Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015

Geldend van 25-12-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 september 2014, 14 oktober 2014 en 18 november 2014;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. bugalowpark: een park met vakantiehuizen/-bungalows bestem voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recretatieve doeleinden doorgaans voor tijdelijke verhuur van een week, midweek of weekend;

b. groepsaccommodatie: een accommodatie met ten minste twintig slaapplaatsen die logies overwegend aan personen in groepsverband (geen gezinsverband zijnde) verstrekt, met slaapgelegeheden in kamers, zalen, tenthuisjes, appartementen en/of tenten, die gasten mogelijk met 'vreemden' moeten delen;

c. vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatie doeleinden;

e. vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

f. vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een weizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

g. seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst, dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat na afloop van het seizoen wordt verwijderd;

h. toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of een seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele onderkomens;

i. kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

j. arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezine, echtpaar of samen reizende personene gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

k. vooseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

l. verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kamppeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

m. naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

n. maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

Artikel 2 Belastbaar feit

Terzake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam 'toeristenbelasting' een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3. Indein met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degeen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    a. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2,2;

    b. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2,2.;

    c. mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2,2;

    d. mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens op niet-vaste of seizoenplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op:

    1o 1,5, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

    2o 1,5, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

    3o 1,5, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

    4o 1,5, indien sprake is van een maandarrangement.

    e. per vakantiehuis of bungalow op een bungalowpark, bepaald op 3;

    f. een groepsaccommodatie per slaapplaats, bepaald op 1;

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    a. in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 60;

    b. in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 50;

    c. in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op: 50;

    d. in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

    1o 30, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

    2o 39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

    3o 18, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

    4o 12, indien sprake is van een maandarrangement.

    • 1.

      in geval van het eerste lid, sub e, bepaald op 105;

    • 2.

      in geval van het eerste lid, sub f, bepaald op 65;

Artikel 7 (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 1,05.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 4,54 worden niet geheven. Voor de toepassing wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen toeristenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, als het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslag(en) toeristenbelasting of andere heffingen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 2.500,00 en een machtiging tot automatische incasso is verstrekt, dat het totaalbedrag van de aanslagen in acht termijnen wordt geïncasseerd. De eerste termijn vervalt aan het begin van de tweede maand volgend op de maand die in dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in vorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 15 Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijf houdende(n) te registreren in een daarvoor bestemd en eventueel door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3. Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

  • 4. De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 5. De verplichting als bedoeld in voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige een registratie voert waaruit het nachtverblijf van verblijf houdende(n) kan worden vastgesteld.

Artikel 16 Nadere regels door het College van burgemeester en wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 17 Overgangsrecht

De 'Verordening toeristenbelasting 2014' van 11 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 18, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting 2015”.

Roden, 17 december 2014

De Raad van de gemeente Noordenveld,

De voorzitter, De griffier,