Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Geldend van 06-04-2017 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2014

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

gezien het advies van het presidium d.d. 14 april 2014,

besluit vast te stellen de volgende verordening

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 december 2009, Stb. 561;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • e.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • f.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • g.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

  • h.

    lid van een commissie: een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 [40.001-60.000 inwoners] vastgestelde maximum.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 [20.001-50.000 inwoners] vastgestelde maximum.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

Artikel 4 Toelage bijzondere commissies

  • 1. Een lid van de raad dat lid is van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 61, derde lid, van de Gemeentewet dan wel de rekenkamerfunctie, bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, uitoefent dan wel lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet, ontvangt voor de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten per jaar een toelage van 2,5 % van de vergoeding voor de werkzaamheden op jaarbasis.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vast.

Artikel 5 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in artikel2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 6 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal kalenderdagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raads- of commissielid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raads- of een commissielid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raads- of commissielidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raads- of commissielid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raads- of commissielid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raads- of commissielidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raads- of commissielid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 9 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed indien de afstand tussen zijn woning en de plaats waar wordt vergaderd tenminste vier kilometer bedraagt3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een ` volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 10 Verblijfkosten

  • 1. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente als bedoeld in artikel 9 worden aan het raadslid of commissielidvergoed.

  • 3. De vergoeding is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 11 Buitenlandse excursie of reis

Nvt

Artikel 12 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid of commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. Deze aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3. De aanvraag als bedoeld in het tweede lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 4. Kosten van de scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of de VNG komen altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden in het tweede en derde lid.

  • 5. De totale vergoeding van de kosten als bedoeld in lid 1, 2 en 4 overschrijdt niet het bedrag dat voor de scholing van raads- en commissieleden is opgenomen in de begroting, waarbij trainingen ten behoeve van de gehele raad voorrang hebben op de opleidingswensen van individuele raadsleden.

  • 6. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 7. In voorkomende gevallen beslist het presidium.

Artikel 13 Computer en internetverbinding

  • 1. Nvt

  • 2. Op aanvraag vergoedt het college het raads- of commissielid de kosten voor een internetverbinding voor zover deze nodig zijn voor het raadslidmaatschap.

  • 3. Het presidium stelt een bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Het raads- of commissielid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 14 Voorzieningen voor raadsleden met een functionele beperking (vervallen)

Artikel 15 Fietsregeling

Nvt

Artikel 16 Ziektekostenvoorziening

Nvt

Artikel 17 Werkkostenregeling

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de vergoedingen op grond van artikel 5

  • b.

    de vergoedingen op grond van artikel 9

  • c.

    de vergoedingen op grond van artikel 10

  • d.

    de vergoedingen en verstrekkingen op grond van artikel 11

  • e.

    de vergoedingen op grond van artikel 12

  • f.

    de vergoedingen en verstrekkingen op grond van artikel 13 van deze verordening en artikel 7a, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commisieleden

  • g.

    de voorzieningen op grond van artikel 14

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 18 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag zoalsvermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 19 Reiskosten woon-werkverkeer

Nvt

Artikel 20 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 en artikel 5a van de Regeling Rechtspositie Wethouders.

Artikel 21 Dienstauto

Nvt

Artikel 22 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 23 Cursus, congres, seminar of symposium

[vervallen.]

Artikel 24 Computer en internetverbinding

  • 1. Nvt

  • 2. Op aanvraag vergoedt het college de wethouder de kosten voor een internetverbinding voor zover deze nodig zijn voor het wethouderschap.

  • 3. Het college stelt een bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 25 Mobiele telefoon

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privé-doeleinden is gebruikt, kan een verrekening van de gesprekskosten plaatsvinden.

