Subsidieverordening welzijn, cultuur en sport 2002

Geldend van 01-09-2017 t/m heden

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN, CULTUUR EN SPORT 2002

SUBSIDIEVERORDENING

WELZIJN, CULTUUR EN SPORT 2002

December 2002

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Gemeente: gemeente Noordenveld.

2. Raad:de Raad van de gemeente Noordenveld.

3. Burgemeester en Wethouders:Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld.

4. Wet:Algemene wet bestuursrecht.

5. ASV:Algemene Subsidieverordening Noordenveld 2002.

6. Deelverordening:deelverordening Welzijn, Cultuur en Sport van de gemeente.

7. Jaarprogramma:het jaarlijks in het kader van de gemeentebegroting vast te stellen overzicht van de subsidieaanvragen en–verleningen vallend binnen de reikwijdte van deze verordening.

8. Instelling:te subsidiëren rechtspersoon zonder winstoogmerk of door Burgemeester en Wethouders daaraan gelijkgestelde natuurlijke personen.

9. Beroepskracht:een professionele en terzake deskundige medewerker van een instelling, waarmee een arbeidsovereenkomst is gesloten.

10. Vrijwilliger: een begeleider v an gesubsidieerde activiteiten die daarvoor geen salaris ontvangt en waarmee geen arbeidsovereenkomst is afgesloten.

11. Professionele instelling: instelling die activiteiten organiseert en uitvoert met behulp van beroepskrachten.

12. Algemene reserve: het vrij aanwendbare eigen vermogen van de instelling.

13. Bestemmingsreserve: deel van het eigen vermogen dat wordt opgebouwd en aangewend voor een vooraf bepaalde bestemming.

14. Doelgroep: door Burgemeester en Wethouders omschreven groep of categorie burgers waarop de gesubsidieerde activiteit met name gericht moet zijn.

15. Risicogroep: groep of categorie van burgers, die te maken hebben met persoonlijke of omgevingsfactoren waardoor zij ten opzichte van andere burgers een groter risico lopen op sociale, emotionele, cognitieve of economische achterstand.

16. Retributiesubsidie: een aanvullende subsidie ter compensatie van te lage inkomsten uit inkomensafhankelijke deelnemersbijdragen voor activiteiten waarbij de doelgroep overwegend uit financieel minder draagkrachtige deelnemers bestaat.

Artikel 2 Reikwijdte

Onder deze deelverordening vallen alle aan instellingen verstrekte incidentele en structurele subsidies voor activiteiten, vallend onder de volgende beleids- of werkterreinen:

  • a.

    professioneel en vrijwillig welzijnswerk, waaronder algemeen sociaal-cultureel werk, vormings- en ontwikkelingswerk, opbouwwerk, jeugd- en jongerenwerk, ouderenwerk, activiteiten voor allochtonen, speel-o-theken en de exploitatie van buurt-en dorpshuizen;

  • b.

    kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • c.

    maatschappelijke dienstverlening en zorg, waaronder maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening, basisgezondheidszorg en verslavingszorg;

  • d.

    kunst en cultuur, waaronder kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening;

  • e.

    musea;

  • f.

    mediabeleid;

  • g.

    bibliotheekwerk;

  • h.

    sport en sportieve recreatie, waaronder speelvoorzieningen.

Artikel 3 Doelstelling

De gemeente wil door middel van subsidiëring van de onder de reikwijdte van deze verordening vallende activiteiten:

  • a.

    de ontplooiingsmogelijkheden van haar inwoners vergroten en hun zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving stimuleren;

  • b.

    voorkomen dat haar inwoners sociaal en/of economisch in een achterstandpositie geraken en waar dat al het geval is aan deze inwoners mogelijkheden bieden om hun positie te verbeteren.

De gemeente wil deze doelstelling bereiken door:

  • a.

    het stimuleren van het particulier initiatief, vrijwilligerswerk en participatie van de deelnemers;

  • b.

    het bevorderen en instandhouden van de sociale samenhang en infrastructuur;

  • c.

    het stimuleren van vernieuwende initiatieven.

