Regeling vervallen per 09-07-2021

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 3 november 2020, nr. 1515514/1515526 houdende regels omtrent het mandaat en de machtiging aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland)

Geldend van 17-11-2020 t/m 08-07-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 3 november 2020, nr. 1515514/1515526 houdende regels omtrent het mandaat en de machtiging aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Overwegende dat Provinciale Staten, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Omgevingsverordening NH2020 vaststellen en dat om die reden het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland dient te worden aangepast;

Gelet op afdeling 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 32 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

Gelet op het instemmingsbesluit d.d. 5 november 2020 van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

Besluiten vast te stellen: het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

  • b.

    regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2016;

  • c.

    uitvoeringsovereenkomst (uvo): de dienstverleningsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling getroffen door de opdrachtgever en opdrachtnemer;

  • d.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • e.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de regeling;

  • f.

    Provincie: de provincie Noord-Holland;

  • g.

    Brzo 2015: Besluit risico’s zware ongevallen 2015;

  • h.

    RIE-categorie 4 (voorheen IPPC-categorie 4): chemische industrie zoals bedoeld in bijlage I onder categorie 4 van Richtlijn industriële emissies (RIE, 2010/75/EU);

  • i.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van gedeputeerde staten besluiten te nemen;

  • j.

    machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2. Mandaat en machtiging

  • 1. Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat en machtiging verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende register, dat is opgenomen als bijlage II bij dit besluit.

  • 2. De bevoegdheden bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt mandaat en machtiging verleend om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in lid 1.

Artikel 3. Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1. Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur dan wel diens plaatsvervanger ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 2. De directeur dan wel diens plaatsvervanger aan wie bij dit besluit mandaat en machtiging is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies van het college als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht toe.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat de directeur dan wel diens plaatsvervanger over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens het college worden uitgevoerd.

  • 4. De directeur dan wel diens plaatsvervanger treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4. Informatieplicht

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat en machtiging.

  • 2. In voorkomende gevallen informeert de directeur dan wel diens plaatsvervanger het college tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging die als bijlage III is opgenomen bij dit besluit in acht.

  • 3. De directeur dan wel diens plaatsvervanger en het college overleggen regelmatig over beleidsdoelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG, in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

  • 4. De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt elk tertaal conform de uitvoeringsovereenkomst een rapportage van de besluiten die in mandaat zijn genomen.

Artikel 5. Ondermandaat en ondermachtiging

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in ondermandaat en ondermachtiging opdragen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2. De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging.

  • 3. De directeur dan wel diens plaatsvervanger zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden en ondergemachtigden tevens kunnen beschikken over deze informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Ondertekening

Indien een besluit krachtens (onder)mandaat dan wel (onder)machtiging wordt genomen als bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 5 luidt de ondertekening:

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland,

namens deze,

gevolgd door:

  • de functieaanduiding

  • de handtekening

  • de naam van de (onder)gemandateerde of –(onder)gemachtigde

Artikel 7. Slot- en overgangsbepaling

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wordt ingetrokken.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, blijft op de afhandeling van besluiten op grond van hoofdstuk 12 van de Omgevingsverordening NH2020 het besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van toepassing.

  • 4. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Ondertekening

Haarlem, 3 november 2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter,

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage I. Toelichting behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  • 1.1

    Inleiding

Voor Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: Omgevingsdienst NZKG) is een gemeenschappelijke regeling getroffen, genaamd Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst NZKG 2016 (hierna: regeling). De regeling is per 1 januari 2016 gewijzigd, waarna ook het mandaat is gewijzigd met als doel harmonisatie van de mandaten van de opdrachtgevers door alle opdrachtgevers het voorgelegde modelmandaat ongewijzigd te laten vaststellen. Het mandaat dat bij de oprichting van de Omgevingsdienst NZKG is meegegeven is door de verschillende opdrachtgevers verschillend vastgesteld. De verschillen bestaan eruit dat niet elke opdrachtgever mandaat heeft verleend, meerdere opdrachtgevers zijn afgeweken van het meegegeven mandaat en dat er verschillende beperkingen en voorwaarden zijn toegevoegd. De enige verschillen komen voort uit de inbreng van een verschillend takenpakket door de opdrachtgevers.

1.1.1 Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

1.1.2Machtiging

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook machtiging verleend om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Voorbeelden hiervan zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondermachtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

1.1.3Relatie Gemeenschappelijke Regeling

Het besluit mandaat en machtiging behelst de taken die in het kader van de regeling worden ingebracht en die zich richten op het in artikel 2 van de regeling genoemde belang. In artikel 31 van de regeling is aangegeven dat geen bevoegdheden worden overgedragen. In artikel 32 van de regeling is aangegeven dat de taken in mandaat worden uitgevoerd en dat de opdrachtgevers zich verplichten dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de VTH-taken voor de BRZO en RIE 4 bedrijven in mandaat worden verleend.

