgelegd.

  • 5. Declaraties die worden ingediend ná 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt, worden niet vergoed.

Artikel 18 Rechtstreekse facturering bij de provincie

  • 1. De vergoeding van kosten kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door een ambtsdrager of een commissielid voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door een daarvoor beschikbaar gesteld begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Een ambtsdrager of een commissielid dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen één maand in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 4. Declaraties die na 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarop de declaratie betrekking heeft worden ingediend, worden niet vergoed.

  • 5. In geval van uitbetaling van een van de ingediende declaratie afwijkende vergoeding wordt betrokkene daarvan in kennis gesteld onder vermelding van de argumentatie om een afwijkende vergoeding toe te kennen.

Artikel 19 Gebruik provinciale creditcard

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen op aanvraag een provinciale creditcard ter beschikking aan de commissaris en de gedeputeerden voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen.

  • 2. De provinciesecretaris draagt zorg voor de afhandeling van de aanvraag, verstrekking en intrekking van een provinciale creditcard.

  • 3. Opname van contant geld met een provinciale creditcard is niet toegestaan.

  • 4. Ter verantwoording van uitgaven die met een provinciale creditcard zijn gedaan, worden door de gedeputeerde of commissaris binnen één maand na betaling originele nota’s van geleverde goederen of diensten overgelegd met een daarvoor beschikbaar gesteld begeleidingsformulier.

  • 5. Reis- en verblijfkosten voor een buitenlandse dienstreis bedoeld in artikel 9 kunnen worden betaald door gebruikmaking van de creditcard.

  • 6. Bij beëindiging van het ambt van commissaris of gedeputeerde wordt een provinciale creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7. Verlies of diefstal van een provinciale creditcard wordt door de gedeputeerde of commissaris direct gemeld bij de desbetreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk bij de provincie.

  • 8. Het eigen risico bij verlies en diefstal van een provinciale creditcard komt voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking verordening

De Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Noord-Holland 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 28 maart 2019.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie politieke ambtsdragers provincie Noord-Holland 2019

Ondertekening

Haarlem, 4 maart 2019

Provinciale Staten van Noord-Holland,

dhr. mr. A.Th.H. van Dijk, voorzitter

mw. K. Bolt, griffier

Toelichting bij Verordening rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers Noord-Holland 2019

Algemene toelichting

Wettelijke regelingen

Tot 28 maart 2019 is de rechtspositie van de decentrale politieke ambtsdragers in allerlei AMvB’s en ministeriële regelingen vastgelegd. Met ingang van 28 maart 2019 worden het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit commissaris van de Koning en het Rechtspositiebesluit gedeputeerden vervangen door één nieuw besluit: het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: het Besluit).

Tevens worden de ministeriële regelingen in één nieuwe regeling gebundeld: de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers (hierna: de Regeling).

In het Besluit en de Regeling zijn veel elementen van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers uitputtend geregeld. Ook is de herziening gebruikt om de rechtspositie van alle decentrale politieke ambtsdragers te uniformeren en te regelen in dwingende bepalingen.

Zodoende geven het Besluit en de Regeling nog maar op enkele onderdelen ruimte om op provinciaal niveau bepaalde keuzes te maken of nadere regels te stellen.

De volgende onderwerpen zijn reeds uitputtend geregeld in het Besluit en de Regeling:

  • -

    De hoogte van de bezoldiging of de vergoeding voor de werkzaamheden;

  • -

    De reiskostenvergoeding;

  • -

    De vaste onkostenvergoeding;

  • -

    De toelage voor een lid van een vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de fractievoorzitter;

  • -

    De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor de Statenleden;

  • -

    De financiële bijdrage van de commissaris of een gedeputeerde voor een ter beschikking gestelde woning;

  • -

    De vergoeding aan een Statenlid, de commissaris of een gedeputeerde in verband met beroepsziekte of dienstongeval;

  • -

    De uitkering bij overlijden van de commissaris of een gedeputeerde;

  • -

    Vergoeding van kosten van loopbaanoriëntatie door de commissaris of gedeputeerden;

  • -

    De verhuiskostenvergoeding voor de commissaris bij verhuizing vanwege ontslag of niet herbenoeming;

  • -

    De vergoedingen voor waarneming en vervanging;

  • -

    De kosten van bewaking en beveiliging;

  • -

    De kosten van lidmaatschap van een beroepsvereniging;

  • -

    Welke vergoedingen en toelagen worden aangemerkt als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964.

Hoofdlijnen provinciale verordening

In de provinciale verordening zijn geen bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen die reeds uitputtend zijn geregeld in het Besluit en/of de Regeling.

