Regeling vervallen per 01-01-2012

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

De raad van de gemeente Noordenveld;gelet op artikel 8 eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van de uitkeringen van de bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      de gezinsnorm: de norm als bedoeld in artikel 21, eerste lid van de wet;

    • c.

      verzorgensbehoevende: degene die in het bezit is van een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 4 vijfde lid van de wet.

Artikel 2. Belanghebbenden

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van een gezin gelden de bepalingen van deze verordening uitsluitend indien alle gezinsleden jonger dan 65 jaar zijn en ten minste twee gezinsleden 21 jaar of ouder.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3. Toeslagen

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gezinsnorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gezinsnorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een persoon niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, als het een persoon betreft zoals genoemd in artikel 4 lid 2 en lid 5 van de wet en een in aanmerking te nemen inkomen heeft van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 4 lid 2, aanhef, van de wet.

Artikel 4. Afwijkende toeslag voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar.

  • 1. De toeslag bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

    • a.

      0% van de gezinsnorm indien het een alleenstaande jongere van 21 jaar betreft;

    • b.

      5% van de gezinsnorm indien het een alleenstaande jongere van 22 jaar betreft in wiens woning geen medebewoner aanwezig is;

    • c.

      0% van de gezinsnorm indien het een alleenstaande jongere van 22 jaar betreft in wiens woning een medebewoner aanwezig is.

  • 2. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een jongere op wie artikel 7 van toepassing is.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 5. Verlaging gezin

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gezinsnorm voor een gezin in die situatie dat een woning wordt gedeeld met één of meer anderen.

  • 2.

    Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 6. Verlaging woonsituatie

    De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 15 procent van de gezinsnorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

    Artikel 7 Verlaging schoolverlaters

    De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 25 procent van de gezinsnorm gedurende de eerste zes maanden na beëindiging van deelname aan onderwijs of een beroepsopleiding.

    Artikel 8. Verlaging co-ouderschap

    • 1.

      In geval van co-ouderschap wordt de uitkering voor de ouder vastgesteld op de norm voor een alleenstaande ouder waarbij een verlaging plaatsvindt op de dagen waarop de kinderen bij de andere ouder verblijven.

    • 2.

      De verlaging bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder en een alleenstaande.

    Artikel 9. Anti-cumulatiebepaling

    De toepassing van de artikelen 3 tot en met 8 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

    • a.

      50 procent van de gezinsnorm voor een alleenstaande;

    • b.

      70 procent van de gezinsnorm voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      80 procent van de gezinsnorm voor een gezin.

Paragraaf Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 8a. wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoel in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 8b.

  • 1. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b. van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b. van de wet.

  • 3. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 8c. Intrekking WIJ

  • 1. De bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

  • 2. In afwijking van artikel 2 wordt aan een alleenstaande van 21 jaar geen toeslag toegekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 3. In afwijking van artikel 2 wordt aan een alleenstaande van 22 jaar een toeslag toegekend van 5% in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 4. Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergaderingen van Noordenveld d.d. 8 februari 2012

de voorzitter, de griffier,

TOELICHTING

Algemene toelichting

In artikel 8 van de Wet werk en bijstand (WWB) wordt de gemeenteraad opgedragen een verordening inzake de toeslagen en de verlaging van de norm vast te stellen. In artikel 30 van de WWB zijn de eisen genoemd waaraan de verordening dient te voldoen. De verordening dient een zodanig karakter te hebben dat een belanghebbende daaruit concreet kan aflezen welke verhoging of verlaging in zijn situatie geldt.

Individualisering

Het is niet noodzakelijk alle mogelijke situaties uitputtend te regelen. In niet geregeld gevallen of uitzonderlijke situaties geldt het individualiseringsbeginsel. Het bestuur kan de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 WWB afwijkend vaststellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Deze verordening heeft primair tot doelstelling om op een duidelijke en welomschreven wijze aan te geven waarop belanghebbenden recht kunnen doen laten gelden. De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijvingen in de wet.

Artikel 2. Belanghebbenden

De werking van de verordening is beperkt tot uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. De artikelen 26, 27 en 28 WWB maken ook categoriale verlagingen mogelijk voor uitkeringsgerechtigden van 18, 19 en 20 jaar. Deze uitkeringsgerechtigden hebben echter al een lagere norm (de jongerennorm), omdat zij in principe een beroep kunnen doen op de ouderlijke onderhoudsplicht.

Artikel 3. Toeslagen

De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft is verplicht op grond van artikel 30, tweede lid, onderdeel a, van de WWB.

Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en energie). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf. Dit geldt niet alleen voor de belanghebbende die de woning bewoont met een of meerdere huurders maar ook met onderhuurders of kostgangers, zoals omschreven in artikel 33, vierde lid van de WWB.

Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gezinsnorm in het geval één of meer anderen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

Zonder toepassing van lid 3 zou het kind tot het gezin worden gerekend en moet er met de inkomsten rekening gehouden worden voor de vaststelling van het gezinsinkomen. Dat wordt hiermee nu voorkomen.

Artikel 4. Afwijkende toeslag voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar.

Artikel 29 WWB geeft het bestuur de bevoegdheid om een afwijkende toeslag toe te passen indien het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. De afwijkende toeslag is overgenomen zoals deze stond genoemd in de Toeslagenverordening WIJ.

Op grond van artikel 30, tweede lid, sub b, WWB, wordt in de toeslagenverordening vastgelegd dat de schoolverlaterskorting (artikel 28 WWB) en de leeftijdsverlaging (artikel 29 WWB) niet gelijktijdig mogen worden toegepast, wordt voldaan door in lid 3 te bepalen dat de verlaging in verband met de hoogte van het minimumloon, niet geldt in de eerste periode direct na het beëindigen van onderwijs.

Artikel 5. Verlaging gezin

In de gezinsnorm is reeds rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zelf. Dit geldt niet alleen voor de belanghebbende die de woning bewoont met een of meerdere huurders, maar ook voor de belanghebbende die de woning bewoont met onderhuurders of kostgangers, zoals omschreven in artikel 33, vierde lid, van de WWB.

Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van de gehuwdennorm, ongeacht het aantal anderen dat in de woning zijn hoofdverblijf heeft. Evenals bij alleenstaanden wordt vanaf de vierde persoon die in de woning zijn hoofdverblijf heeft geen noemenswaardige vermindering van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan aanwezig geacht. Daarbij moet ook bedacht worden dat in de praktijk bij meer bewoners van een woning, het ook vaak om een grotere en duurdere woning gaat, zodat de feitelijke kosten van het bestaan doorgaans niet lager uitvallen dan in gevallen waarin maar één ander zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

Voor lid 2 geldt hetzelfde als genoemd in artikel 3 lid 3.

Artikel 6. Verlaging woonsituatie

Artikel 27 van de WWB geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Artikel 27 van de WWB is aanvullend bedoeld op de artikelen 25 en 26 van de WWB.

Ten opzichte van artikel 35, eerste lid, van de Abw is artikel 27 van de WWB ruimer. Artikel 35, eerste lid, van de Abw voorzag enkel in een verlaging in het geval aan de door belanghebbende bewoonde woning geen woonkosten verbonden waren. Blijkens de toelichting op 27 van de WWB is de verruiming bedoeld om ook ingeval er helemaal geen woning wordt bewoond, een verlaging te kunnen te kunnen toepassen.

In dit artikel is een verlaging opgenomen voor de situatie dat aan de woning voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Het wordt nodeloos ingewikkeld geacht om hier ook nog onderscheid te maken naar de mate waarin woonkosten ontbreken. Indien een belanghebbende uitzonderlijk lage woonkosten heeft, kan dat uiteraard wel aanleiding zijn om met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de WWB de bijstand lager vast te stellen. In de verordening wordt overigens niet het begrip 'woonkosten' gehanteerd, maar 'kosten van huur of hypotheeklasten'.

Daarmee wordt duidelijk, dat het hebben van kosten voor water, gas, licht en dergelijke, voor belanghebbende niet afdoende is om een verlaging krachtens dit artikel te voorkomen. Dit verdraagt zich ook met de invulling die de Centrale Raad van Beroep heeft gegeven aan de invulling van het begrip woonkosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Abw. Zie CRvB 06-11-2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW en CRvB 06-05-2003, nr. 00/4951 NABW.

Artikel 7. Verlaging schoolverlaters

De schoolverlatersverlaging van artikel 28 van de WWB is blijkens de toelichting op dat artikel bedoeld om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere financiële positie te brengen als toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachten de Wtos. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar een (voormalig) uit- of thuiswonende student.

Artikel 8. Verlaging co-ouderschap

Voor elke dag dat de kinderen bij de andere ouder verblijven, bedraagt de korting 20 procent van de gezinsnorm.

Artikel 9. Anti-cumulatiebepaling

Bij de verlagingsmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de effecten van een cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. De cumulatie van kortingen mag niet hoger worden vastgesteld dan 20% van de gehuwdennorm.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.