1.1.4Volledig mandaat

De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige besluit mandaat en machtiging wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Het volledige mandaat geldt ook voor de plustaken. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

1.1.5 BRZO en RIE-4

De uitvoering van de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavende taken van BRZO en RIE categorie-4 bedrijven vraagt om een gespecialiseerde aanpak. Voor de uitvoering van deze taken is landelijk afgesproken dat zes omgevingsdiensten zich hierin specialiseren. Deze zes BRZO-omgevingsdiensten opereren landsdelig en zijn gevestigd in gebieden waar sprake is van een concentratie van BRZO en RIE-categorie 4 bedrijven. De Omgevingsdienst NZKG is aangewezen als de BRZO-Omgevingsdienst die voor wat betreft genoemde taken het landsdeel Noord-Holland, Flevoland en Utrecht effectief en slagvaardig gaat bedienen.

1.1.6 Model besluit mandaat en machtiging

Om de opdrachtgevers te faciliteren, is een modelbesluit opgesteld. Uitgangspunt is volledig mandaat voor alle ingebrachte taken voor alle opdrachtgevers. Dit om zoveel mogelijk uniformiteit te bereiken.

Voor de Omgevingsdienst NZKG is het immers praktisch en efficiënt als de verlening van mandaat en machtiging zo uniform mogelijk geschiedt. Een model sluit aan bij de aanbevelingen van staatssecretaris Mansveld in het ‘Rapport evaluatie van het vernieuwde VTH-stelsel waaronder het stelsel van omgevingsdiensten’ van juli 2015.

1.1.7 Inhoud Besluit mandaat en machtiging

In het besluit mandaat en machtiging is bepaald dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger bij de aan hem in mandaat en machtiging opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de provincie Noord-Holland in acht neemt.

De directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

1.1.8 Instructie omgaanmet mandaat en machtiging

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de Omgevingsdienst NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage III bij dit besluit toegevoegd.

1.2 Artikelsgewijze toelichting

1.2.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het besluit mandaat en machtiging bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.

1.2.2 Artikel 2 Mandaat en machtiging

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het besluit mandaat en machtiging. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in het eerste lid.

1.2.3 Artikel 3 Kaders uitoefeningbevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De Omgevingsdienst NZKG zal haar besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. Provincie Noord-Holland zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de Omgevingsdienst NZKG. Als er sprake is van algemene en specifieke instructies, zal de Omgevingsdienst NZKG deze toepassen. De Omgevingsdienst NZKG treedt in overleg met de provincie Noord-Holland als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de tertaalrapportages.

1.2.4 Artikel 4 Informatieplicht

De Omgevingsdienst NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de provincie Noord-Holland over de door haar uitgevoerde taken. Voor de politieke-of bestuurlijke gevoelige gevallen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde risico- en aandachts (R&A) dossiers. Regelmatig worden deze dossiers besproken met het bestuur. Daarnaast wordt de provincie geïnformeerd in de tertaalrapportages.

1.2.5 Artikel 5Ondermandaat en ondermachtiging

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en ondermachtiging en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden, dan wel ondergemachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 3 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

1.2.6Artikel 6 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat en (onder)machtiging.

1.2.7 Artikel 7 Slot- en overgangsbepaling

In dit artikel is aangegeven dat het besluit mandaat en machtiging in werking treedt op 1 november 2020. Tevens wordt aangegeven dat het mandaatbesluit, het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018, wordt ingetrokken. Dit eerdere mandaatbesluit blijft echter wel van toepassing op besluiten die vallen onder het overgangsrecht zoals opgenomen in Hoofdstuk 12 van de Omgevingsverordening NH2020. Tot slot wordt de naamsaanduiding van het besluit aangegeven.

BijlageII. Register behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

In dit register staan de taken waarvoor mandaat is verleend door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland aan de directeur van de OD NKZG.

Het gaat daarbij om de taken uit het basistakenpakket zoals genoemd in de Packagedeal en het Besluit omgevingsrecht verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de provinciale inrichtingen gelegen binnen het grondgebied van de provincie Noord-Holland. Daarnaast gaat het om projecten van provinciaal belang, gesloten stortplaatsen en windparken gelegen binnen het grondgebied van de provincie Noord-Holland. Daarnaast voert de OD NZKG ook andere taken uit zoals genoemd in het register hieronder. Denk hierbij aan de taken in het kader van de Waterwet, Provinciale milieuverordening Noord-Holland en het SER energieakkoord en milieuregelgeving energiebesparing.

Hierbij is onderstaande van belang.

Wabo

De OD NZKG voert bij de provinciale inrichtingen (inclusief de niet gesloten stortplaatsen èn inrichtingsactiviteiten in, op, onder of over een gesloten stortplaats), projecten van provinciaal belang en windparken voor wat betreft de vergunningverlening alle activiteiten uit genoemd in artikel 2.1 en 2.2. van de Wabo en de activiteiten op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Projecten zijn van provinciaal belang als GS daarover een besluit heeft genomen. Tevens voert de OD NZKG het toezicht en de handhaving ten aanzien van deze activiteiten bij de provinciale inrichtingen, projecten van provinciaal belang en windparken uit.

Uitgezonderd zijn de volgende bedrijven:

Grond en Reststoffen IJmond BV

Wijkermeerweg

22a

1948 NW

Beverwijk

Kras Recycling B.V.

Zeedijk

1

1131 GG

Edam-Volendam

Bek en Verburg

Westerduinweg

7

1976 BV

Velsen

MAIN BV

Loggerstraat

2

1976 CX

IJmuiden

RWS, Rijkswaterstaat, Averijhaven, Baggerspeciedepot

Reyndersweg

100

1951 LB

Velsen-Noord

Voor de meest recente lijst van bedrijven, neem contact op met het team opdrachtgeversoverleg via het e-mailadres: oga@noord-holland.nl.

