Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2013

De gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2012, no. 15851-1;

gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

B E S L U I T

vast te stellen de volgende:

Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • d.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • e.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet;

  • f.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • g.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

  • h.

    inkomen: het inkomen als genoemd in artikel 32 van de wet;

  • i.

    vermogen: het vermogen als genoemd in artikel 34 van de wet.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder.

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven de bijstandsnorm en het vermogen niet hoger is dan het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 van de wet.

  • 2. De belanghebbende die gedurende de referteperiode inkomsten heeft die meer bedragen dan de geldende bijstandsnorm heeft recht op een langdurigheidstoeslag als de inkomsten in de referteperiode niet meer bedragen dan de bijstandsnorm verhoogd met zes maal de maximale vrijlating van inkomsten als genoemd in artikel 31 lid 2n van de wet.

  • 3. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die gedurende de referteperiode een bijdrage heeft ontvangen op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS), danwel de Wet Studiefinanciering (WSF 2000).

  • 4. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die gedurende de referteperiode in detentie heeft gezeten, tenzij het gaat om één of meerdere korte detentieperiodes van in totaal maximaal 28 dagen in een periode van 36 maanden.

  • 5. Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van de geldende bijstandsnorm per kalendermaand.

  • 2. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11, artikel 13 lid 1 van de wet of artikel 3 lid 3 van deze verordening, komt de rechthebbende gehuwde in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande ouder of alleenstaande zou gelden.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan artikel 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de langdurigheidstoeslag, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2013.

Artikel 8 Intrekking bestaande verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2012, vastgesteld op 15 december 2011, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 17 december 2012
De griffier, De voorzitter,

TOELICHTING VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG NOORDOOSTPOLDER

ALGEMEEN

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 3

De referteperiode was vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Uitgebreid onderzoek van het NIBUD heeft aangetoond dat na 3 jaar een laag inkomen de reserveringsruimte nog maar zeer beperkt is.

De keuze sluit bovendien aan bij de keuze die de wetgever gemaakt heeft. Er was alleen recht op de langdurigheidstoeslag voor personen van 23 tot 65 jaar. In de nieuwe wet is er recht voor personen van 21 tot 65 jaar.

Inkomsten uit arbeid hebben geen invloed op het recht op een langdurigheidstoeslag. In lid 2 is de mogelijkheid opgenomen om belanghebbenden die in de referteperiode een beperkt bedrag aan inkomen hebben boven de bijstandsnorm wel in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag. Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de maximale inkomstenvrijlating uit de WWB. De uitzondering geldt niet alleen voor inkomsten uit arbeid. Ook andere geringe inkomsten kunnen op deze wijze buiten beschouwing blijven.

Studenten zijn, net als in de oude regeling, uitgesloten van het recht op een langdurigheidstoeslag. Zij hebben weliswaar vaak een laag inkomen, maar hun situatie verschilt wezenlijk van die van een werkzoekende of werknemer. Het volgen van een studie is tijdelijk en gericht op het krijgen van een goede startpositie op de arbeidsmarkt.

De inkomensvoorziening voor studenten is daarop afgestemd en het is niet aan de gemeente om voor deze groep extra voorzieningen te scheppen.

Personen die over een geldige verblijfsvergunning beschikken en tijdens een deel van de referteperiode een tegemoetkoming van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hebben ontvangen, komen wel in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

Voor gedetineerden geldt dat zij tijdens detentie geen recht kunnen opbouwen voor een langdurigheidstoeslag. Detentie mag niet “lonen”. Een uitzondering is gemaakt voor een korte periode van detentie. Detentie is de periode in gevangenschap doorgebracht zowel vóór veroordeling als na veroordeling. Als iemand na een lange periode van voorarrest (meer dan 28 dagen) niet veroordeeld wordt kan op basis van de hardheidsclausule besloten worden de periode van detentie alsnog buiten beschouwing te laten.

Artikel 4

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag bepaald. Tot nu toe was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Dit zijn vaste bedragen, ongeveer 40% van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Bij de vaststelling door de gemeente is een aantal zaken in overweging genomen. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Want als op enig moment een hoger inkomen bereikt wordt, dan vervalt direct de hele toeslag. Voor de hoogte is aangesloten bij de oude situatie.

Artikel 5

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in onvoorziene gevallen naar redelijkheid en billijkheid een besluit te nemen.

Artikel 6 t/m 8

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.