Regeling vervallen per 14-10-2015

Financiële verordening Noord-Holland 2011

Geldend van 01-01-2014 t/m 13-10-2015

Intitulé

Financiële verordening Noord-Holland 2011

Provinciale staten van Noord-Holland

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten;

gelet op de artikelen 216 en 217a van de Provinciewet;

besluiten:

vast te stellen de navolgende Financiële verordening Noord-Holland 2011 houdende de uitgangspunten voor het financiële beleid, de regels voor het financiële beheer, en voor de inrichting van de financiële organisatie, alsmede de regels over het door gedeputeerde staten te verrichten periodieke onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Verplichting: een jegens de provincie bestaande aanspraak op grond van een onvoorwaardelijke schriftelijke verbintenis of een besluit tot subsidieverstrekking.

  • b.

    Bbv: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2.1 Voorbereiding van de begroting

Jaarlijks, tijdig voor het zomerreces sturen gedeputeerde staten aan provinciale staten ter vaststelling toe de concept kaderbrief met daarin de voorgestelde uitgangspunten voor de begroting van het komende jaar.

Artikel 2.2 De begroting en de meerjarenraming

  • 1. Jaarlijks, uiterlijk in de maand september zenden gedeputeerde staten de in artikel 194 van de Provinciewet bedoelde ontwerpbegroting ter vaststelling en de ontwerpmeerjarenraming ter informatie aan provinciale staten toe, ingedeeld volgens de door provinciale staten vastgestelde programmaindeling.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet en de raming van de uitputting weergegeven. Van de lopende investeringen worden het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende en het komende boekjaar weergegeven.

  • 3. Gedeputeerde staten voorzien beleidsvoorstellen met financiële gevolgen voor de meerjarenraming van een toelichting waaruit blijkt hoe deze gevolgen in de meerjarenraming kunnen worden ingepast.

  • 4. Gedeputeerde staten zenden beleidsvoornemens met gevolgen voor de begroting uitsluitend vergezeld van een voorstel voor een begrotingswijziging aan provinciale staten.

Artikel 2.3 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. Provinciale staten autoriseren met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2. Nieuwe investeringen worden bij het vaststellen van de begroting ter besluitvorming aan provinciale staten voorgelegd.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, zenden gedeputeerde staten vooraf aan het aan- gaan van verplichtingen een investeringsvoorstel inclusief een dekkingsplan en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan provinciale staten.

  • 4. Indien gedeputeerde staten voorzien dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door gedeputeerde staten in de eerstvolgende vergadering aan provinciale staten gemeld. Gedeputeerde staten voegen hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investerings- krediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

Artikel 2.4 Tussentijdse rapportage

  • 1. Gedeputeerde staten informeren provinciale staten door middel van een of meer tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het geraamde totaal saldo van baten en lasten volgend uit onderdelen a en b;

    • d.

      de mutaties in de reserves en

    • e.

      het geraamde resultaat.

Artikel 2.5 De jaarrekening

  • 1. Jaarlijks zenden gedeputeerde staten het concept jaarverslag en de concept jaarrekening van het voorgaande jaar, vergezeld van een productenrealisatie als bedoeld in hoofdstuk VI van het Bbv met toelichting, tijdig ter vaststelling aan provinciale staten.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de nog te besteden bedragen weergegeven.

Hoofdstuk 3 Activa

Artikel 3.1 Register van bezittingen en overeenkomsten

  • 1. Gedeputeerde staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen de niet geactiveerde kunstvoorwerpen en de niet geactiveerde gebruiksvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

  • 2. Gedeputeerde staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van lopende privaatrechtelijke overeenkomsten.

Artikel 3.2 Activering

  • 1. Investeringen met een economisch nut als bedoeld in artikel 35, eerste lid onder a. van het Bbv en met een verkrijgingsprijs kleiner dan € 500.000,– worden niet geactiveerd.

  • 2. Apparaatskosten kunnen uitsluitend worden geactiveerd, in het geval provinciale medewerkers worden ingezet voor de voorbereiding, administratie en toezicht van een kapitaalwerk.