Bodem

De OD NZKG voert de taken uit voortvloeiend uit de Wet bodembescherming inclusief de vergunningverlening op spoedlocaties. Deze taken gelden binnen het grondgebied van de gemeenten Haarlemmermeer, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel. Daarnaast gelden deze taken ook voor alle BRZO en/of RIE-4 inrichtingen in de provincie Noord-Holland uitgezonderd de BRZO en/of RIE-4 inrichtingen gelegen binnen het grondgebied van de gemeenten Alkmaar en Haarlem. OD NZKG voert niet het toezicht en handhaving ten aanzien van de spoedlocaties zoals aangewezen op de MTR-lijst bij het convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 uit.

De OD NZKG voert de taken met betrekking tot zorgplicht ex artikel 13 Wbb uit binnen het grondgebied van de gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Uithoorn, Ouder-Amstel en Zaanstad en voor alle BRZO en/of RIE-4 inrichtingen in de provincie Noord-Holland.

De OD NZKG voert de taken met betrekking tot de bevoegdheden uit het Besluit bodemkwaliteit uit voor alle provinciale inrichtingen binnen het grondgebied van de gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Uithoorn, Ouder-Amstel en Zaanstad en voor de provinciale inrichting Tata Steel te Velsen.

Ten behoeve van het project Versterking Markermeerdijken, hebben Gedeputeerde Staten aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied mandaat verleend voor de uitvoering van de vergunning-, toezicht- en handhavingsbodemtaken. Dit omdat het voor een efficiënte en effectieve uitvoering gewenst is deze taken in één hand te houden. Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project. De mandaten aan de Omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland Noord zijn op dit onderdeel aangepast.

Het heffen van leges is geregeld in een apart mandaatbesluit van de Inspecteur der belastingen van de provincie Noord-Holland.

Afkortingen

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Bbk

Besluit bodemkwaliteit

Blbi

Besluit lozen buiten inrichtingen

Bor

Besluit omgevingsrecht

Bouwverordening

Bouwverordening van de gemeente waar het bedrijf is gelegen

EED

Europese Energie-Efficiency Richtlijn

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334);

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

VOS

Vluchtige organische stoffen

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

Who

Wet hergebruik van overheidsinformatie

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

Wro

Wet ruimtelijke ordening

 

Nummer

Verleend mandaat

Toelichting/instructie

  • 1.

    Algemeen

1.1

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister

Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat of machtiging is verleend omvat dit - voor zover relevant - onder meer:

  • behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;

  • het vragen van aanvullende gegevens op grond van artikel 4:5 van de Awb;

  • de voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) of Titel 4.1 van de Awb (reguliere/korte procedure);

  • het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

  • opschorten beslistermijn op grond van paragraaf 4.1.3.1 van de Awb;

  • Het verlengen van beslistermijnen;

  • bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb;

  • een aanvraag buiten behandeling laten op grond van artikel 4:5 van de Awb;

  • vereenvoudigde afdoening op grond van artikel 4:6 van de Awb;

  • het horen op grond van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb;

  • het voldoen aan publicatieverplichtingen;

  • alle overige procedurestappen en -besluiten.

Het mandaat omvat niet het beantwoorden van vragen van PS.

1.2

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

1.3

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving.

1.4

Voeren van bestuursrechtelijke procedures

Omvat het voeren van verweer inclusief het vertegenwoordigen ter zitting, en alle overige proceshandelingen zoals bijvoorbeeld het vaststellen en indienen van verweerschriften, het verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure.

Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers schriftelijk machtigen. Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v. een tussenuitspraak.

Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.

Als sprake is van schikken met financiële gevolgen voor de provincie Noord-Holland dan is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).

Uitgezonderd zijn beroepsprocedures over windturbines op grond van artikel 9f Elektriciteitswet in het kader van het project Wind op Land. 

Uitgezonderd is het beslissen of rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.

1.5

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

1.6

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan

Het gaat om bezwaar, beroep of voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van gedeputeerde staten een procesbesluit te worden genomen.

1.7

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e, van de Provinciewet door het college van gedeputeerde staten een procesbesluit te worden genomen.

1.8

Behandelen van een klacht op grond van titel 9.1 van de Awb

Het betreft een klacht over de wijze waarop de OD NZKG, dan wel een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de OD NZKG, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen bij de uitoefening van een bevoegdheid die is opgenomen in dit register

1.9

Uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb (dwangsom bij niet tijdig beslissen)

Het gaat hierbij over de mogelijkheid ingevolge de Awb dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt bij niet tijdig beslissen op een aanvraag.

1.10

Uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in titel 4.4 van de Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van aanmaning en invordering bij dwangbevel (afdeling 4.4.4 van de Awb)

Het betreft naast invordering van dwangsommen ook andere bestuursrechtelijke geldschulden zoals subsidies. Het daadwerkelijke financiële traject wordt niet door de OD NZKG uitgevoerd.

1.11

Beslissen op verzoeken om schadevergoeding

Het gaat hierbij om een vergoeding van geleden schade t.g.v. (on)rechtmatige besluiten dan wel feitelijke handelingen in het kader van de gemandateerde bevoegdheden.

