Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012

Geldend van 10-05-2012 t/m heden

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012

Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

b. wet: de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994);

c. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen op grond van artikel 173 van de wet;

d. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1,onder a1, van het RVV 1990;

e. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder c van de wet;

f. het college: het college van burgemeester en wethouders van (naam gemeente);

g. wegen: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1b van de wet.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld, in het belang van het vrijhouden ervan

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Noordenveld aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen

Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen de bedrijfslocatie van Dorenbos gelegen aan de Hoofdweg 22 in Langelo. Voertuigen kunnen worden afgehaald gedurende de openingstijden van de bewaarplaats.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1. Bij het vaststellen van de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang kunnen als directe kosten in aanmerking worden genomen de voor overbrenging, onderscheidenlijk de bewaring aan de gemeente in rekening gebrachte kosten (conform artikel 12 Besluit wegslepen van voertuigen) en de kosten van verzekering ter dekking van de aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 172, lid 8 van de wet.

  • 2. Bij toepassing van artikel 171, lid 1 sub b van de wet kunnen als directe kosten in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten voor de opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.

  • 3. Bij toepassing van artikel 5.30 Algemene wet bestuursrecht kunnen als directe kosten tevens in aanmerking komen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder ook de kosten van taxatie van het voertuig.

  • 4. De kosten voor het wegslepen zijn overeenkomstig de dan geldende contracttarieven.

  • 5. Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de direct in aanmerking genomen kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de openbare bekendmaking daarvan.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012”.

Bijlage 1 bij Toelichting Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, 1e lid, aanhef en onder a. en b. WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

a.een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

  • b.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

    • 1.

      op een kruispunt, rotonde of een overweg;

    • 2.

      op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

    • 3.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

    • 4.

      in een tunnel;

    • 5.

      bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

    • 6.

      op de rijbaan langs een busstrook;

    • 7.

      op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

    • 8.

      langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990; op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg.

(Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

  • c.

    een voertuig is geparkeerd:

    • 1.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

    • 2.

      voor een inrit of een uitrit;

    • 3.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • 4.

      langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

    • 5.

      op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

    • 6.

      binnen een erf, waarbij – voorzover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

    • 7.

      op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

    • 8.

      zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

d.een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;(Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

e.een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, 1e lid, aanhef en onder c. WVW 1994 en artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is op:

  • a.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, voorzover:

1e het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen of

2ehet voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd of

3ehet voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    parkeerplaatsen voor gehandicapten, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

1e tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig

2etenzij gebruik gemaakt wordt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart

3edie gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig.

  • f.

    gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen of in- en uitstappen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij men bezig is met het laden en lossen of in- en uitstappen;

  • g.

    parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990 voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

Toelichting

Algemene toelichting op de Wegsleepverordening gemeente Noordenveld 2012

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het wegslepen van voertuigen is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard.Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Verordening

In artikel 170 e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen.

Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven.

In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • ·

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • ·

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en het bewaren van de voertuigen;

  • ·

    de aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Onder deze verordening vallen niet de navolgende wegslepingen:

  • ·

    Wegslepen na aanrijdingen bij Incident Management op autosnelwegen en autowegen;

  • ·

    Gerechtelijk wegslepen;

  • ·

    Fiscaal wegslepen

Uitgebreide werking

Op grond van het oude art 170 WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept indien met het voertuig een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift werd overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk was in het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg;

  • b.

    de vrijheid van het verkeer dan wel

  • c.

    het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen.

Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid, namelijk tot in het belang van:

d.het vrijhouden van nader door de gemeente aangewezen wegen en weggedeelten.

(NB: in art 170 nieuw is c. hierboven vervangen door ‘het vrijhouden van aangewezen weg-gedeelten en wegen’ en is niet zoals hier nu staat een sub d toegevoegd).

Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is.

Het direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke.

Als wegen en weggedeelten waar op grond van de landelijke wegsleepregeling kan worden weggesleept, worden in deze verordening alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Noordenveld voorzover die behoren tot één van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soort wegen en weggedeelten aangewezen. In de artikelsgewijze toelichting zijn onder artikel 2 deze wegen en weggedeelten expliciet genoemd.

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en kan worden weggesleept, bestaan er twee manieren om hiertegen op te treden:

  • 1.

    Er wordt door de politie een administratiefrechtelijke sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) dan wel in voorkomende gevallen proces-verbaal opgemaakt ter zake overtreding van artikel 5 WVW 1994 en;

  • 2.

    Er wordt uitvoering gegeven aan bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders.

In de oude wegsleepregeling (art 170 WVW 1994 oud) bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Om tot het wegslepen van een voertuig te kunnen overgaan, moest altijd een beschikking op grond van de Wet-Mulder of een proces-verbaal terzake overtreding van artikel 5 WVW 1994 worden opgemaakt.

In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opleggen van een administratief-rechterlijke sanctie op grond van de Wet Mulder, of een proces-verbaal terzake van overtreding van artikel 5 WVW 1994 voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan.

Uitoefening van werkzaamheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wegslepen en in bewaring nemen van voertuigen. Zij heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de politie, de marktmeesters en medewerkers van de afdeling Openbare Werken en Accommodaties.

Het daadwerkelijk wegslepen gebeurt door Bergingsbedrijf Dorenbos b.v., Westeind 26 9331 CB in Norg.

Overigens wordt in artikel 170, zesde lid WVW 1994, bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Als de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. voertuig

Het begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder a 1 RVV 1990 is omschreven, is ruim.

Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, aanhangwagens en opleggers.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden ervan

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen.

In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen.

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal er normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.

In bijlage 1 bij de verordening worden situaties nader benoemd en wordt ingegaan op de wegen/ weggedeelten waarop deze verordening van toepassing is.

Artikel 3 Plaats van bewaring

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

In artikel 12 tot en met 14 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke. In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. De tarieven zijn gebaseerd op de dan geldende contracttarieven met het wegsleepbedrijf.

De tarieven bedragen in 2012:

  • a.

    Voorrijkosten (loze rit): € 103,00 (inclusief BTW)

  • b.

    Kosten wegslepen € 220,00 (inclusief BTW)

  • c.

    Stallingskosten per dag, ingaande na 1 etmaal € 11,00 (inclusief BTW). Het etmaal begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.

De tarieven kunnen jaarlijks worden aangepast.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • ·

    het niet afgeven van het rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn/haar motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij/zij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • ·

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X “Bestuursdwang” WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 7 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.