Regeling vervallen per 01-10-2016

Verordening maatschappelijk meedoen in Noordenveld met een laag inkomen

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-09-2016

Intitulé

Verordening maatschappelijk meedoen in Noordenveld met een laag inkomen

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 30 oktober 2012;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8 eerste lid, onderdeel g, van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat het algemeen van wezenlijk belang wordt geacht dat mensen niet belemmerd door hun financiële positie breed maatschappelijk mee kunnen doen, dat hun kinderen in het bijzonder zich door het maatschappelijke meedoen kunnen ontplooien en ontwikkelen, dat de gemeente daaraan dient bij te dragen door het voeren van op hen gericht beleid.

B E S L U I T :

Vast te stellen de “Verordening maatschappelijk meedoen in Noordenveld met een laag inkomen”

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet: de Wet werk en bijstand;

  • 2.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld;

  • 3.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door inwoners met een laag inkomen en hun eventueel ten laste komend(e) schoolgaand(e) kind(eren);

  • 4.

    voorziening: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van inwoners en hun eventueel ten laste komend(e) schoolgaand(e) kind(eren) met een laag inkomen, ter bevordering van maatschappelijke participatie. Hiervan moet aangetoond worden dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn;

  • 5.

    schoolgaand kind: ten laste komend kind van een ouder met een laag inkomen, voor wie de leer- of kwalificatieplicht, bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet, geldt;

  • 6.

    laag inkomen: volgens de wet een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, alsmede het volgens de wet niet kunnen beschikken over in aanmerking te nemen vermogen.

Artikel 2 Doelgroep

1.Inwoners van de gemeente Noordenveld en hun eventueel ten laste komend(e) schoolgaand(e) kind(eren) die op het moment van datum aanvraag over een laag inkomen beschikken.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1. Om in aanmerking te komen voor een in deze verordening omschreven voorziening dient een aanvraag te worden ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt gedaan op een door het college te verstrek¬ken formulier.

  • 3. De aanvraag wordt uiterlijk 1 april ingediend van het jaar dat volgt op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt of waarop de aanvraag betrekking heeft. Aanvragen die na die datum binnenkomen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 4 Bewijsstukken

  • 1. De aanvrager dient bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over een laag inkomen.

  • 2. Bij de aanvraag worden geen bewijsstukken van de gemaakte kosten voor de voorzieningen meegezonden. De aanvrager bewaart deze bewijsstukken zelf ten behoeve van een eventuele steekproef.

  • 3. De bewijsstukken dienen tot een jaar na het verstrijken van de in artikel 3, lid 3 genoemde uiterste indieningstermijn bewaard te blijven.

  • 4. Voor de tegemoetkoming vrijwilligerswerk geldt dat de aanvraag vergezeld dient te gaan van een bewijsstuk zoals bedoeld in Artikel 9, lid 1 sub c of d.

  • 5. Het college gaat bij voorzieningen steekproefsgewijs na of de financiële tegemoetkoming besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Als gevolg van een steekproef overlegt aanvrager op verzoek alle geldige bewijsstukken waaruit blijkt dat de financiële tegemoetkoming besteed is aan het doel waarvoor de voorziening is verstrekt. Jaarlijks houdt het college hiervoor een steekproef.

Artikel 5 Geen recht op voorziening

Geen recht op de in deze verordening genoemde voorzieningen bestaat indien het totaalbedrag van de in het betreffende kalenderjaar gemaakte kosten een bedrag van € 25,00 niet te boven gaat.

Artikel 6 Voorziening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

  • 1. De tot de doelgroep behorende aanvrager heeft per kalenderjaar en per tot zijn laste komend schoolgaand kind recht op een:

    • -

      bijdrage van € 175,- wanneer het kind deelneemt aan het basis- of specialonderwijs;

    • -

      bijdrage van € 300,- wanneer het kind voor het eerst deelneemt aan het voortgezet volledig dagonderwijs;

    • -

      een bijdrage van € 200,- wanneer het kind deelneemt aan ieder ander jaar dan het eerste van het voortgezet volledig dagonderwijs tot en met het jaar waarin het kind achttien jaar wordt.

  • 2. De genoemde bedragen dienen te worden besteed aan maatschappelijke participatie zoals omschreven in artikel 1, lid 3.

Artikel 7 Voorziening zwemvaardigheid kinderen tot 12 jaar

De tot de doelgroep behorende aanvrager met één of meer tot zijn laste komende kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot 12 jaar heeft per jaar per kind recht op een:

-bijdrage van maximaal € 110,- voor het volgen van zwemonderwijs per kind.