In gevallen waarbij zowel de provincie als de Omgevingsdienst is betrokken is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).Tevens vindt afstemming plaats met de verzekeraar.

1.12

Overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld havendiensten, luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio's etc. 

  • 2.

    Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

2.1

Zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten in de openbare registers bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op grond van artikel 15 van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Provinciale beperkingenbesluiten moeten worden ingeschreven in de openbare registers bij het Kadaster. Het mandaat omvat tevens het ter inschrijving aanbieden van rechterlijke uitspraken volgend op een beperkingsbesluit, voor zover daaruit een publiekrechtelijke beperking voortvloeit dan wel deze daarbij wordt gewijzigd of komt te vervallen (een niet-ontvankelijk verklaring valt niet onder de aanwijzing). Voorbeelden van beperkingenbesluiten: aangewezen beschikkingen Wet bodembescherming, Ontgrondingenwet en Waterwet. Handhavingsbesluit op grond van de Wabo waarin is bepaald dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. Verder besluiten op grond van de artikelen 13, 13a, 13b, 14, 15, 17 en 92 van de Woningwet. Dit betreft zowel besluiten waarbij voorzieningen moeten worden getroffen als het eventuele handhaven daarvan, indien dit niet is gebeurd. Ook dan geldt de inschrijvingsplicht alleen voor zover er is bepaald dat rechtsopvolging geldt.

  • 3.

    Wet openbaarheid van bestuur en Wet hergebruik van overheidsinformatie

3.1

Beslissen omtrent verzoeken om informatie alsmede het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob

Het gaat om het beslissen op een verzoek om informatie of het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

Indien nodig vindt afstemming met GS plaats. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).

3.2

Behandelen van en beslissen op verzoeken om hergebruik van informatie als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Who

Het gaat om het behandelen van en beslissen op een verzoek om hergebruik van informatie op grond van de Who, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

  • 4.

    Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

4.1

Opvragen van bibob-gegevens en bescheiden.

Het gaat om het opvragen van de gegevens als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob die nodig zijn voor het verrichten van een bibob-onderzoek.

  • 5.

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

5.1

Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 van de Wabo.

Het gaat om een omgevingsvergunning voor de verschillende aspecten. Naast milieu gaat het om alle andere aspecten genoemd in deze artikelen, te weten bouw, aanleg, gebruik, brandveilig gebruik, sloop, aanleg weg, uitweg, alarminstallatie, kap, reclame, opslag, monumenten. Verder gaat het ook om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm). Natuur kan onderdeel zijn van de vergunning. De RUD NHN levert daarvoor inhoudelijk advies aan bij de OD NKZG.

Bij de omgevingsvergunning voor het aspect gebruik gaat het om het afwijken van het geldende bestemmingsplan of inpassingsplan. De bevoegdheid van PS om een verklaring van geen bedenkingen te verlenen kan niet worden gemandateerd.

Omvat tevens het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD neemt het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan. Indien nodig worden voorwaarden omtrent het kostenverhaal in de omgevingsvergunning opgenomen. Het verhalen van de kosten ligt bij de opdrachtgever.

De bevoegdheid kan tevens worden uitgeoefend indien sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico als bedoeld in het Bevi.

Voorafgaand overleg met GS is vereist. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt met het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).

5.2

Beslissen op aanvragen om een beschikking met betrekking tot de eerste of tweede fase als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo

Op verzoek van de aanvrager kan de omgevingsvergunning in twee fasen worden verleend. Er wordt dan er eerst een beschikking voor de eerste fase en daarna voor de tweede fase verleend. De aanvrager moet wel bij de eerste fase al aangegeven waar de 2e fase betrekking op heeft.

5.3

Wijzigen, ambtshalve of op verzoek, van (de voorschriften van) een eerder verleende omgevingsvergunning, als bedoeld in de artikelen 2.31 en 2.31a van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften te wijzigen in de in artikel 2.31, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel is het een bevoegdheid.

5.4

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd is op grond van een vergunningvoorschrift

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

5.5

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten

Ingevolge artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.

5.6

Behandelen van een verzoek om de omgevingsvergunning over te dragen als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo

Het gaat om het overdragen op naam van een omgevingsvergunning van de ene vergunninghouder naar de ander.

5.7

Intrekken, ambtshalve of op verzoek, van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om de omgevingsvergunning in te trekken in de in artikel 2.33, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel (onder andere: intrekking op verzoek van de vergunninghouder en intrekking indien geen gebruik wordt gemaakt van een omgevingsvergunning) is het een bevoegdheid.

5.8

Adviseren van andere bestuursorganen inzake een omgevingsvergunning

In sommige gevallen dient een advies te worden gevraagd aan een ander bestuursorgaan voordat een vergunning kan worden verleend. Dit kan ook een verklaring van geen bedenkingen zijn.

5.9

Indienen van zienswijzen tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning

In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan.

5.10

Afgeven van een verklaring van geen bedenkingen voor ondergrondse opslagstoffen voor inrichtingen die vallen onder artikel 3.3, vierde lid, onder a, van het Bor, op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken.

Grondslag is artikel 6.8 Bor. Het gaat om een vvgb (verklaring van geen bedenkingen) voor het ondergronds opslaan van afvalstoffen afkomstig van buiten het mijnbouwwerk dan wel gevaarlijke stoffen.