Artikel 26 Fietsregeling

  • 1. De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 27 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

NVT

Artikel 28 Werkkostenregeling

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de vergoedingen op grond van artikel 17

  • b.

    de vergoedingen op grond van artikel 18

  • c.

    de vergoedingen op grond van artikel 19

  • d.

    de verstrekkingen op grond van artikel 20

  • e.

    de vergoedingen op grond van artikel 22

  • f.

    de vergoedingen en verstrekkingen op grond van artikel 23 van deze verordening en artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders

  • g.

    de verstrekkingen op grond van artikel 24

  • h.

    de vergoedingen op grond van artikel 27

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 29 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 30 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 3, 4, 9, 10, 20 24 en 27 [hierboven is art.27 niet van toepassing verklaard] wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 1 maand bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 31 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen, 12, 20, 22, 23 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 1 maand in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 32 Gebruik creditcard

  • 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 20, 22 en 27 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2. Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 6. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 33 Intrekking oude regeling

De Verordening “rechtspositie wethouders 2010” en de Verordening “geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 2010” worden ingetrokken.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2014 en werkt terug tot en met 1 april 2014.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 8 mei 2014.
De griffier, de voorzitter,

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die wet (lees rechtspositiebesluit of regeling) dwingend geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de toelage voor fractievoorzitters

  • 2.

    de verstrekking van een computer

  • 3.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 4.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Afzonderlijke verordeningen

Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, en V van de voorbeeldverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, IV en V van de voorbeeldverordening.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 5 en 18);

  • reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 9 t/m 11, 19 t/m 22);

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 27);

  • beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raads- en commissieleden (artikelen 13 en 24) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders, raads- en commissieleden aan cursussen, congressen, en dergelijke (artikelen 12 en 23);

  • secundaire voorzieningen zoals de fietsregeling (artikelen 15, 16 en 26) voor raadsleden en wethouders

  • regelingen inzake raads- en commissieleden met een arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsuitkering (artikelen 7 en 8)

  • voorzieningen voor raadsleden met een functionele beperking (artikel 14)

  • de procedure van declareren (artikelen 29 t/m 32).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap

niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Werkkostenregeling

Vanaf 1 januari 2011 geldt de fiscale werkkostenregeling. Op grond van die regeling is er voor door de werkgever aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen een forfaitaire vrijstelling van 1,4% van de fiscale loonsom (artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964). Dit forfait wordt aangevuld met nog slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen voor zakelijke kosten. Over het meerdere – boven het algemene forfait en voor zover niet onder een gerichte vrijstelling vallend – vindt een eindheffing van 80% ten laste van de werkgever plaats. Voor zover de forfaitaire ruimte niet volledig is benut hoeft de gemeente geen loonbelasting af te dragen. De nieuwe opzet maakt het tevens overbodig (de waarde van) als eindheffingsbestanddeel aangewezen verstrekkingen toe te rekenen aan de individuele werknemer.

Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting in’ als een brutobedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het nettoresultaat van de brutovergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de fietsregeling.

Als de gemeente de werkkostenregeling heeft ingevoerd (uiterlijk op 1 januari 2014, maar kan ook per 1 januari 2012 of 1 januari 2013) dan moet ook deze verordening opnieuw vastgesteld worden. De VNG heeft daarom een versie van de verordening voor beide situaties (wel en geen werkkostenregeling. Let dus op dat u de goede versie laat vaststellen. Dit is de versie die betrekking heeft op de situatie na invoering van de WKR.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Zij kunnen niet deelnemen aan de fietsregeling. Zie verder de toelichting bij artikel 15.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen, kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

  • Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

  • Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • zakelijk gebruik van dienstauto’s;

  • deelname aan cursussen en congressen, en dergelijke.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid, maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto)kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op drie manieren:

  • de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum; Hiervoor is in Noordoostpolder gekozen. Het percentage is op 95% gesteld.

  • de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn;

  • de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 7 van deze verordening.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn ten slotte vertegenwoordigers van belangengroepen en dergelijke, tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

In artikel 3, eerste lid, is ervoor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 3, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen. Het vierde lid is echter uit de verordening verwijderd omdat hier geen gebruik van wordt gemaakt.

Artikel 4 Toelage bijzonder commissies

Lid 1

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kent artikel 4a waarin de raad de mogelijkheid heeft om bij verordening te bepalen dat aan raadsleden die deel uitmaken van de vertrouwenscommissie voor de benoeming van een nieuwe burgemeester, van de rekenkamerfunctie of van een onderzoekscommissie van de raad als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet een toelage toe te kennen tot ten hoogste 5% van de vergoeding voor de werkzaamheden op jaarbasis. De raad bepaalt zelf het percentage van de toelage. De onkostenvergoeding blijft buiten de berekeningsbasis en wijzigt niet.