Aangezien Provinciale Staten geen bevoegdheid hebben om bij verordening te besluiten over zaken die via een Rechtspositiebesluit specifiek aan Gedeputeerde Staten toekomen, is van belang dat Provinciale Staten slechts inhoudelijk over de verordening hebben besloten voor zover de bepalingen betrekking hebben op hun rechtspositie. Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning hebben inhoudelijk besloten over de verordening voor zover deze betrekking heeft op hun rechtspositie. Vanwege de leesbaarheid en gebruiksvriendelijkheid zijn deze delen samengevoegd in een provinciale rechtspositieverordening.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    De hoogte van de toelage van een lid van een onderzoekscommissie

  • -

    Een financiële bijdrage aan Statenleden voor voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden;

  • -

    De vergoeding van reis- en verblijfkosten voor buitenlandse dienstreizen;

  • -

    Het ter beschikking stellen van een auto aan de commissaris of de gedeputeerde en de wijze van gebruik;

  • -

    De provinciale parkeervoorziening;

  • -

    De kosten van scholing;

  • -

    De bedrijfsgeneeskundige zorg;

  • -

    Betalingen en declaraties.

De verordening behoeft de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties op grond van artikel 96, tweede lid, Provinciewet.

Fiscale behandeling van de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding voor staten- en commissieleden

Staten- en commissieleden zijn niet in (fictieve) dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de formele werkgever en inhoudingsplichtige voor de loonheffingen. Dit betekent onder meer dat Statenleden niet vallen onder de werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Statenleden worden aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet, maar zijn een eigen bijdrage verschuldigd. Er is geen sprake van werkgeversheffing.

Opting-in regeling voor loon- en inkomstenbelasting

Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het Statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing(en) inhoudt. Dit wordt de “opting-in regeling” genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie (als opdrachtgever) en het Statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonheffingen. Als gezamenlijk wordt gekozen voor de loonheffingen, houdt de provincie loonbelasting, premie volksverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) in op de vergoeding en draagt deze af aan de Belastingdienst. Omdat een Statenlid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij niet onder de socialezekerheidswetgeving. Om die reden worden over de statenvergoeding ook geen premies werknemersverzekeringen ingehouden of betaald. De vergoedingen worden als loon belast in box 1 van de inkomstenbelasting waarbij de reeds ingehouden loonheffing door het Statenlid (opting-inner) als voorheffing in mindering kan worden gebracht op de totaal verschuldigde belasting. Het Statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Hier staat tegenover dat eventuele kosten die worden gemaakt niet kunnen worden afgetrokken. Bij opting-in kan de provincie onder de voorwaarden zoals opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 vergoedingen en verstrekkingen doen en zaken ter beschikking stellen aan het Statenlid.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonheffingen wordt geopteerd, geldt voor het Statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 in beginsel resultaat uit overige werkzaamheden geniet. Alle opbrengsten die een Statenlid heeft ontvangen, moet hij opgeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de vergoeding voor gemaakte reiskosten. De gemaakte (zakelijke) kosten mag het Statenlid vervolgens conform de Wet op de inkomstenbelasting 2001 in mindering brengen op de opbrengsten. Het verschil is het resultaat uit overige werkzaamheden voor het Statenlid dat zal worden belast in de inkomstenbelasting. Over dit resultaat uit overige werkzaamheden is het Statenlid tevens een bijdrage verschuldigd voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). De provincie dient jaarlijks alle vergoedingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Eventuele verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. De verordening gaat ervan uit dat zoveel mogelijk kosten direct in rekening worden gebracht bij de provincie of direct ten laste komen van de provincie. Aan de mogelijkheid om declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Voor een goed begrip van de vergoedingssystematiek moet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën voorzieningen:

  • 1.

    Voorzieningen die rechtstreeks worden aangeboden door de organisatie, zoals bedrijfsvoering en bestuurskosten;

  • 2.

    Voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het ambt die niet rechtstreeks zijn aan te bieden door de organisatie, maar waar het Besluit en de Regeling de mogelijkheid bieden om deze (onbelast) te vergoeden;

  • 3.

    Voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het ambt die niet declarabel zijn, maar waarvoor het Besluit en de Regeling de mogelijkheid bieden om een vaste vergoeding te verstrekken.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende:

1. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering:

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • -

    zakelijk gebruik van dienstauto’s;

  • -

    deelname aan scholing.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de ambtsdrager of het commissielid, maar worden direct door de provincie voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

2. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven aan de ambtsdrager of het commissielid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

3. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste onkostenvergoeding verstrekt. In het Besluit en de Regeling onder onkostenvergoeding is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. De Statenleden dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Waar zij mogelijk hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen, worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door provinciebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang, omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 7 is in verband hiermee een aantal procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards.