  • 6.

    Coördinatie besluitvorming (Wro -) Waterwet - Wabo

6.1

Uitbrengen of vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder ten behoeve van de samenhang tussen de omgevingsvergunning en de Waterwetvergunning

Het betreft het uitbrengen van advies namens het bevoegd gezag (Wabo) aan de waterkwaliteitsbeheerder die de Waterwetvergunning afgeeft.

6.2

Coördineren van besluiten ter verwezenlijking van projecten van provinciaal belang als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, van de Wro en het nemen van besluiten op grond van artikel 3.33, derde lid, van de Wro.

Het gaat om het project Zee toegang IJmond waarbij de provinciale coördinatieregeling is toegepast. Het mandaat omvat tevens het nemen van besluiten waarvoor de provincie op grond van artikel 3.33, derde lid, van de Wro de bevoegdheid naar zich toe heeft getrokken. Het betreft onder meer de verlening van vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en de afhandeling van meldingen. Het besluit om de provinciale coördinatieregeling toe te passen (en al dan niet gebruik te maken van 3.33, derde lid, van de Wro) is voorbehouden aan Provinciale Staten.

6.3

Voorbereiden van besluiten als bedoeld in artikel 3.34, eerste lid, van de Wro

Het gaat om gevallen waarin een bestuursorgaan, uitgezonderd een bestuursorgaan van het Rijk, dat in eerste aanleg bevoegd is een besluit als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, onder a of b van de Wro, te nemen, niet of niet tijdig overeenkomstig de aanvraag beslist, dan wel een beslissing neemt die naar het oordeel van gedeputeerde staten wijziging behoeft. In dat geval kunnen gedeputeerde staten, na overleg met het betreffende bestuursorgaan, zelf een beslissing nemen. Dit besluit treedt dan in de plaats van het besluit van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan. Het mandaat betreft alleen de voorbereiding van deze besluiten. Het besluit om van deze bevoegdheid gebruik te maken is voorbehouden aan gedeputeerde staten.

6.4

Coördineren van de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 6.27 van de Waterwet en omgevingsvergunningen zoals bedoeld in paragraaf 3.5 van de Wabo

Het gecoördineerd behandelen watervergunning en omgevingsvergunning milieu bij een IPPC bedrijf.

  • 7.

    Woningwet

7.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet

Het gaat om toezicht op en handhaving van de zorgplicht bij bouwwerken. Voldaan moet zijn aan de eisen (met betrekking tot veiligheid en gezondheid) van het Bouwbesluit.

7.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 7b en 8 van de Woningwet

Het bij omgevingsvergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel een deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.

Het gaat om de bouwverordening van de gemeente waar de provinciale inrichting of het project van provinciaal belang is gelegen.

7.3

Beslissen dat het uiterlijk van een bouwwerk genoemd in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en b, van de Woningwet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

Het gaat om het toepassen van de zogenoemde excessenregeling (handhavend optreden als sprake is van een ernstige schending van redelijke eisen van welstand).

7.4

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 13 t/m 17 van de Woningwet

Het gaat om het opleggen van voorzieningen bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit.

  • 8.

    Bouwbesluit 2012/Bouwverordening

8.1

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bouwbesluit 2012 en de ter plaatse geldende bouwverordening

Het gaat onder meer om het verlenen van ontheffingen (waaronder voor geluidhinder), het opleggen van nadere voorwaarden (gebruiksmelding, sloopmelding), het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling en de toezicht op asbestsanering door bedrijven. Dit laatste omvat mede het uitoefenen van bevoegdheden van het Asbestverwijderingsbesluit 2015. Het gaat om de bouwverordening van de gemeente waar het bedrijf of project van provinciaal belang is gelegen.

  • 9.

    Wet basisadministratie adressen en gebouwen

9.1

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente, die zorg draagt voor de inschrijving. Voor bouwplannen met als bevoegd gezag provincie geldt dat het wordt aangeboden aan de gemeente waar het bouwwerk is gelegen.

  • 10.

    Waterwet

10.1

Be- en afhandelen van een melding op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit juncto artikel 4.103 van de Omgevingsverordening NH2020 (bodemenergiesystemen niet meer dan 10 kubieke meters per uur)

Artikel 6:11 van het Waterbesluit bevat in het eerste lid een meldplicht voor degene die grondwater gaat onttrekken of water gaat infiltreren, indien dat onttrekken of infiltreren niet vergunningplichtig is ingevolge artikel 6.4, eerste lid, onder b van de Waterwet

10.2

Beslissen op een aanvraag op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Waterwet.

Gaat om het beslissen op een aanvraag om een watervergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water van meer dan 150.000 m3 per jaar t.b.v. een industriële toepassing of t.b.v. de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem.

10.3

Beslissen op een aanvraag die ziet op een samenstel van handelingen, waarvoor meer dan één bestuursorgaan bevoegd is ingevolge artikel 6.17, eerste lid, van de Waterwet, inclusief adviseren dan wel medebetrokken bestuursorganen in de gelegenheid stellen advies te geven ingevolge artikel 6.17, derde lid, van de Waterwet.