Lid 2

De toelage is beperkt in tijd aangezien de burgemeester conform het tweede lid de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vaststelt.

Artikelen 5 en 18 Vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • representatie;

  • vakliteratuur;

  • contributies, lidmaatschappen;

  • telefoonkosten;

  • bureaukosten, porti;

  • zakelijke giften;

  • bijdrage aan fractiekosten;

  • ontvangsten thuis;

  • excursies.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 5 en 18 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding voor de raadsleden kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 7 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raads- of commissielid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een vergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling.

Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 7 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raads- of commissielid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raads- of commissielid.

Artikel 8 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt

gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden, zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren voor zowel raads- als commissieleden. Dat is geregeld in artikel 8 van de verordening.

Artikel 9 en 10 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. In Noordoostpolder ontvangen de commissieleden een vergoeding voor hun reiskosten als de afstand tussen de woning en de plaats waar wordt vergaderd meer bedraagt dan vier kilometer.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kan worden bij rijksregelingen op dit punt. Het is aan te bevelen de lokale uitvoeringsregelingen op elkaar af te stemmen.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 9, derde lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2011 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 11 en 22 Buitenlandse dienstreis

De mogelijkheid voor raadsleden om in het gemeentelijk belang een buitenlandse reis te maken is verwijderd. Tot op heden is hier nimmer gebruik van gemaakt. Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de gedragscode Politieke ambstdragers zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Artikelen 12 en 23 Cursus, congres, seminar of symposium

Deze voorziening valt onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Hiermee komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen, en dergelijke die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen, en dergelijke waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Voor de laatste variant is de mogelijkheid tot het declareren van de kosten niet opengesteld.

Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus, et cetera benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 13 en 24 Computer en internetverbinding

De kostensoorten fax/pc vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die het raadslid al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Noordoostpolder stelt aan raads- en commissieleden evenals wethouders een tabletcomputer ter beschikking. Van een vergoeding voor het gebruik van eigen computer is derhalve geen sprake.

De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.

Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat.

In het Rechtspositiebesluit wordt ervanuit gegaan dat de computer ook voor meer dan 10% privé gebruikt wordt en dus belast moet worden. Uit de toelichting bij de desbetreffende wijziging van het Rechtspositiebesluit (Stb 2006, nr. 8) blijkt dat artikel 7a Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden ziet op de situatie dat de apparatuur ook gedeeltelijk voor privé-doeleinden wordt gebruikt:

“Slechts indien een computer geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt kan deze nog onbelast worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld. Als gevolg van deze wijziging in de belastingregelgeving zal in de regel ook PC-apparatuur die door de gemeente of provincie aan ambtsdragers ter beschikking wordt gesteld, bij de belastingheffing worden betrokken. Voor ambtsdragers wordt ervan uitgegaan dat zij de computers niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking, als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast.”

Onbelaste verstrekking van computers (en dus ook tabletcomputers) is alleen mogelijk als aangetoond kan worden dat deze geheel of nagenoeg geheel (meer dan 90%) voor geheel zakelijke doeleinden gebruikt worden. Deze onbelaste verstrekking valt dan ook niet onder artikel 7a van het Rechtspositiebesluit en hoeft dan ook niet bij verordening geregeld te zijn. Er is dan namelijk fiscaal gezien geen sprake van fictief loon, waardoor artikel 99 van de Gemeentewet niet van toepassing is omdat er geen sprake is van voordeel. Dit moet in de (gebruikers)overeenkomst eenduidig geregeld zijn. Indien de gemeente een computer onbelast in bruikleen wil geven aan raads- en commissieleden dan kan zij het beste hierover in contact treden met de Belastingdienst voor de voorwaarden waaronder dat mogelijk is. De randapparatuur kan bestaan uit een modem, een printer, een fax, een docking station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden. De gemeente mag de belastingheffing over een in bruikleen ter beschikking gestelde pc compenseren. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

De lagere c.q. nihilwaarderingen die onder de WKR van toepassing zijn op door de werkgever ter beschikking gestelde voorzieningen (zoals bijvoorbeeld bij computer- en internetverbinding) zijn gebonden aan het begrip werkplek van de werknemer. Een werkplek van de werknemer is een plaats die deze gebruikt in verband met het verrichten van arbeid en waarvoor voor de werkgever de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is (zie art 1.2, eerste lid, onderdeel f, van de URLB 2011).