Artikel 4 Nadere regels

  • 1. De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening Noordenveld 2000 zijn van toepassing tenzij in deze verordening anders is geregeld.

  • 2. Subsidies worden alleen toegekend aan instellingen die statutair gevestigd zijn in de gemeente Noordenveld of waarvan de te subsidiëren activiteiten zijn gericht op de inwoners van de gemeente Noordenveld; Burgemeester en Wethouders kunnen hiervan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een of meer bepalingen van deze verordening in individuele gevallen niet van toepassing te verklaren indien van de instelling in redelijkheid niet gevergd kan worden deze bepalingen na te komen.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels of andere wettelijke voorschriften stellen met betrekking tot de aard, de uitvoering en de inhoud van activiteiten, de hoogte van de subsidie en de wijze van subsidieberekening, voorzover dat niet in deze verordening is vastgelegd.

  • 5. Subsidiëring van activiteiten kan worden geweigerd als naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in deze activiteiten al op toereikende wijze anders wordt voorzien.

  • 6. Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger zich bij de uitvoering van de activiteiten richt op een nader te bepalen doel-of risicogroep.

  • 7. Burgemeester en Wethouders kunnen een retributiesubsidie verlenen bij activiteiten waar een inkomensafhankelijke deelnemersbijdrage wordt gevraagd en de doelgroep overwegend uit financieel minder draagkrachtige deelnemers bestaat.

  • 8. Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen of en in hoeverre een instelling een algemene en/of bestemmingsreserve mag, dan wel moet aanleggen; overschrijding van of oneigenlijke onttrekking aan toegestane reserves kan in mindering worden gebracht op de subsidie van het lopende of komende jaar.

  • 9. De te subsidiëren activiteiten zullen in beginsel voor iedere inwoner van de gemeente toegankelijk moeten zijn, met dien verstande dat activiteiten die uitsluitend ten dienste staan van de leden van een kerkgenootschap, de leden van een politieke partij, de leden van een vakorganisatie of ten dienste van leden van een vereniging die hiermee gelijk te stellen is, niet op grond van deze verordening subsidiabel zijn.

  • 10. Beroepskrachten die worden ingezet bij het realiseren van de gesubsidieerde activiteiten dienen de voor hun functie vereiste en in de betreffende Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst omschreven opleiding en ervaring te hebben.

  • 11. Deelnemers, vrijwilligers en beroepskrachten dienen bij het beleid van de instelling betrokken te worden.

  • 12. Burgemeester en Wethouders kunnen voor activiteiten vallend onder deze verordening waarderingssubsidies toekennen; een waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 500,00 tenzij Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat een hoger bedrag noodzakelijk is.

  • 13. vervallen in 2013

  • 14. vervallen in 2013

  • 15. Burgemeester en Wethouders kunnen voor overige, onder de reikwijdte van deze verordening vallende jaarlijks terugkerende activiteiten, voorzover niet vallend onder de volgende hoofdstukken van deze verordening, subsidie verlenen in de vorm van een nader te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte activiteitenkosten.

Artikel 5 Vervallen in 2009

Artikel 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger wordt geacht, waar mogelijk, eigen inkomsten te verwerven; Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat, dan wel welke deelnemersbijdragen er moeten worden geheven.

  • 2 De subsidieontvanger zorgt, waar mogelijk, voor samenwerking met andere gelijkgerichte voorzieningen en stemt zijn activiteiten daarop af.

Hoofdstuk 2 Welzijnswerk

Artikel 7 Doelstelling subsidie

  • 1. De gemeente subsidieert de organisatie en uitvoering van sociaal--culturele en vormende activiteiten omdat daardoor haar inwoners worden gestimuleerd en in staat gesteld om zich individueel en in groepsverband verder te ontwikkelen en de sociale infrastructuur wordt versterkt; de gemeente geeft daarbij voorrang aan mensen uit risicogroepen.

  • 2. De gemeente subsidieert het oprichten en instandhouden van speel-o-theken omdat deze een goed instrument zijn om ouders over het belang van spelen en verantwoord speelgoed te informeren en alle kinderen een gelijke kans te bieden om met verantwoord speelgoed te spelen.