Het gaat hierbij om gevallen waarbij sprake is van een samenstel van handelingen, waarvoor meer dan één bestuursorgaan bevoegd is voor de watervergunning. Er wordt in dergelijke gevallen één watervergunning verleend door één bevoegd gezag. De betrokken bestuursorganen die niet bevoegd gezag zijn, hebben het recht om advies te geven over de aanvraag of het ontwerpbesluit.

10.4

Beslissen dat een revisievergunning ingevolge artikel 6.18 van de Waterwet moet worden aangevraagd, dan wel ambtshalve verlenen van een revisievergunning ingevolge artikel 6.19 van de Waterwet.

Het gaat hierbij om het naar aanleiding van een aanvraag besluiten dat een revisievergunning moet worden aangevraagd dan wel het ambtshalve verlenen van een revisievergunning. Indien bepaald is dat een revisievergunning moet worden aangevraagd, worden andere aanvragen tot wijziging van één van de betrokken watervergunningen buiten behandeling gelaten.

10.5

Wijzigen of aanvullen van een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen en het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning ingevolge artikel 6.22 van de Waterwet.

Het gaat hierbij om het wijzigen of aanvullen van een vergunning ingevolge de Waterwet en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in de zin van artikel 6.22, eerste lid, van de Waterwet.

Artikel 6.22, tweede en derde lid, van de Waterwet zien op het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning ingevolge de Waterwet.

10.6

Bijhouden van het grondwaterregister zoals aangegeven in artikelen 11.4 en 11.5 van de Omgevingsverordening NH2020 ten behoeve van de onder 10.1 tot en met 10.5 genoemde bevoegdheden.

Het gaat hierbij om het inschrijven van inrichtingen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit worden verstrekt. Voorts worden in het grondwaterregister vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

  • 11.

    Wet luchtvaart – Luchthavenindelingsbesluit

11.1

Aanvragen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart

Het gaat om aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenindelingsbesluit. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.

11.2

Beslissen op grond van artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart (voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik)

Het gaat om het verlenen van ontheffingen voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein, niet zijnde een luchthaven, voor starts en landingen van luchtvaartuigen zoals een helikopter.

  • 12.

    Wet Milieubeheer

12.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 9, 10, 11a, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wm gestelde regels

Algemene regels, die niet in de omgevingsvergunning worden geregeld (bv gelijkwaardigheid/maatwerkvoorschrift/meldingen etc conform het Activiteitenbesluit en de rechtstreeks werkende EED-richtlijn o.g.v. H8 Wm; toepassing afvalstoffen en verlenen ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 10 Wm; PRTR-verslag conform PRTR-Verordening als genoemd in titel 12.3 van de Wm; ongewoon voorval (bv asbestbrand) als bedoeld in H17; openbaar maken van milieugegevens op verzoek als opgenomen in H19) en beroepsprocedures. Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa), Vuurwerkbesluit waaronder opslag, ontbrandingstoestemming en melding vuurwerkontsteking, Besluit lozen buiten inrichtingen (tevens gebaseerd op Wbb), Besluit bodemkwaliteit (tevens gebaseerd op Wbb), BRZO, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen etc. Verder gaat het ook om ontheffingverlening van het stortverbod voor het storten buiten inrichtingen (artikel 10.63, tweede lid Wm) en om ontheffingverlening zorgplicht riolering (artikel 10.33, derde lid Wm). Het gaat bij deze mandaatbevoegdheid niet om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.

12.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels

Het gaat hier om besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben. Voor sommige activiteiten is het verplicht om een m.e.r. uit te voeren. En voor sommige activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of een milieueffect-rapport moet worden opgesteld.

12.3

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid op grond van artikel 12.13 van de Wm ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 12.12 van de Wm

Het gaat hierbij om gegevens van inrichtingen zoals aangegeven in Registratiebesluit Externe Veiligheid. De bevoegde gezagen voor de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt..

  • 13.

    Ontgrondingenwet

13.1

Beslissen op een aanvraag op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet, inclusief het wijzigen of intrekken van een vergunning op grond van de Ontgrondingenwet en het coördineren van de voorbereiding van de voor de ontgronding benodigde besluiten op grond van artikel 10a, eerste lid, van de Ontgrondingenwet.

Het betreft het beslissen op een aanvraag om een ontgrondingenvergunning, inclusief het intrekken of wijzigen van een dergelijke vergunning. De bevoegdheid omvat tevens de coördinatie van de voorbereiding van de voor de ontgronding benodigde besluiten wanneer de aanvrager daarom verzoekt.

13.2

Adviseren indien de Minister het bevoegd gezag is voor het verlenen, intrekken dan wel wijzigen van de vergunning ingevolge artikel 10, derde lid, van de Ontgrondingenwet.

Het gaat hierbij om het adviseren van de Minister indien deze ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Ontgrondingenwet het bevoegd gezag is.

  • 14.

    Elektriciteitswet 1998

14.1

Coördineren en beslissen op grond van artikel 9f, eerste en tweede lid en artikel 9d eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998.

Het gaat om besluiten voor windturbines c.q windturbineparken met een vermogen van 5-100 MW, zoals genoemd in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten. Deze worden gecoördineerd behandeld.

Uitgezonderd zijn de windparken vallend in het project Wind op Land.

  • 15.