Artikel 8 Voorziening sport cultuur en media

De volgende voorzieningen zijn bestemd voor de aanvrager en zijn eventuele partner en/of ten laste komend kind, anders dan het schoolgaand kind zoals bedoeld in artikel 1, lid 5. De tot de doelgroep behorende aanvrager heeft recht op:

  • 1.

    De kosten van deelname aan sportieve en/of culturele activiteiten tot maximaal het bedrag van € 100,- per persoon per jaar;

  • 2.

    De kosten van een abonnement op kabel, krant, internet of telefoon tot maximaal het bedrag van € 228,00 per wooneenheid per jaar.

Artikel 9 Voorziening vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan een tegemoetkoming toekennen voor het verrichten van vrijwilligerswerk indien:

    • a.

      De vrijwilligerswerkzaamheden worden verricht bij organisaties zonder winstoogmerk;

    • b.

      De vrijwilligerswerkzaamheden tenminste 7 uur per week worden verricht;

    • c.

      De organisatie waarvoor vrijwilligerswerkzaamheden worden verricht op een daarvoor door de gemeente te verstrekken vrijwilligersovereenkomst schriftelijk verklaart dat de aanvrager een vrijwilligersovereenkomst met de organisatie heeft tegen minimaal het in lid 1, b. genoemde aantal uren. De vrijwilligersovereenkomst wordt door een namens de organisatie waarvoor het vrijwilligerswerk wordt verricht tekenbevoegde persoon ondertekend.

    • d.

      De vrijwilligersovereenkomst wordt eenmalig overlegd. Ieder volgend jaar kan worden volstaan met een door namens de organisatie tekenbevoegd persoon ondertekende urenstaat.

    • e.

      Geen of niet langer recht bestaat op de voorzieningen ingevolge de door de gemeente Noordenveld vastgestelde “Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ”.

  • 2. De reeds door de organisatie aan de vrijwilliger verleende onkostenvergoedingen worden op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming in mindering gebracht.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal de bedragen zoals vastgesteld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de WWB.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Andere gemaakte kosten, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, worden aangemerkt als onder deze regeling te vallen tot 75% van die kosten en tot maximaal het bedrag van € 114,00 per persoon per jaar.

Artikel 11 Sancties

  • 1. Wanneer niet alle bewijsstukken kunnen worden overlegd kan het uitgekeerde bedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2. Wanneer misbruik is gemaakt van de regeling wordt naast de terugvordering van het gehele uitgekeerde bedrag een sanctie opgelegd. Deze sanctie is de uitsluiting van de aanvrager voor de regeling in het eerst volgende jaar.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 onder gelijktijdige intrekking van de verordeningen “individuele minimaregeling Noordenveld” en “categoriale minimaregeling Noordenveld”.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt als volgt aangehaald: “Verordening maatschappelijk meedoen in Noordenveld met een laag inkomen”.

Roden, 19 december 2012

De raad van de gemeente Noordenveld,

J.H. van der Laan, voorzitter W.F.C. Damman, griffier

Toelichting per artikel

Algemeen

Het hebben van een laag inkomen mag in Noordenveld geen belemmering zijn voor het maatschappelijk meedoen. Dat geldt in het bijzonder voor inwoners met schoolgaande kinderen. Voor schoolgaande kinderen is meedoen van wezenlijk belang als opstap naar een zelfstandige toekomst. Deze verordening biedt daarom inwoners met een laag inkomen een aantal voorzieningen met een educatief, sociaal, sportief en/of cultureel karakter. Een laag inkomen betekent ook dat er geen beschikking is over aan te merken vermogen (bijvoorbeeld spaargeld boven een bepaald bedrag). De aanvrager moet kunnen aantonen dat de ontvangen financiële tegemoetkoming ook daadwerkelijk besteed is aan het doel van de voorziening. Dit kan door middel van kassabonnetjes en/of kopieën van bankafschriften. Deze bewijsstukken hoeven niet bij de aanvraag te worden ingeleverd, maar pas achteraf wanneer daar op basis van een steekproef om gevraagd wordt.

Artikel 1. Begripsomschrijving

Dit artikel legt uit wat de belangrijkste begrippen betekenen die in deze verordening worden gebruikt. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (Wwb).

Steeds wanneer het begrip in de verordening wordt gebruikt heeft het de betekenis zoals in artikel 1 is omschreven.