  • 3. De gemeente geeft bij het subsidiëren van activiteiten specifieke aandacht aan de hieronder genoemde doelgroepen en de wijze waarop de activiteiten zijn afgestemd op de behoeften en het leefmilieu van die doelgroep. Het betreft de volgende doelgroepen:

    • a.

      ouderen, waarbij de activiteiten erop gericht moeten zijn om hen hun zelfstandigheid te laten behouden en hen te (blijven) betrekken bij hun sociale en woonomgeving;

    • b.

      jonge en schoolgaande kinderen, waarbij de activiteiten vooral gericht moeten zijn op hun sociale, creatieve en educatieve ontwikkeling;

    • c.

      jongeren en jong volwassenen, waarbij de activiteiten met name gericht moeten zijn op hun sociale, culturele en maatschappelijke ontplooiing, educatie en zelfredzaamheid;

    • d.

      allochtone inwoners, waarbij de activiteiten met name gericht moeten zijn op hun sociale en maatschappelijke integratie en zelfstandigheid, maar ook kunnen dienen voor het behoud van hun eigen culturele activiteiten en sociale contacten.

  • 4. De gemeente streeft er bij haar subsidiëring naar om de instellingen voor sociaal cultureel werk en vormingswerk samen te laten werken met andere voorzieningen voor de in lid 2 genoemde doelgroepen om zo een integraal beleid voor de betreffende doelgroep te kunnen realiseren.

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

  • a.

    de uitvoering van sociaal--culturele en vormende activiteiten;

  • b.

    het instandhouden van een professionele instelling voor welzijnswerk;

  • c.

    eenmalige vernieuwende projecten;

  • d.

    het beheer en de exploitatie van welzijnsaccommodaties en overige buurt- en dorpshuizen;

  • e.

    het exploiteren van een speel-o-theek.

Artikel 9 Grondslag subsidie

  • 1 Niet-professionele instellingen die subsidie ontvangen voor de in Artikel 8 onder a, c of e genoemde activiteiten krijgen de subsidie in de vorm van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte activiteitenkosten.

  • 2 Professionele instellingen die subsidie ontvangen voor de in artikel 8 genoemde activiteiten krijgen deze in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, overige subsidieverplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 3 De eventueel toe te kennen retributiesubsidie bedraagt een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag per (aantoonbaar) financieel minder draagkrachtige deelnemer.

  • 4 Voor buurt- en dorpshuizen die worden gebouwd of instandgehouden door daarvoor in het leven geroepen plaatselijke instellingen, wordt subsidie gegeven in de vorm van een door de Raad te bepalen eenmalige bijdrage in de stichtingskosten dan wel een door Burgemeester en Wethouders te bepalen jaarlijkse bijdrage in de exploitatiekosten.

Artikel 10 Aanvullende subsidieverplichtingen

  • 1 De te subsidiëren sociaal--culturele en vormende activiteit moeten worden beschreven in een bij de aanvraag in te dienen activiteitenplan waarin tenminste de aard, de duur en het verwachte aantal deelnemers van de activiteit wordt vermeld.

  • 2 De te subsidiëren activiteiten dienen minimaal tien deelnemers te hebben.

Hoofdstuk 3 Kinderopvang

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 11 Begripsbepaling

a. Kinderopvang: het in georganiseerd verband en tegen vergoeding bieden van onderdak, verzorging, opvoeding en begeleiding aan kinderen van 0 tot 16 jaar door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders.

b. Kindercentrum:

accommodatie voor kinderopvang onder professionele leiding.

c. Gastouderopvang: kinderopvang bij gastouders gedurende tenminste vijf uren per week waarbij in het gezin gelijktijdig ten hoogste vier kinderen worden opgevangen en die tot stand komt door bemiddeling van een erkend gastouderbureau, waarbij een geslaagde bemiddeling een koppeling wordt genoemd.

d. Kinderdagopvang: opvang in een kindercentrum of bij gastouders van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar gedurende vier of meer uren per etmaal.

e. Buitenschoolse opvang: opvang in een kindercentrum of bij gastouders van kinderen in de schoolgaande leeftijd gedurende werkdagen op tijden dat de kinderen niet naar school gaan.