    Milieu

Bescherming Waterwinning

15.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van paragraaf 4.2.2 van de Omgevingsverordening NH2020, inclusief het verstrekken en inwinnen van adviezen.

Uitgezonderd is de bevoegdheid tot het aanwijzen van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden.

Gesloten stortplaats

15.2

Beslissen op grond van artikel 4.53, eerste lid van de Omgevingsverordening NH2020 voor activiteiten ten aanzien van nazorg van de in artikel 4.50 genoemde stortplaatsen.

Het gaat om het beslissen op een aanvraag om ontheffing in het belang van de bescherming van de nazorgvoorzieningen van de gesloten stortplaats.

Ten aanzien van de uitvoering van de nazorg gesloten stortplaats door de provincie wordt advies gevraagd bij GS. Afstemming vindt plaats via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk)

Wm rioleringen

15.3

Beslissen op grond van artikel 10.33, derde lid van de Wm, inclusief het vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder

Het gaat om ontheffing van gemeentelijke rioleringsplicht

  • 16.

    Wet geluidhinder

16.1

Uitvoeren van zonebeheer zoals bedoeld in artikel 163, het opstellen van een zonebeheerplan zoals bedoeld in artikel 164 en het verlangen van gegevens zoals bedoeld in 165 van de Wet geluidhinder

Het betreft het zorgdragen dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidsruimte binnen zones van industrieterreinen en het opstellen van een zonebeheerplan ter vervulling van deze taak. Het omvat niet industrieterreinen waarop zich inrichtingen bevinden als bedoeld in artikel 170, eerste lid, van de Wet geluidhinder. Voor die industrieterreinen draagt de Minister voor genoemde taken zorg.

  • 17.

    Besluit geluidsproductie sportmotoren

17.1

Beslissen op grond van artikel 3 van het Besluit geluidproductie sportmotoren

Het betreft een ontheffing voor het gebruik van sportmotoren buiten de daartoe aangewezen terreinen.

  • 18.

    Wet bodembescherming

18.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk III van de Wet bodembescherming

Het gaat om de zorg- en herstelplicht bodem van artikel 13 van de Wbb. Daarnaast het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is tevens gebaseerd op de Wet milieubeheer. Het gaat onder meer om het uitoefenen van bevoegdheden uit hoofdstuk 7 van de Wbb. Zorgplicht artikel 13 Wbb: Het mandaat geldt voor het gehele grondgebied van de OD NZKG en ook voor de BRZO- en/of RIE-4-bedrijven in de rest van de provincie Noord-Holland. Besluit bodemkwaliteit: Het mandaat geldt voor alle provinciale inrichtingen binnen het grondgebied van de OD NZKG en ook voor de inrichting Tata Steel.

Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan Waterwet Versterking Markermeerdijken en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 31 oktober 2018 en de Projectplannen Durgerdam en Katwoude, na goedkeuring van deze plannen door Gedeputeerde Staten.

Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord dienen de desbetreffende omgevingsdiensten hierover geïnformeerd te worden.

Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project Versterking Markermeerdijken

18.2

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk IV paragrafen 1 t/m 3a Wet bodembescherming (oude en nieuwe gevallen van bodemverontreiniging) en artikel 63c Wbb (samenloopgevallen landbodemverontreiniging met verontreiniging bodem of oever oppervlaktewaterlichaam)

Betreft 'bevoegd gezag Wbb'-taken, waaronder het nemen van maatregelen n.a.v. een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 30 Wbb. Omvat tevens taken en bevoegdheden m.b.t. Besluit uniforme saneringen (en regeling voor klein grondverzet).

Het mandaat geldt voor het grondgebied van bij de ODNZKG aangesloten gemeenten met uitzondering van de gemeenten Amsterdam en Zaanstad.

Het mandaat geldt ook voor de BRZO- en/of RIE-4-bedrijven in de rest van de provincie Noord-Holland. Het mandaat geldt niet voor de gemeenten Haarlem en Alkmaar (omdat zij zelf bevoegd gezag Wbb zijn).

Van het mandaat is uitgezonderd toezicht en handhaving ten aanzien van de spoedlocaties (zoals aangewezen op MTR-lijst bij convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020). Het mandaat omvat wel de vergunningverlening ten aanzien van deze spoedlocaties.

Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan Waterwet Versterking Markermeerdijken en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 31 oktober 2018 en de Projectplannen Durgerdam en Katwoude, na goedkeuring van deze plannen door Gedeputeerde Staten.

Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord dienen de desbetreffende omgevingsdiensten geïnformeerd te worden.

Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project Versterking Markermeerdijken.

  • 19.

    Besluit lozen buiten inrichtingen

19.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens Besluit lozen buiteninrichtingen

Het besluit lozen buiten inrichtingen is gebaseerd op zowel de Wm als de Wbb. Het gaat hier om het lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek of vanuit een bodemsanering voor zover dat plaatsvindt buiten een inrichting en er sprake is van lozen dieper dan 10 meter in de bodem en de overige indirecte lozingen genoemd in het Blbi waarvoor de provincie bevoegd is (lozingen dieper dan 10 meter).

  • 20.

    Toezicht en handhaving

20.1

Aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 5.11 van de Awb, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb. Het geldt onder meer voor artikel 5.10, derde lid, van de Wabo.