Artikel 2.

Dit artikel geeft aan dat de voorzieningen in deze verordening beschikbaar zijn voor alle inwoners van Noordenveld met een laag inkomen, hun partner en de inwonende kind(eren). Een laag inkomen hoeft niet altijd het gevolg te zijn van een uitkering maar kan bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van een laag loon uit een dienstbetrekking of van een AOW uitkering met daarnaast geen of onvoldoende pensioen.

Artikel 3.

Aanvragen moeten gedaan worden via het daarvoor bestemde aanvraagformulier. Cliënten van de ISD Noordenkwartier ontvangen dit formulier automatisch in het voorjaar van ieder kalenderjaar. Het formulier kan ook op verzoek worden toegezonden. Ook is het mogelijk een afspraak te maken om samen met een medewerker van de gemeente het formulier op het gemeentehuis in te vullen en in te leveren.

Aanvragen moeten uiterlijk 1 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft zijn ingediend. Aanvragen die na die datum binnenkomen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 4.

Om in aanmerking te komen voor een voorziening moet worden aangetoond dat de aanvrager beschikt over een laag inkomen. Op het aanvraagformulier staat welke bewijsstukken meegestuurd moeten worden.

Bij de aanvraag hoeven geen bewijsstukken te worden meegestuurd zoals kassabonnetjes of kopieën van bankafschriften van de gemaakte kosten. Deze bewijsstukken moeten wel worden bewaard. Op basis van een steekproef kan gevraagd worden deze bewijsstukken te overleggen. Een steekproef kan tot een jaar na het verstrijken van de uiterste aanvraagdatum plaatsvinden.

Artikel 5.

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 6.

Voor ieder schoolgaand kind kan een financiële tegemoetkoming worden aangevraagd. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van of het kind deelneemt aan het basisonderwijs of aan het voortgezet onderwijs. Kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan hebben recht op de hoogste tegemoetkoming omdat het eerste jaar van het voortgezet onderwijs vaak de nodige kosten met zich meebrengt. De besteding van de tegemoetkoming is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager zolang deze maar bijdraagt aan het maatschappelijk mee kunnen doen van het kind. Zo kan de tegemoetkoming besteed worden aan de kosten van bijvoorbeeld sportverenigingen, schoolattributen (zoals: atlas, tas, fiets, boeken, schoolreis, enz.), zwemabonnement, museumbezoek, evenement- of attractiebezoek, enz.

Artikel 7.

Per kind in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar heeft de aanvrager recht op een tegemoetkoming voor de kosten van het volgen van zwemonderwijs. Het gaat hierbij alleen om de kosten van het zwemonderwijs en de kosten van het afzwemmen. Alleen de werkelijk gemaakt kosten worden gedeclareerd tot een maximum van € 110,-. Wanneer daar op basis van een steekproef om gevraagd wordt moet de aanvrager kunnen aantonen dat de gedeclareerde kosten voor het zwemonderwijs ook werkelijk zijn gemaakt.

Artikel 8.

Deze voorzieningen zijn bedoeld voor de aanvrager zelf en zijn eventuele gezinsleden, anders dan de schoolgaande kinderen (voor de schoolgaande kinderen is de voorziening uit artikel 6 bedoeld). Per persoon kan een financiële tegemoetkoming worden ontvangen van maximaal € 100,- te besteden aan sportieve en/of culturele activiteiten. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van sportverenigingen, een zwemabonnement, theaterbezoek, museumbezoek, evenementbezoek, een bibliotheekabonnement, enz.

De vergoeding voor kabel-, krant- en internet/telefoonabonnement geldt per wooneenheid en niet per persoon.

Artikel 9.

Voor het verrichten van vrijwilligerswerk dat voldoet aan de in de verordening gestelde voorwaarden wordt een tegemoetkoming verstrekt. Om voor deze tegemoetkoming in aanmerking te komen moeten altijd bewijsstukken worden meegezonden. Dit wordt dus niet achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd. Wanneer het vrijwilligerswerk gedaan wordt in het kader van een re-integratietraject van de ISD bestaat het recht op deze voorziening niet. Eventueel ontvangen onkostenvergoedingen van de instelling waarvoor vrijwilligerswerk wordt gedaan worden in mindering gebracht op de voorziening.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 11

Wanneer willens en wetens misbruik van de regeling wordt gemaakt wordt de aanvrager voor het eerst volgend jaar uitgesloten voor de regeling.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.