  • 3. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut als bedoeld in artikel 35, eerste lid onder b. van het Bbv worden bij voorkeur niet geactiveerd.

Artikel 3.3 Nota Deelnemingen en verbonden partijen

Gedeputeerde staten zenden tenminste eenmaal in de vier jaar een nota ter vaststelling aan provinciale staten waarin het voorgestelde beleid met betrekking tot deelnemingen en verbonden partijen wordt behandeld.

Artikel 3.4 Waardering

In de toelichting op de balans wordt informatie opgenomen over de waarde van de bezittingen als bedoeld in artikel 3.1. lid 1. Hierbij worden in elk geval betrokken de deelnemingen, de kunstcollectie, de geactiveerde gebruiksvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde en de gebouwen. In de paragraaf Grondbeleid wordt informatie opgenomen over de boekwaarde en de marktwaarde van de gronden in eigendom van de provincie. De boekwaarde mag niet hoger zijn dan de marktwaarde.

Artikel 3.5 Afschrijving op activa

  • 1. De provincie Noord-Holland hanteert primair de lineaire afschrijvingsmethode. Daar waar een andere methode de voorkeur geniet wordt dit specifiek bij de beschikbaarstelling van het investeringskrediet besloten.

  • 2. De te hanteren afschrijvingsduur van de verschillende soorten vaste activa is in onderstaande tabel vastgelegd.

    Soort vaste activa

    Bbv (2004)

    afschrijvingstermijn

    Immateriële vaste activa

    a. Kosten agio en disagio geldleningen

    Looptijd lening tot maximaal 10 jaar

    b.Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

    4 jaar

    Materiële vaste activa

    a.Investeringen met economisch nut

    Bedrijfsgebouwen*):

    a.Aankoop 40 jaar

    b.renovatie maximaal 25 jaar

    Machines, apparaten en technische installaties: verwachte toekomstige gebruiksduur

    b.Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

    Aanleg/reconstructie van grond-, weg en waterbouwkundige werken: maximaal 25 jaar

    Financiële vaste activa

    a.Bijdragen aan activa in eigendom van derden als bedoeld in art. 61 Bbv (vermogensoverdracht)

    Gelijk aan afschrijvingstermijn van eigen activa

    *) Voorbereidingskosten met aankoop of groot onderhoud mee-activeren.

    Technische installaties bij aankoop of nieuwbouw bedrijfsgebouw niet op levensduur activeren maar meenemen met afschrijvingstermijn aankoop/nieuwbouw.

  • 3. Op de activa als bedoeld in artikel 59, vierde lid van het Bbv kan, in afwijking van het bepaalde in de vorige leden, extra worden afgeschreven.

  • 4. Met afschrijven op vaste activa wordt een begin gemaakt op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het werk gereed is gekomen.

  • 5. In afwijking van het vorige lid wordt met het afschrijven op wegen een begin gemaakt op 1 januari van het jaar, volgend op het jaar waarin de uitgaven zijn gedaan.

Artikel 3.6 Rentetoerekening aan activa

  • 1. Tijdens de werkzaamheden van onderhanden zijnde investeringen vindt rentetoerekening plaats op basis het percentage van 3 maands Euribor over de tot dan toe gedane uitgaven. Deze rentetoerekening (bouwrente) wordt meegeactiveerd.

  • 2. Met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van afronding van investeringen waarvan de afschrijvingstermijn 5 jaar of minder is, wordt rente toegerekend aan deze investering op basis van het percentage van 3 jaar staatspapier over de gemiddelde boekwaarde.

  • 3. Met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van afronding van investeringen waarvan de afschrijvingstermijn langer is dan 5 jaar wordt rente toegerekend aan deze investering op basis van 10 jaar staatspapier over de gemiddelde boekwaarde.

  • 4. De gemiddelde boekwaarde wordt berekend door de boekwaarde op 1 januari en die op 31 december te middelen.

  • 5. De op de eerste werkdag van het jaar geldende waarde van de in het eerste lid genoemde rentepercentage wordt voor het gehele jaar gehanteerd. De percentages genoemd in het tweede en derde lid worden op 1 januari van het jaar van afronding van de investering bepaald.