Daarnaast is het van belang om in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken op te nemen over het gebruik van de computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Een groot deel van de definities in dit artikel is overgenomen uit het Besluit en de Regeling. Omwille van de leesbaarheid is niet verwezen naar de definities in het Besluit en de Regeling, maar zijn de definities in de verordening herhaald.

Artikel 2 Vergoedingen Statenleden

Statenleden ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden op grond van artikel 2.1.1 van het Besluit. Tevens ontvangen zij een onkostenvergoeding op grond van artikel 2.1.6 van het Besluit en een vergoeding voor reis- en verblijfkosten op grond van artikel 2.1.7 van het Besluit en 2.1 van de Regeling. Het Besluit en de Regeling stellen regels omtrent deze vergoedingen. De grondslagen zijn verankerd in dit artikel. Beslissingen omtrent deze vergoedingen worden op basis van het Besluit en de Regeling genomen.

Artikel 3 Toelage lid onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie heeft een grondslag in artikel 151a Provinciewet. Het werk van die commissie vindt in de praktijk vaak gedurende een kort tijdsbestek en onder hoge belasting plaats. Zodoende wordt in dit artikel de hoogte van de toelage voor een Statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie vastgesteld op jaarlijks 300% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als vastgelegd in artikel 2.1.1 van het Besluit. Indien de duur van de activiteiten niet een heel kalenderjaar bedraagt, wordt de toelage naar rato toegekend.

Artikel 4 Voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Op grond van artikel 2.1.9 van het Besluit wordt aan Statenleden jaarlijks een bedrag toegekend ten hoogte van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als Statenlid, waarmee zij een voorziening kunnen treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 5 OV-chipkaart

Aan een Statenlid wordt op aanvraag een OV-chipkaart ter beschikking gesteld. Bij gebruik van het openbaar vervoer wordt reizen met de tweede klasse voor het desbetreffende openbaar vervoermiddel vergoed. De met de OV-chipkaart gemaakte reizen worden verantwoord in een daartoe door de provincie opengestelde persoonlijke digitale omgeving.

Artikel 6 Verblijfkosten Staten- en commissieleden

Verstrekking van maaltijden vindt plaats als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan staten- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is, wordt de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privékarakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag.

Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 en 8 Ter beschikking gestelde auto

Voor uitsluitend zakelijk gebruik wordt een auto met chauffeur voor gemeenschappelijk gebruik aan de commissaris en de gedeputeerden ten laste van de provincie ter beschikking gesteld .

Artikel 9 Reis- en verblijfkosten buitenlandse dienstreis

Een buitenlandse dienstreis is een reis die een gedeputeerde buiten Nederland maakt ten behoeve van de uitoefening van het ambt. De reis- en verblijfkosten voor de buitenlandse dienstreis worden slechts vergoed, indien voor deze reis vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten is verkregen. Voor een reis naar een Europese instelling is geen voorafgaande toestemming van Gedeputeerde Staten vereist.

Voor een buitenlandse dienstreis komen de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten voor vergoeding in aanmerking.

In het kader van vliegreizen wordt er binnen Europa gevlogen in economyclass en buiten Europa in businessclass, tenzij er redelijke gronden bestaan om businessclass te reizen.

Artikel 10 Vergoedingen commissieleden

Commissieleden hebben ingevolge artikel 2.4.1 van het Besluit recht op een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie. Ingevolge artikel 2.4.3 van het Besluit en artikel 2.1 van de Regeling hebben commissieleden tevens aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten. Het Besluit en de Regeling stellen regels omtrent deze vergoedingen. De grondslagen zijn verankerd in dit artikel. Beslissingen omtrent deze vergoedingen worden op basis van het Besluit en de Regeling genomen.

Artikel 11 Vergoeding kosten scholing

In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen scholing die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang is georganiseerd en scholing waaraan een individuele ambtsdrager of een commissielid in verband met de vervulling van de functie op eigen initiatief wil deelnemen. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld. Bij een dergelijke aanvraag moeten een motivatie, inhoudelijke informatie over de cursus en een kostenspecificatie worden verstrekt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal.