f. Opvangplaats: eenheid van opvang, inhoudende de ruimtelijke, organisatorische en personele voorziening die nodig is om één kind gedurende alle werkdagen van enig jaar op te vangen, waarbij een koppeling door een gastouderbureau gelijk is aan 0,5 opvangplaats.

g. Bedrijfsplaats: een opvangplaats gefinancierd door een particulier, dan wel een private rechtspersoon en gereserveerd voor de kinderen van die particulier, dan wel voor de kinderen van ouders werkzaam bij die rechtspersoon.

h. Gemeentelijke plaats: een door de gemeente gesubsidieerde opvangplaats die is gereserveerd voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor een bedrijfsplaats.

i. Peuterspeelzaal: accommodatie voor opvang van kinderen van 2 tot 4 jaar gedurende maximaal drie uur per dag en twee dagen per week, gericht op stimulering van de individuele en sociale ontwikkeling van het kind door spel en sociale activiteiten onder leiding van terzake deskundige volwassenen.

j. Peutergroep: groep van overwegend dezelfde peuters die op dezelfde dagen van de week de peuterspeelzaal bezoeken.

k. Plusfunctie: programmatische activiteiten gericht op vroegtijdige onderkenning en bestrijding van onderwijs- en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen.

Paragraaf 3.2 Kinderdagopvang

Artikel 12 Doelstelling subsidie

  • 1 De gemeente draagt bij aan het realiseren en instandhouden van professioneel begeleide en kwalitatief goede kinderdagopvang en buitenschoolse opvang om ouders, met name de minder draagkrachtige ouders, in gelijke mate in staat te stellen deel te nemen aan de arbeidsmarkt dan wel zich daarop voor te bereiden.

  • 2 Alle kinderopvangvoorzieningen moeten gelijkmatig over het gemeentelijk gebied zijn verdeeld.

  • 3 De gemeente wil de deelname van allochtone kinderen en kinderen uit risicogroepen vergroten en ziet de dagopvang en buitenschoolse opvang als belangrijke instrumenten om leer-en ontwikkelingsachterstanden op te sporen en te voorkomen.

  • 4 De gemeente streeft ernaar om de lokale opvang-, onderwijs- en zorgvoorzieningen zodanig te laten samenwerken dat er een aansluitend traject en aansluitende aanpak voor 0 tot 16 jarigen ontstaat.

Artikel 13 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

  • a.

    het bieden van kinderdagopvang en buitenschoolse opvang in een kindercentrum of bij gastouders aan kinderen van ouders die niet voor een bedrijfsplaats in aanmerking komen;

  • b.

    deskundigheidsbevordering van de leiding, plusfunctieprogramma’s en overige activiteiten passend binnen de functie van kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.

Artikel 14 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie voor de in artikel 13 onder a vermelde activiteit wordt berekend naar rato van het aantal voor de gemeentelijke opvangplaatsen, waarbij de hoogte van de subsidie per plaats wordt gebaseerd op het geraamde verschil tussen de gemiddelde kostprijs en de gemiddelde ouderbijdrage per plaats; de subsidie wordt verleend in de vorm van een door de Raad vast te stellen taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, overige subsidieverplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 De subsidie voor activiteiten als genoemd in artikel 13 onder b bedraagt een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte activiteitenkosten.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

  • 1 De dagopvang en buitenschoolse opvang moeten voldoen aan de eisen van de Verordening Kinderopvang Noordenveld.

  • 2 De kinderopvanginstellingen dienen voor de gemeentelijke plaatsen aan de ouders een inkomensafhankelijke bijdrage te vragen en daarbij de door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde tarieven te hanteren.

  • 3 Burgemeester en Wethouders dienen voor gemeentelijke plaatsen een door de instelling te hanteren toelatingsbeleid vast te stellen.

  • 4 Subsidies in het kader van Rijksregelingen op het gebied van de kinderopvang worden verstrekt op de voorwaarden gesteld in de betreffende regeling.