  • 6. In afwijking van het hiervoor bepaalde wordt rente toegerekend aan de boekwaarde van de gronden per 1 januari van het boekjaar alsmede aan de nieuw aangekochte gronden op basis van het percentage van 3 jaars staatspapier. Dit percentage wordt ieder jaar opnieuw bepaald.

  • 7. Voor investeringen in grond-, weg en waterbouwkundige werken geldt dat de rentetoerekening, in afwijking van het bepaalde in lid 3 niet plaats vindt met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van af ronding van investe- ringen, maar op 1 januari van het jaar, volgend op het jaar waarin de uitgaven zijn gedaan. De rente toerekening gebeurt eveneens op basis van 10 jaar staatspapier over de gemiddelde boekwaarde.

Hoofdstuk 4 Passiva

Artikel 4.1 Algemene reserve

De algemene reserve vormt een buffer voor financiële tegenvallers van een omvang die niet uit de algemene dekkingsmiddelen is op te vangen. De omvang van de algemene reserve bedraagt tenminste 25% van de structurele algemene dek- kingsmiddelen zoals die verantwoord zijn in de meest recente jaarrekening, met een minimum gelijk aan het saldo van het netto risicobedrag dat voor het boekjaar waarop deze jaarrekening betrekking heeft is bepaald.

Artikel 4.2 Bestemmingsreserves

  • 1. Voor de instelling van elke bestemmingsreserve zenden gedeputeerde staten ter vaststelling een conceptbesluit aan provinciale staten waarin de stortingen in de reserve worden geregeld en de bestemming is vastgelegd waarvoor de reserve wordt aangehouden, alsmede de omvang die de bestemmingsreserve maximaal mag bereiken en de looptijd van de bestemmingsreserve. In de voordracht aan provinciale staten geven gedeputeerde staten de noodzaak en de functie aan van de bestemmingsreserve alsmede de te verwachten onttrekkingen.

  • 2. Jaarlijks bij de jaarrekening vindt een toetsing van de reserves plaats aan de onderbouwing ervan. Behoudens indien bij het instellen van een reserve anders is besloten vallen de middelen die aan het einde van een boekjaar vrij besteedbaar zijn, terug naar de algemene middelen.

  • 3. Vrij besteedbaar zijn de middelen die niet worden aangewend ter dekking van kapitaallasten verbonden aan provinciale investeringen; waarvoor geen verplichtingen zijn aangegaan en die niet reeds door PS voor een bepaalde bestemming zijn geoormerkt..

  • 4. Een bestemmingsreserve mag noch op verplichtingenbasis noch op kasbasis een negatief saldo hebben.

  • 5. Met ingang van het jaar volgend op een besluit tot opheffing van een bestemmingsreserve wordt de storting in die reserve beëindigd en het saldo van de lopende verplichtingen uit de opgeheven reserve gestort in een reserve “Afwikkeling opgeheven reserves”. De afwikkeling van de lopende verplichtingen verloopt via deze reserve. Ten laste van deze reserve kunnen geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Na vier jaar wordt het restant van de opgeheven reserve in de algemene reserve gestort.

Artikel 4.3 vervallen

Artikel 4.4 Rentetoevoeging overlopende passiva

Indien met betrekking tot een of meer van de overlopende passiva als bedoeld in artikel 49, onder b, van het Bbv de verplichting bestaat tot toevoeging van een bedrag gelijk aan de rentevoet en het percentage is niet voorgeschreven, dan bedraagt het toe te passen rentepercentage de wettelijke rente minus 5% met een minimum van 0,5%.

Artikel 4.5 Nota reserves en voorzieningen

Gedeputeerde staten zenden tenminste eenmaal in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan provinciale staten. Deze nota behandelt in ieder geval het voorgestelde beleid met betrekking tot de omvang van de algemene reserve, de noodzaak tot het aanhouden van bestemmingsreserves en voorzieningen en evalu- eert het verloop van de reserves en voorzieningen.

Hoofdstuk 5 Budgetbevoegdheden

Artikel 5.1 Investeringskredieten en voorzieningen

Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot het doen van uitgaven ten laste van investeringskredieten die op basis van artikel 2.3, tweede lid zijn geautoriseerd tot het totale bedrag van het investeringskrediet. Zij zijn tevens bevoegd tot het doen van uitgaven ten laste van voorzieningen tot het totale bedrag van de voorziening.