Statenleden en commissieleden vallend onder de verantwoordelijkheid van Provinciale Staten dienen de aanvraag voor scholing die niet door de provincie wordt verzorgd of aangeboden in bij de commissaris. De kosten van deze scholing komen voor rekening van de provincie indien de scholing naar het oordeel van het Presidium (namens Provinciale Staten) van belang is in verband met de vervulling van de functie. De maximumvergoeding voor deze scholing bedraagt voor een Staten- of commissielid € 5000,- per lid per benoemingsperiode. Het Presidium kan namens Provinciale Staten hiervan afwijken indien de toepassing van de maximumvergoeding leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Een gedeputeerde of commissielid vallend onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten dienen de aanvraag voor scholing die niet door de provincie wordt verzorgd of aangeboden in bij de commissaris. De commissaris dient de aanvraag in bij de provinciesecretaris. De kosten van deze scholing komen voor rekening van de provincie indien de scholing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten van belang is in verband met de vervulling van het ambt of de functie. De maximumvergoeding voor deze scholing bedraagt voor een gedeputeerde en de commissaris € 5000,- per ambtsdrager per benoemingsperiode. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan afwijken indien de toepassing van de maximumvergoeding leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen in een scholingsplan.

Reizen ten behoeve van het bijwonen van scholing zijn zakelijke reizen. Derhalve komen reis- en verblijfkosten voor vergoeding in aanmerking. Voor commissieleden geldt dat zij slechts recht hebben op een reiskostenvergoeding voor reizen binnen de provincie. De Provinciewet biedt geen grondslag voor de vergoeding van kosten voor zakelijke reizen die provinciale commissieleden maken buiten de provincie.

Artikel 12 Bruikleen informatie- en communicatievoorzieningen

Ingevolge het Besluit wordt voor de werkzaamheden noodzakelijke informatie- en communicatieapparatuur, inclusief de benodigde abonnementen, ter beschikking gesteld aan de ambtsdrager en het commissielid.

Voor de administratie wordt in een bruikleenovereenkomst vastgelegd welke faciliteiten ter beschikking zijn gesteld. Na afloop van de zittingsperiode dienen de voorzieningen weer bij de provincie ingeleverd te worden.

Artikel 13 Voorziening tijdelijke functionele beperking

De provincie vergoedt een geschikte vervoersvoorziening of stelt deze ter beschikking aan een staten- of commissielid, de commissaris of een gedeputeerde met een functionele beperking.

In het geval van functioneel beperkte Statenleden en commissieleden vallend onder de verantwoordelijkheid van Provinciale Staten, oordelen Provinciale Staten of de gewenste vervoersvoorziening geschikt is en door de provincie kan worden vergoed of ter beschikking gesteld.

In het geval van een functioneel beperkte commissaris, gedeputeerden en commissieleden vallend onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten, oordelen Gedeputeerde Staten of de gewenste vervoersvoorziening geschikt is en door de provincie kan worden vergoed of ter beschikking gesteld.

Artikel 14 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Voor bedrijfsgeneeskundige zorg voor de Statenleden, de commissaris en de gedeputeerden wordt aangesloten bij de bedrijfsgeneeskundige zorg voor de ambtenaren van de provincie.

Artikel 15 Parkeerfaciliteiten

De commissaris, gedeputeerden, staten- en commissieleden krijgen kosteloos toegang tot aangewezen parkeerfaciliteiten van de provincie indien en voor zover zij uit hoofde van hun functie aanwezig moeten zijn in het provinciehuis.

Artikelen 16-19 Betaling van kosten

In de verordening zijn drie manieren van betaling opgenomen. Ook wordt er duidelijke volgorde aangebracht in de manieren van betalen. De voorkeursvariant is rechtstreekse facturering aan de provincie. Als dat niet mogelijk is, kan de uitgave worden gedaan met een provinciale creditcard.

Alleen als de betaling niet op die manieren kan gebeuren, kan de ambtsdrager of het commissielid de betaling uit eigen middelen doen en vervolgens declareren bij de provincie. Met deze aanpak wordt zo veel als mogelijk vermeden dat privémiddelen door de commissaris of de gedeputeerde (moeten) worden gebruikt voor zakelijke uitgaven.

Ook is per betaalwijze aangegeven op welke wijze de commissaris of de gedeputeerde de uitgaven verantwoordt of declareert en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden.

De accountant toetst de toepassing van de declaratieregels voor Provinciale Staten steekproefsgewijs. Verder wordt op basis van deze toetsing jaarlijks een geaggregeerd overzicht van gedeclareerde kosten, voorzien van het oordeel van de accountant van Provinciale Staten en een algemene toelichting, gepubliceerd op de provinciale website.