Verordening Burgerinitiatief gemeente Noordenveld

Geldend van 08-12-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening Burgerinitiatief

De Raad van de gemeente Noordenveld,

gelezen het voorstel van de fracties van Gemeentebelangen Noordenveld, Partij van de Arbeid, ODN en D'66 van 15 oktober 2004;

overwegende dat het voor het versterken van de betrokkenheid van de burgers van de gemeente Noordenveld bij de gemeentelijke besluitvorming, gewenst is die burgers naast de bestaande mogelijkheden van inspraak de gelegenheid te bieden directe invloed uit te oefenen op de politieke agenda van de raad;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

Besluit: vast te stellen de 'Verordening Burgerinitiatief gemeente Noordenveld'

ARTIKEL 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

  • 2. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van de leeftijd van zestien en zeventien jaar, die met uitzondering van hun leeftijd overigens voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 3. Voor de beoordeling of aan de vereisten van initiatiefgerechtigde is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

ARTIKEL 2

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

ARTIKEL 3

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover tijdens de lopende raadsperiode door de raad een besluit is genomen.

ARTIKEL 4

1.Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

ARTIKEL 5

  • 1.

    De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2.

    Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad hetvoorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4.

    De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft gennomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.

ARTIKEL 6

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk als onderdeel van het Burgerjaarverslag.

Artikel 7

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op het burgerinitiatief gemeente Noordenveld”.

Roden, 25 november, 2004

De raad van de gemeente Noordenveld,

Voorzitter,

Griffier,

formulier burgerinitiatief

Toelichting

behorend bij de Verordening op het Burgerinitiatief voor de gemeente Noordenveld

Artikel 1

Dit artikel biedt burgers de mogelijkheid een onderwerp bij de gemeenteraad aan te dragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk in de raad te discussiëren Overigens hebben burgers ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet.

Om ook jongeren bij de gemeentelijke politiek te betrekken is de leeftijdsgrens voor het initiatiefrecht verlaagd naar zestien jaar, waarbij afgezien van de leeftijdseis alle ander eisen voor kiesgerechtigdheid wel gelden.

Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel.

Van een geldig verzoek is sprake als:

(a) het verzoek door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

(b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 3 is uitgezonderd

(c) aan de in artikel 4 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.

In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.

De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).

Uitgaande van dit gegeven kan voor deze gemeente, met een aantal kiesgerechtigden van < 20.001 uitgegaan worden van 1% van de kiesgerechtigden met een minimum van 50 en een maximum van 125 personen. In de verordening is gekozen voor het minimumaantal van 25 personen, omdat de omvang van de drempel, zonder zonnodige verhinderend te zijn, toch een zekere garantie moet bieden dat het desbetreffende verzoek wordt gedragen door een redelijk gedeelte van de bevolking

Artikel 3

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in de commissievergadering waar het onderwerp wordt behandeld, een spreekuur van een wethouder of de burgemeester of de openbare vergaderingen van de raadsfracties.

Voorkomen moet worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad kunnen frustreren.

Artikel 4

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Voorbeeld van dergelijke formulieren zijn opgenomen in bijlage 1 en 2.

Artikel 5

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is te besluiten, kan de raad doorzenden naar het college als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad.

Zo biedt het vierde lid aan de indiener een ruime gelegenheid tot het geven van een toelichting, beantwoording van vragen en opmerkingen over het voorstel, ten behoeve van de discussie door de raad. Dat is ruimer dan op grond van het reguliere inspreekrecht bij de vergaderingen van de raadscommissie mogelijk is.

Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling zijn dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in verordening voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan uiteraard ook in de raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

Artikel 6

De raad kiest er voor de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen als onderdeel van het Burgerjaarverslag. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.

Artikel 7

Onder deze titel kan de verordening worden aangehaald.