Paragraaf 3.3 Peuterspeelzalen

Artikel 16 Doelstelling subsidie (vervallen per 1-9-2017)

Artikel 17 Subsidiabele activiteiten (vervallen per 1-9-2017)

Artikel 18 Grondslag subsidie (vervallen per 1-9-2017)

Artikel 19 Subsidieverplichtingen (vervallen per 1-9-2017)

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke dienstverlening en zorg

Artikel 20 Doelstelling subsidie

  • 1 De gemeente subsidieert activiteiten op het gebied van maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg om maatschappelijke en gezondheidsproblemen bij de bevolking van Noordenveld te voorkomen en te helpen oplossen.

  • 2 De gemeente streeft er met haar subsidiëring naar om de toegankelijkheid van zorgvoorzieningen te vergroten; zij doet dat onder andere door de zorgvoorzieningen te stimuleren om samen te werken en om samenhang aan te brengen in het zorgaanbod, zowel in het algemeen als per individuele cliënt.

Artikel 21 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De gemeente subsidieert lokale of bovenlokale instellingen voor activiteiten op het gebied van verslavingszorg, slachtofferhulp, jeugdhulpverlening, maatschappelijke opvang en begeleiding en andere door de Raad aangegeven aandachtsgebieden, mits en in zoverre deze aanvullend zijn op de door Rijks- en provinciale overheid georganiseerde zorg.

  • 2. De in lid 1 bedoelde activiteiten kunnen bestaan uit:

    • a.

      cliëntgerichte hulp- en dienstverlening, te weten het begeleiden en ondersteunen van een cliënt gericht op behoud dan wel herstel van sociale vaardigheden en het maatschappelijk functioneren en het verrichten van concrete diensten voor een cliënt;

    • b.

      het geven van informatie en advies aan een cliënt of groepen cliënten;

    • c.

      preventieve activiteiten gericht op het voorkomen en het ontstaan van hulpvragen;

    • d.

      het geven van maatschappelijke- en gezondheidsvoorlichting aan individuele burgers en specifieke groepen;

    • e.

      het bieden van consultatie aan vrijwilligers en beroepskrachten van andere organisaties ten behoeve van de hulpverlening;

    • f.

      het signaleren van ontwikkelingen in hulpvragen en bij (groepen) cliënten ten behoeve van interne en externe beleidsontwikkeling;

    • g.

      telefonische hulp gericht op de behandeling van (anonieme) individuele vragen, zoals bijvoorbeeld bij de vertrouwenstelefoon;

    • h.

      indicatiestelling voor toelating tot zorgvoorzieningen;

    • i.

      andere activiteiten die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders vallen onder de in het eerste lid van dit artikel genoemde gebieden.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen op het gebied van maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

    • a.

      het instandhouden van een professionele non-profit instelling;

    • b.

      door beroepskrachten uitgevoerde dan wel begeleide activiteiten van eenmalige vernieuwende projecten.

Artikel 22 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie voor de in artikel 21 lid 3a genoemde activiteit wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, overige subsidieverplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 De subsidie voor de in artikel 21 lid 3 onder b en c genoemde activiteiten bestaat uit een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de naar hun oordeel noodzakelijke kosten.

  • 3 In door de Raad te beslissen gevallen wordt subsidie verleend in de vorm van een bedrag per deelnemer dan wel per inwoner dan wel naar rato van het aantal inwoners van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Kunst en cultuur

Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen

Artikel 23 Begripsbepaling

a. Amateuristische kunstbeoefening: beoefening van kunst door individuen en instellingen, in de vrije tijd, zonder dat gestreefd wordt naar het verkrijgen van een inkomen uit het kunstproduct.

b. Muziekvereniging: een instelling die als voornaamste doel heeft mensen te stimuleren en in staat te stellen om op amateur-basis te spelen en op te treden in een harmonie- of fanfarekorps of een drumband.

c. Zangvereniging of koor: een instelling die als voornaamste doel heeft mensen te stimuleren en in staat te stellen om op amateur-basis te zingen en op te treden in een koor.

d. Toneelvereniging: een instelling die als voornaamste doel heeft mensen te stimuleren en in staat te stellen om op amateur-basis toneel te spelen.

e. Actieve leden: leden van een instelling voor amateuristische kunstbeoefening die daadwerkelijk deelnemen aan de activiteiten van de instelling.

f. Activiteiten kunst en cultuur: activiteiten op het gebied van kunst- en cultuureducatie, muziek, beeldende kunst, podiumkunsten, film, media, letteren en cultuurbehoud.

g. Culturele programmaorganisatie: een niet-professionele instelling die jaarlijks een aanbod van activiteiten op het gebied van kunst en cultuur organiseert.

h. Bibliotheekvoorziening: een publieke voorziening voor het uitlenen van boeken en andere mediadragers en het verschaffen en toegankelijk maken van informatie op diverse terreinen.

i. Museum: een instelling die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen, zonder winstoogmerk.

j. Lokale omroep: een lokale instelling die radio- en/of televisie-uitzendingen verzorgt met recreatieve, educatieve,

k. culturele en informatieve programma’s voor en over de gemeente.

Paragraaf 5.2 Amateuristische kunstbeoefening

Artikel 24 Doelstelling subsidie

  • 1 De gemeente subsidieert de amateuristische kunstbeoefening in verenigingsverband om zowel de individuele kunstzinnige expressie en vorming als de sociale samenhang te bevorderen.

  • 2 De subsidie heeft tevens tot doel de deelname aan de amateuristische kunstbeoefening in het algemeen en van jongeren in het bijzonder te bevorderen.

Artikel 25 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de amateuristische kunstbeoefening in verenigingsverband.

Artikel 26 Grondslag subsidie

  • Vervallen in 2009

Artikel 27 Nadere regels

  • Vervallen in 2009

Paragraaf 5.3 Culturele programmaorganisaties

Artikel 28 Doelstelling subsidie

De gemeente subsidieert culturele programmaorganisaties in Noordenveld om voor haar inwoners een samenhangend cultureel programma-aanbod te organiseren en toegankelijk te maken en om het culturele klimaat binnen de gemeente te bevorderen.

Artikel 29 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van het organiseren van activiteiten op het gebied van kunst en cultuur door de culturele programmaorganisaties.

Artikel 30 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestaties en overige verplichtingen voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 Het budget als bedoeld in lid 1 van dit artikel zal per 1 januari 2001 jaarlijks worden geïndexeerd volgens de uitgangspunten zoals die gelden voor de begroting van de gemeente Noordenveld.

Artikel 31 Nadere regels

  • 1 De gemeente streeft naar een spreiding van culturele programmaorganisaties over de gemeente.

  • 2 De activiteiten kunst en cultuur die de culturele programmaorganisaties organiseren dienen afgestemd te zijn op de behoeften van de inwoners van de gemeente.

  • 3 De culturele programmaorganisaties dienen hun programma-aanbod op elkaar af te stemmen.

  • 4 De culturele programmaorganisaties dienen van de bezoekers aan de activiteiten een bijdrage te vragen die in verhouding staat tot de aard van die activiteit.

  • 5 De culturele programmaorganisaties worden geacht waar mogelijk eigen inkomsten te verwerven naast de subsidies en het innen van bijdrages van bezoekers.

  • 6 De culturele programmaorganisaties dienen zoveel als mogelijk gebruik te maken van de inzet van vrijwilligers.

Paragraaf 5.4 Culturele activiteiten en experimenten

Artikel 32 Doelstelling subsidie

De gemeente subsidieert activiteiten op het gebied van kunst en cultuur ter bevordering van de zelfontplooiing van de inwoners, de sociale samenhang en het culturele klimaat binnen de gemeente.

Artikel 33 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen voor:

  • a.

    activiteiten op het gebied van kunst en cultuur buiten het aanbod van de programmaorganisaties;

  • b.

    Vervallen in 2013

  • c.

    het beheer van een culturele accommodatie.

Artikel 34 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 33 a bestaat uit een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte kosten.

  • 2 Vervallen in 2013

  • 3 De subsidie als bedoeld in artikel 33 c wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestaties, overige verplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 35 Nadere regels

  • 1 De te subsidiëren activiteiten als bedoeld in artikel 33 onder a en b dienen een aanvulling te zijn op het ten tijde van de aanvraag binnen de gemeente geldende aanbod aan activiteiten.