Artikel 5.2 Onvoorziene uitgaven

Gedeputeerde staten kunnen uitsluitend bij wijze van begrotingswijziging voorstellen doen tot het beschikken over de post onvoorziene uitgaven.

Artikel 5.3 Balansposten

Naast de openstaande crediteuren van voor- gaande boekjaren, worden op de balanspost crediteuren aan het einde van een boekjaar slechts bedragen opgenomen voor zover er per 31 december verplichtingen zijn aangegaan, en deze verplichtingen verband houden met een aan het boekjaar toe te rekenen prestatie.

Artikel 5.4 Maximumtermijn en afrekeningverschillen

  • 1. Voor zover de in de balanspost crediteuren opgenomen bedragen wegens subsidieverplichtingen uiterlijk na drie jaar nog niet zijn besteed, vloeien deze terug naar de algemene reserve.

  • 2. Voor zover de in de balanspost crediteuren opgenomen bedragen wegens privaatrechtelijke verplichtingen uiterlijk drie maanden na af loop van een dienstjaar nog niet zijn besteed, vloeien deze terug naar de algemene reserve.

  • 3. Gedeputeerde staten overleggen bij het toezenden van de jaarrekening een samenvatting per programma van de af boekingen die op grond van het vorige lid hebben plaatsgevonden.

  • 4. Het saldo van afrekeningverschillen van uitgaven voor verplichtingen die worden gedekt uit reserves en voorzieningen vloeit in het jaar waarin het afrekeningverschil blijkt terug naar de algemene reserve.

Hoofdstuk 6 Organisatie van het financieel beheer

Paragraaf 1 De financiële administratie

Artikel 6.1 De financiële administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de provinciale organisatie als geheel en in de directies.

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de activa, vorderingen, voorraden, schulden, contracten en garanties.

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten,

  • d.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie van goederen en diensten.

  • e.

    Het af leggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

De controle van de registratie van gegevens en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving

Artikel 6.2 Administratieve organisatie

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen vast

  • a.

    Een eenduidige indeling van de provinciale financiële organisatie en een eenduidige toewijzing van taken.

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • d.

    De beschrijvingen van procedures, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden ter zake het beheer van de administratie, met inachtneming van algemene eisen ten aanzien van functiescheiding en controle.

Artikel 6.3 Interne controle

Gedeputeerde staten zorgen voor de interne controle op de getrouwheid van de informatieverstrekking ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, alsmede de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Tevens zorgen gedeputeerde staten er voor dat deze interne toetsing tenminste bestaat uit een planmatige periodieke controle en dat bij afwijkingen voor zover mogelijk maatregelen tot herstel worden genomen.

Paragraaf 2 Beheer van vermogenswaarden

Artikel 6.4 Beschikbaarheid van financieringsmiddelen

Gedeputeerde staten dragen zorg voor het beheer van de vermogenswaarden met inachtneming van de volgende algemene doelstellingen met betrekking tot de financieringsfunctie:

  • de zorg voor de tijdige beschikbaarheid van de nodige financiële middelen;

  • het zorgen voor een aanvaardbaar renteresultaat.

Artikel 6.5 Richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie

  • 1. Het uitzetten van alle voor de provincie tijdelijk overtollige middelen vindt plaats door middel van deposito’s bij het Ministerie van Financiën.

  • 2. Het aantrekken en tijdelijk uitzetten van alle benodigde middelen vindt plaats aan de hand van een liquiditeitsprognose van de provincie en een renteverwachting van de markt.

Artikel 6.6 Financieringsstatuut

Gedeputeerde staten leggen tenminste elke vier jaar een financieringsstatuut ter vaststelling voor aan provinciale staten, waarin het beleid ten aanzien van de financieringsfunctie en de beschrijvingen van procedures, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake het beheer van vermogenswaarden zijn opgenomen, met inachtneming van de algemene eisen ten aanzien van functiescheiding en controle.