20.2

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 122 Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb, wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in de voorgaande hoofdstukken 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole. Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Ontgrondingenwet, Wet geluidhinder, Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving, en de in de voorgaande hoofstukken genoemde verordeningen, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan.

Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt, concept-handhavingsbesluiten en het horen voorafgaand aan het opleggen van een handhavingsbesluit.

Omvat tevens het uitvoeren van toezicht en handhaving van alle provinciale windparken in de provincie Noord-Holland, ook het project Wind op Land.

20.3

Het mandaat onder 20.2 omvat tevens toezicht en handhaving bij de regionale luchthavens van de regels en grenswaarden van de Luchthavenregeling of het Luchthavenbesluit

Het gaat hierbij om het uitvoeren van toezicht en handhaving waaronder het opleggen van een maatregel, het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom ambtshalve dan wel naar aanleiding van een verzoek met betrekking tot regionale luchthavens waarvoor een Luchthavenbesluit of een Luchthavenregeling geldt, voor wat betreft het landzijdig gebruik van de luchthaven, op grond van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart en daarop gebaseerde regelgeving.

20.4

Het mandaat onder 20.2 omvat tevens toezicht en handhaving van artikel 8.49 van de Wet milieubeheer betreffende het nazorgplan gesloten stortplaats

Het gaat hierbij om het uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom naar aanleiding van het nazorgplan gesloten stortplaats. Instemmen ingevolge artikel 8.49 van de Wet milieubeheer met het nazorgplan wordt door de provincie zelf uitgevoerd.

20.5

Het mandaat onder 20.2 omvat tevens handhaving van op grond van artikel 27 lid 2 Wbb (door het bevoegd gezag Wbb) gegeven aanwijzingen voor de aanpak van een nieuw geval van bodemverontreiniging binnen een inrichting ten aanzien waarvan de OD NZKG namens opdrachtgever milieutoezicht en handhaving uitvoert

 

20.6

Uitoefenen van bevoegdheden op grond van paragraaf 5.4 van de Wabo

Het betreft de specifieke toezichts- en handhavingsbevoegdheden die in de Wabo zijn opgenomen, waaronder: bestuursdwang bij niet meewerken aan toezicht, verruiming reikwijdte bestuursdwang (staken van bouwen, gebruiken of slopen), zakelijke werking sanctiebesluiten en intrekking van een verleende vergunning of ontheffing als sanctie.

20.7

Uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van artikel 5.17 Wabo

Het betreft het stilleggen van bouw- en sloopwerkzaamheden (bouwstop).

20.8

Het mandaat onder 20.7 omvat tevens het uitoefenen van taken op grond van artikel 6.21 van de Wro

Het gaat om het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig wordt betaald.

20.9

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de ODNZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

20.10

Uitoefenen van overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb in het kader van de last onder bestuursdwang of last onder dwangsom

In het kader van toepassen bestuursdwang: o.a. het aanwijzen van personen voor het betreden van een plaats, afgeven machtiging binnentreden woning. In het kader van last onder dwangsom: o.a. opheffen, looptijd opschorten of dwangsom verminderen. Het kan ook betreffen het opleggen van een bouwstop.

20.11

Beslissen op een verzoek om handhavend op te treden

Elke belanghebbende en sommige bestuursorganen kunnen een verzoek om handhaving indienen.

20.12

Beslissen op een gedoogverzoek

Het gaat hier om het beslissen op een verzoek om af te zien van handhavend optreden.

20.13

Intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 5.19 van de Wabo

Het gaat hier om het intrekken van (een deel van) de omgevingsvergunning als sanctie. Met uitzondering van het intrekken van (een deel van) een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

20.14

Feitelijk effectueren van bestuursdwang

Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van bestuursdwang na het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel van de gemaakte kosten) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

20.15

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

20.16

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door de provincie Noord-Holland zelf uitgevoerd.

20.17

Indienen van een verzoek om handhaving

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

20.18

Opleggen van bestuurlijke boete ingevolge artikel 11.23 van de Wet luchtvaart juncto titel 5.4 van de Awb

Het gaat hier om artikel 11.23 van de Wet luchtvaart. Ingevolge dit artikel kan een bestuurlijke boete worden opgelegd bij overtreding van voorschriften uit TUG-ontheffingen, en van regels uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling alsmede bij overtreding van een voorgeschreven maatregel vanwege het niet voldoen aan grenswaarden uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling.

20.19

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie - en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie

 

20.20

Maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de OD werkzame BOA's

 

20.21

Samenwerken met de landelijke opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD

 

20.22

Opvragen en delen van informatie met instanties als politie

Het gaat om het uitwisselen van informatie t.b.v. strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk onderzoek.

Bijlage III Algemene instructie uitoefening Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2018 provincie Noord-Holland

Artikel 1 Informeren van het bevoegd gezag

In voorkomende gevallen informeert de directeur de wethouder/gedeputeerde tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard;

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de wethouder/gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden 1 , gevolmachtigden en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatbesluit verleende mandaat, volmacht en machtiging.

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid

    in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen

Bijlage IV Toelichting Algemene instructie

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur ODNZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij informeren van het bevoegd gezag met individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De ODNZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk- gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de ODNZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

  • Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de ODNZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de ODNZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.

Uitgegeven op <datum> 2020

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris


Noot
1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat