Regeling vervallen per 30-11-2010

Waterleidingverordening voor Noord-Holland

Geldend van 30-11-2010 t/m 29-11-2010

Intitulé

Waterleidingverordening voor Noord-Holland

De Staten der provincie Noordholland,

Gezien de voordracht van Gedeputeerde Staten;

Besluiten:

Vast te stellen de navolgende

VERORDENING betreffende de winning en de levering van water in de provincie Noordholland.

Artikel 1

Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten

  • a.

    een waterleidingbedrijf op te richten;

  • b.

    het verzorgingsgebied van een bestaand waterleidingbedrijf uit te breiden;

  • c.

    leidingwater te leveren dan wel door middel van eene buisleiding te vervoeren.

Artikel 2

Op eene aanvrage om vergunning, als in het vorig artikel bedoeld, wordt door Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na het inkomen der aanvrage beschikt, doch niet dan nadat Burgemeester en Wethouders der gemeenten, voor welker gebied de vergunning is gevraagd en, indien voor dit gebied reeds aan anderen eene vergunning, als in deze verordening bedoeld, was verleend, ook deze vergunninghouders zijn gehoord of althans op behoorlijke wijze in de gelegenheid zijn gesteld hun gevoelen omtrent de aanvrage kenbaar te maken.

Artikel 3

De vergunning kan voor niet langer dan veertig jaren worden verleend.

Artikel 4

Gedeputeerde Staten verbinden aan eene door hen te verlenen vergunning zoodanige voorwaarden en bepalingen als hun ter verzekering van eene doelmatige watervoorziening in de gehele provincie voorkomt noodig te zijn.

Een door de Provinciale Staten vast te stellen reglement geeft omtrent deze voorwaarden algemeene voorschriften, welke bij het verleenen van vergunning in acht genomen worden.

Dit reglement bepaalt tevens, van welke voorschriften in bepaalde gevallen ontheffing kan worden verleend.

Artikel 5

Eene aanvrage om vergunning kan alleen worden geweigerd op grond van redenen, ontleend aan het belang eener doelmatige watervoorziening in de geheele provincie. Het daartoe strekkende besluit bevat de redenen der weigering.

Van elke door hen genomen beschikking op eene aanvrage om vergunning geven Gedeputeerde Staten, in de eerstvolgende gewone zitting kennis aan de Provinciale Staten, onder mededeeling der redenen, die tot het nemen dier beschikking hebben geleid.

Artikel 6

Van eene beslissing van Gedeputeerde Staten, houdende het verleenen of weigeren van eene vergunning, staat beroep open bij den Koning. Dit beroep kan worden ingesteld: bij weigering van de vergunning door hem, die de vergunning heeft aangevraagd, binnen 30 dagen nadat hem van die beslissing is kennis gegeven; bij het verleenen van de vergunning door den Raad der gemeente of gemeenten, waarvan volgens artikel 2 Burgemeester en Wethouders door Gedeputeerde Staten zijn gehoord, binnen 30 dagen, nadat aan gemeld college van het verleenen der vergunning is kennis gegeven.

Artikel 7

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd eene vergunning vervallen te verklaren, wanneer de vergunninghouder niet nakomt de voorwaarden of bepalingen, aan de hem verleende vergunning verbonden.

Artikel 8

Na verloop van den termijn, voor welken de vergunning werd verleend, alsmede in het geval bij artikel 7 dezer verordening voorzien, is de vergunninghouder verplicht, op eerste aanzegging van Gedeputeerde Staten, al hetgeen hem diende tot winning, levering of vervoer van water op te ruimen.

Artikel 9

Rechthebbenden op en beheerders en gebruikers van openbare en andere werken, gronden en wateren, voorzoover dit niet zijn afgesloten tuinen of erven, die met bewoonde perceelen een geheel vormen, zijn verplicht om, overeenkomstig de aanwijzing van Gedeputeerde Staten, ten behoeve van de levering van water, den aanleg, de instandhouding en zoo noodig de verplaatsing van de daarvoor noodige werken tot geleiding van het water en de daarmee in verband staande ondersteuningswerken in, op, aan of boven die werken, gronden en wateren te gedoogen, mits de vergunninghouder, of in de gevallen, bedoeld in artikel 14, de Provincie of de Gemeente zich schriftelijk tegenover hen verbonden heeft, alle voor hen daaruit voortvloeiende schade te vergoeden.