Paragraaf 3 Beleid en verantwoording

Artikel 6.7 Informatievoorziening en verantwoording

  • 1. Gedeputeerde staten geven in de financieringsparagraaf in de ontwerpbegroting informatie over de algemene ontwikkelingen in de financieringsfunctie en het in het begrotingsjaar te voeren financieringsbeleid.

  • 2. Gedeputeerde staten rapporteren bij het aanbieden van een tussentijdse rapportage als bedoeld in artikel 2.4 eerste lid over de uitvoering van het in de begroting opgenomen financieringsbeleid.

  • 3. Gedeputeerde staten doen in de financieringsparagraaf in het jaarverslag verslag van het gerealiseerde financieringsbeleid.

Artikel 6.8 vervallen

Hoofdstuk 7 Grondslagen voor de berekening van prijzen en tarieven

Artikel 7.1 Prijzen

De prijzen die in een privaatrechtelijke relatie in rekening worden gebracht dekken minimaal alle directe en indirecte aan de desbetreffende activiteit toe te rekenen kosten.

Deze bepaling geldt niet in alle gevallen voor grondtransacties.

Artikel 7.2 Rechten

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van de rechten als bedoeld in artikel 223 Provinciewet wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd waarbij naast de directe kosten alleen die indirecte kosten worden betrokken die samenhangen met de dienstverlening.

Hoofdstuk 8 De Concerncontroller

Artikel 8.1 Benoeming

Gedeputeerde staten benoemen voor de algemene dienst een concerncontroller.

Artikel 8.2 Positie

  • 1. De functie van concerncontroller is onderdeel van de ambtelijke organisatie en valt hiërarchisch rechtstreeks onder de provinciesecretaris.

  • 2. De functie van concerncontroller is onverenigbaar met enige andere functie binnen de provinciale organisatie.

  • 3. Voor audits in het kader van Provinciewet artikel 217a treden uitsluitend gedeputeerde staten op als opdrachtgever.

  • 4. Als opdrachtgever van de concerncontroller voor andere opdrachten dan de autits als bedoeld in het vorige lid, kunnen optreden gedeputeerde staten of een directeur.

Artikel 8.3 Verantwoordelijkheden

De concerncontroller is verantwoordelijk voor het toezicht op de doeltreffendheid en doelmatigheid van provinciale processen en de inzet van middelen.

Artikel 8.4 Taken

  • 1. Tot de taken van de concerncontroller behoren bovendien:

    • a.

      Het uitvoeren of laten uitvoeren van audits;

    • b.

      Het toezien op het functioneren van de administratieve organisatie en de interne controle;

    • c.

      Het adviseren van maatregelen om de bedrijfsvoering te optimaliseren;

    • d.

      Het adviseren over ontwerp, uitvoering en beheersing van het planning- en control instrumentarium in het kader van een ordelijke en controleerbare bedrijfsvoering.

    • e.

      Het doen van voorstellen over de wijze waarop op macro-economische ontwikkelingen moet worden ingespeeld.

    • f.

      Het rapporteren over de wijze waarop deze verordening wordt uitgevoerd.

  • 2. De taakuitoefening van de concerncontroller kan niet worden ingeperkt door die van provinciale commissies of instanties met een vergelijkbare taakstelling.

  • 3. De concerncontroller is niet in uitvoerende zin betrokken bij de bedrijfsvoering van andere organisatieonderdelen dan het organisatieonder- deel waar de concerncontroller onderdeel van uitmaakt.

Artikel 8.5 Bevoegdheden

  • 1. De concerncontroller adviseert gedeputeerde staten gevraagd en ongevraagd.

  • 2. De concerncontroller adviseert de provinciesecretaris gevraagd en ongevraagd.

  • 3. De concerncontroller is bevoegd, indien het provinciaal belang dit naar zijn oordeel vereist, en gehoord gedeputeerde staten, zich rechtstreeks tot provinciale staten te richten.

  • 4. De concerncontroller is te allen tijde bevoegd informatie en gegevensbronnen en -bestanden te onderzoeken of te laten onderzoeken, processen en systemen te toetsen en te doen wat hij overigens noodzakelijk acht om zijn taken te kunnen vervullen.

    Provinciale ambtenaren zijn verplicht hieraan hun medewerking te verlenen.

Artikel 8.6 Informatievoorziening

  • 1. De concerncontroller stelt jaarlijks een jaarplan op dat hij ter vaststelling voorlegt aan gedeputeerde staten. De concerncontroller blijft echter bevoegd om, indien de actuele situatie dit naar zijn inzicht vergt, af te wijken van een vastgesteld jaarplan.

  • 2. Jaarlijks stelt de concerncontroller een openbaar verslag op van zijn werkzaamheden, dat hij vervolgens voorlegt aan gedeputeerde staten.

  • 3. De concerncontroller rapporteert over elke audit of adviesopdracht aan de desbetreffende opdrachtgever en voegt daarbij een voorstel voor verdere behandeling.

  • 4. De opdrachtgever kan de bevindingen van de concerncontroller voorzien van zijn opmerkingen of aanbevelingen.

Artikel 8.7 Ondersteuning

  • 1. Ter ondersteuning van zijn werkzaamheden worden aan de concerncontroller één of meer medewerkers toegevoegd. Deze medewerkers vallen hiërarchisch onder de concerncontroller.

  • 2. Het bepaalde in artikel 8.5, vierde lid van deze verordening met betrekking tot de concerncontroller is van overeenkomstige toepassing op de medewerkers van de concerncontroller.

Hoofdstuk 9 De auditstuurgroep

Artikel 9.1 Benoeming

  • 1. Er is een auditstuurgroep die bestaat uit tenminste 4 leden

  • 2. De auditstuurgroep bestaat uit de portefeuillehouder Concern Controlling, de provinciesecretaris en de concerncontroller, alsmede een extern onaf hankelijk door gedeputeerde staten aan te wijzen lid.

    De overige leden worden door gedeputeerde staten benoemd.

Artikel 9.2 Doel en werkzaamheden

  • 1. De auditstuurgroep is belast met het voorbereiden van besluiten, die liggen op het gebied van de interne auditfunctie.

  • 2. De auditstuurgroep heeft tot doel het verhogen van de doeltreffendheid van de interne auditfunctie, waaraan de concerncontroller uitvoering geeft.

Artikel 9.3 Taken

  • 1. Tot de taken van de auditstuurgroep behoren:

    • a.

      Het adviseren van gedeputeerde staten met betrekking tot zaken gerelateerd aan de interne auditfunctie;

    • b.

      Het periodiek bespreken van de voornaamste bevindingen van de concerncontroller en eventuele verschillen van inzicht tussen de concerncontroller en gedeputeerde staten of de provinciesecretaris;

    • c.

      Toezicht houden op de naleving van hoofdstuk 8 van deze verordening.

Artikel 9.4 Bevoegdheden

  • 1. De auditstuurgroep adviseert gedeputeerde staten gevraagd en ongevraagd.

  • 2. De auditstuurgroep adviseert de concerncontroller gevraagd en ongevraagd.

  • 3. De auditstuurgroep kan zich doen bijstaan door anderen voor specifieke onderwerpen, in het bijzonder de portefeuillehouder van het onderwerp dat in een audit aan de orde is dan wel een interne of externe specialist, die aan een audit heeft bijgedragen.

Artikel 9.5 Informatievoorziening

  • 1. De concerncontroller stelt de in opdracht van gedeputeerde staten opgestelde auditrapporten beschikbaar aan de leden van de auditstuurgroep.

  • 2. De concerncontroller verschaft informatie aan de auditstuurgroep over de opvolging van de aanbevelingen van de concerncontroller, de externe accountant en de Randstedelijke Rekenkamer.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Afwijkingsmogelijkheid voor PS

Provinciale staten kunnen van bepalingen uit deze Financiële verordening afwijken.

Artikel 10.2

De Verordening financieel beheer Noord-Holland 2010 wordt per 1 januari 2011 ingetrokken.

Artikel 10.3

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening Noord-Holland 2011.

Ondertekening

Haarlem, 13 december 2010.
Provinciale Staten voornoemd,
J.W. Remkes, voorzitter.
Mw. I.J.M. Speekenbrink, griffier.