  • 2 De nadere regels voor programmaorganisaties als genoemd in artikel 31 lid 2, 3, 4 ,5 en 6 zijn voor de in artikel 33 a genoemde activiteiten van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Aanvragen voor subsidies uit het in artikel 34 lid 2 genoemde fonds dienen tenminste 8 weken voor de aanvang van de activiteit te worden ingediend en worden op volgorde van binnenkomst toegekend.

  • 4 Voor een subsidie uit het in artikel 34 lid 2 genoemde fonds kan dezelfde subsidieaanvrager slechts eenmaal per jaar in aanmerking komen.

Paragraaf 5.4 Bibliotheekwerk

Artikel 36 Doelstelling subsidie

De gemeente subsidieert het openbare bibliotheekwerk om haar inwoners een laagdrempelige toegang te verschaffen tot boeken en andere informatiedragers ter ontspanning, informatie of ontwikkeling; de gemeente verwacht daarbij dat de bibliotheek de inwoners en met name de jeugd stimuleert om te lezen en van de beschikbare informatie gebruik te maken.

Artikel 37 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Burgemeester en Wethouders verlenen subsidie voor het in stand houden van vaste en mobiele bibliotheekvoorzieningen in de woonkernen van de gemeente.

  • 2 Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen voor overige activiteiten voor zover passend binnen de functie bibliotheekwerk.

Artikel 38 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 37 lid 1 wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, overige verplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren met de gemeente is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 37 lid 2 wordt verleend in de vorm van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte activiteitenkosten.

Artikel 39 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De instelling zal waar mogelijk en nodig samenwerken met, dan wel ondersteuning bieden aan andere instellingen op het gebied van cultuur, educatie en sociaal-cultureel werk.

Paragraaf 5.5 Musea

Artikel 40 Doel van de subsidie

De gemeente subsidieert musea in de gemeente om te zorgen dat de betreffende museale collecties worden bewaard voor de toekomst, tentoongesteld en toegankelijk gemaakt voor een breed publiek en omdat zij een belangrijke bijdrage leveren aan de culturele, historische en recreatieve waarde van de gemeente.

Artikel 41 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen

  • a.

    als bijdrage in de kosten van het exploiteren van het museum;

  • b.

    als bijdrage in de kosten van een museale activiteit.

Artikel 42 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 41 a wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, overige verplichtingen en wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 41 b wordt verleend in de vorm van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte kosten.

Paragraaf 5.6 Lokale omroep

Artikel 43 Doelstelling subsidie

De gemeente subsidieert de lokale omroep om aan haar inwoners nieuws en andere informatieve, educatieve, culturele dan wel recreatieve radio- en televisieprogramma’s te bieden die betrekking hebben, dan wel gericht zijn op de gemeente Noordenveld; een en ander als zinvolle aanvulling op het aanbod vanuit de landelijke en regionale media.

Artikel 44 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van het produceren, het uitzenden en het publiceren van lokale programma’s.

Artikel 45 Grondslag subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 44 wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestatie, de overige verplichtingen en de wijze van indexering, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet; de subsidie bestaat uit een door de Raad te bepalen bedrag per kabelaansluiting.

Artikel 46 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De organisatie en uitzendingen van de subsidieontvanger moeten voldoen aan de eisen van de Mediawet.

  • 2 Naast de door de wet, de algemene subsidieverordening en de in deze verordening vereiste stukken dient de subsidieontvanger bij de aanvraag mee te zenden het reglement van orde, het jaarverslag en de ledenlijst van de Programmaraad en een overzicht van de voorgenomen programmering; over wijziging dan wel actualisering van deze stukken dienen Burgemeester en Wethouders tijdig te worden geïnformeerd.

  • 3 De in te dienen jaarrekeningen en begrotingen dienen een goed inzicht te geven in de investeringen en de opgebouwde reserves ten behoeve van de zendapparatuur.