Onder gelijk voorbehoud zijn de rechthebbenden op boomen en beplantingen, welke zich niet bevinden in met bewoonde perceelen een geheel vormende afgesloten tuinen of erven, verplicht om, overeenkomstig de aanwijzing van Gedeputeerde Staten, ten behoeve van de levering van water de noodige snoeiing of opruiming dier boomen en beplantingen te gedoogen.

Door den aanleg der werken wordt geen verandering in de bestemming en zoo min mogelijk belemmering in het gebruik en het genot der gronden en wateren gebracht.

Ook vóórdat omtrent de schadevergoeding overeenstemming is verkrgen of uitspraak is gedaan, kan tot de uitvoering der in dit artikel bedoelde werkzaamheden worden overgegaan.

Van de bepalingen van dit artikel zijn uitgezonderd de openbare werken, gronden en watere, in beheer bij het Rijk.

Gedeputeerde Staten stellen regelen vast omtrent de wijze, waarop bij de toepassing van dit artikel de plannen der uit te voeren werken ter kennis van belanghebbenden worden gebracht, alsmede omtrent de wijze, waarop dezen hunne bezwaren hiertegen bij Gedeputeerde Staten kunnen indienen.

Artikel 10

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraf hij, die zonder de vereischte vergunning een waterleidingbedrijf uitbreidt, leidingwater levert of door middel van eene buisleiding vervoert dan wel de voorwaarden of de bepalingen, aan de hem verleende vergunning verbonden, niet nakomt.

Artikel 11

Vervallen.

Artikel 12

Met het toezicht op en de zorg voor de naleving dezer verordening zijn behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, belast de ambtenaren van den Provinciale Waterstaat en zij, die door Gedeputeerde Staten daartoe zullen worden aangewezen.

Artikel 13

Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel: “Waterleidingverordening voor Noord-Holland”.

Artikel 14

Eene vergunning, als in artikel 1 onder a, b en c bedoeld, wordt niet vereischt wanneer het geldt een waterleidingbedrijf van de Provincie. Eene vergunning, als in artikel 1, onder b bedoeld, wordt niet vereischt, wanneer het geldt een waterleidingbedrijf van eene gemeente, doch slechts voor zoover de levering van het water beperkt blijft, hetizj binnen het gebied dier gemeente, hetwelk niet tot het verzorgingsgebied van een ander waterleidingbedrijf behoort, hetzij binnen het gebied eener gemeente, hetwelk valt onder eene regeling, die eerstgenoemde gemeente met de andere gemeente op het tijdstip der inwerkingtreding dezer verordening omtrent die levering heeft getroffen, overeenkmstig artikel 129 der Gemeentewet. Eene vergunning, als in artikel 1, onder c bedoeld, wordt niet vereischt:

  • I.

    wanneer het geldt een op 1 juni 1935 in exploitatie zijnd waterleidingbedrijf, doch slechts voor zoover de levering en het vervoer van leidingwater beperkt blijft tot het gebied, waar de levering en het vervoer door het bedrijf op genoemden datum reeds ten minste acht maanden lang wordt behartigd;

  • II.

    wanneer het water door hem, die het levert en vervoert, wordt gewonnen uit of betrokken op eigen binnen de Provincie gelegen terrein en uitsluitend bestemd is voor het gebruik van zijn gezien en/of van een bedrijf of inrichting, die hem toebehoort;

  • III.

    wanneer de levering en het vervoer geschieden bij wijze van tijdelijk hulpbetoon, ten einde te voorzien in eene onmiddellijke behoefte.

Ondertekening

Haarlem, 16 juli 1919.
De Staten voornoemd,
A. Röell, Voorzitter.
Meinesz, Griffier.