Hoofdstuk 6 Sport

Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen

Artikel 47 Begripsbepaling

a. Sport: het op recreatief niveau of op wedstrijdniveau beoefenen van een sport die door het NOC*NSF als zodanig is erkend.

b. Sportvereniging: een volledige rechtsbevoegdheid bezittende vereniging, die aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • -

    aangesloten is bij een landelijke of regionale sportbond die op haar beurt weer is aangesloten bij NOC*NSF;

  • -

    ingeschreven is in het verenigingsregister van de Kamer van Koophandel;

  • -

    zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk door sportbeoefening in clubverband de vorming en ontwikkeling van alle leden te bevorderen;

  • -

    de inzet van voldoende bevoegde leiding.

c. Sportopleidingen/-cursussen: algemene opleidingen of cursussen gericht op de ondersteuning of bijscholing van vrijwilligers in sportverenigingen of sportuitvoerende instellingen.

d. Sportaccommodatie:

een voorziening voor het beoefenen van sport.

Paragraaf 6.2 Sportstimulering en -ontwikkeling

Artikel 48 Doelstelling subsidie

De gemeente subsidieert activiteiten gericht op sportstimulering en -ontwikkeling met als doel:

  • a.

    de kwaliteit, de spreiding en de variatie van het bestaande sportaanbod en de sportdeelname door nader te bepalen doelgroepen te bevorderen;

  • b.

    de organisatorische sportinfrastructuur te versterken en sportactiviteiten voor alle inwoners mogelijk te maken.

Artikel 49 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

  • a.

    Vervallen in 2013

  • b.

    Vervallen in 2013

  • c.

    Vervallen in 2013

  • d.

    deelname van vrijwillig sportkader aan sportopleidingen of -cursussen van sportbonden of landelijke sportorganisaties.

Artikel 50 Grondslag subsidie

  • 1 Vervallen in 2013

  • 2 Vervallen in 2013

  • 3 De subsidie als bedoeld in artikel 49 onder d bedraagt maximaal 50% van de cursuskosten en bedraagt maximaal € 225,00 per vereniging.

Artikel 51 Nadere regels

  • 1. Vervallen in 2013

  • 2. Vervallen in 2013

  • 3. Vervallen in 2013

  • 4. Vervallen in 2013

  • 5. Cursuskosten die voor subsidie in aanmerking, als bedoeld in artikel 50 lid 3, komen zijn:

    • a.

      inschrijf- en cursusgelden;

    • b.

      examengelden;

    • c.

      literatuur en lesmateriaal.

Paragraaf 6.3 Sportaccommodaties

Artikel 52 Doelstelling subsidie

De gemeente draagt bij tot het in stand houden van sportaccommodaties in voorwaardenscheppende zin, zodat de toegankelijkheid voor iedere burger wordt vergroot en de sportaccommodaties gelijkmatig over het gemeentelijk gebied zijn verdeeld.

Artikel 53 Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

  • a.

    het beheer en de exploitatie van sportaccommodaties;

  • b.

    de huur van een niet gemeentelijke accommodatie, voorzover een sportvereniging hierop is aangewezen.

Artikel 54 Grondslag subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 53 onder a wordt verleend in de vorm van een taakstellend budget dat samen met de te leveren prestaties en overige verplichtingen, voor meerdere jaren is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 2 De subsidie als bedoeld in artikel 53 onder b wordt verleend in de vorm van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bijdrage in de door hen noodzakelijk geachte kosten.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 55 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, en voorzover van toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het College van Burgemeester en Wethouders afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 56 Overgangsbepalingen

  • 1 Voorzover niet bepaald in deze verordening, gaat indexering van subsidies op grond van bepalingen in deze verordening in per 2002.

  • 2 Daar waar de toepassing van deze verordening leidt tot verlaging van een structurele subsidie zal het verschil ingaande het jaar 2002 worden afgebouwd in twee jaarlijkse periodes.

Artikel 57 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 december 2002.

  • 2 De Subsidieverordening Welzijn, Cultuur en Sport, vastgesteld op 30 november 2000, komt met het in werking treden van deze verordening te vervallen.

Artikel 58 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Subsidieverordening Welzijn, Cultuur en Sport Noordenveld 2002'.