Als niet wordt voldaan aan de eis van 90% voor zakelijk gebruik dan wordt direct de factuurwaarde van de ter beschikking gestelde voorziening in de loonheffingen betrokken. Wederom ofwel rechtstreeks als loon voor de werknemer danwel aangewezen door de werkgever als eindheffing en vervolgens ondergebracht in de vrije ruimte. Er is dus geen sprake van het in de heffing betrekken van een gedeelte van de factuurwaarde volgens een afschrijvingssysteem van bijvoorbeeld drie jaar.

Artikel 14 Voorzieningen voor raadsleden met een functionele beperking (vervallen)

Raadsleden met een functionele beperking zullen via de voor hen beschikbare wettelijke voorzieningen aanspraak hebben op voorzieningen die het mogelijk maken met behulp daarvan zo veel mogelijk deel te nemen aan het arbeidsproces en het maatschappelijk leven. Met behulp van deze voorzieningen is het ook mogelijk dat zij zich ook buiten de eigen woonomgeving te begeven. Denk daarbij aan voor personen met een auditieve beperking aan geluidsversterkende hulpmiddelen. Voor personen met een lichamelijke handicap zijn bijvoorbeeld hulpmiddelen beschikbaar om zich te verplaatsen. Voor hen zijn ook wettelijk verplichte voorzieningen in openbare gebouwen aanwezig om hen toegang tot deze gebouwen te geven. Mensen met een visuele beperking hebben de beschikking over zowel vaste als meeneembare hulpapparatuur om lezen, schrijven en communiceren mogelijk te maken.

Desondanks kunnen raads- en commissieleden met name beperkingen bij de uitoefening van het raadslidmaatschap hinder ondervinden omdat met name niet-meeneembare voorzieningen in de gemeentelijke gebouwen en in het bijzonder de ruimten waar raadsleden hun taak uitoefenen niet beschikbaar zijn. Het gaat dan om bijvoorbeeld ringleidingen of een doventolk, een vergadertafel voor een raadslid met een rolstoel of met een aangepaste stoel en voor raadsleden met een visuele handicap ondersteuning voor het lezen van raadsstukken en enige administratieve ondersteuning (post en teksten scannen en digitaliseren, archiveren en bestanden maken)

Sommige van deze voorzieningen zijn vaak wel op de werkplek beschikbaar, maar niet in de vergaderruimte van de raad.

Voor zover de raadsleden gebruik maken van het openbaar vervoer kan de situatie zich voordoen dat na afloop van de avondvergadering nauwelijks nog openbaar vervoer beschikbaar is.

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is daar in artikel 12a sinds 1 juli 2013 een bepaling over opgenomen. Artikel 14 is daarom komen te vervallen.

Artikel 15 en 26 Fietsregeling

Enkel wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken.

Artikel 16 Ziektekostenvoorziening

Dit artikel is niet van toepassing.

Artikelen 17 en 28 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiele administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 19 en 20 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Noordoostpolder kent geen vergoeding woon- werkverkeer voor wethouders.

Ingevolge artikel 20 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2012 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan €0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast.

Voor de verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 21 Dienstauto

Dit artikel is niet van toepassing.

Artikel 25 Mobiele telefoon

De vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privételefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25 per maand van de bruto/onkostenvergoeding achterwege te laten.

Binnen de WKR kunnen aan werknemers op de werkplek mobiele communicatiemiddelen ter beschikking worden gesteld waarvan de waarde op nihil wordt gesteld indien het zakelijk gebruik van meer dan bijkomstig belang is. (> 10%).

In de vaste kostenvergoeding is een component telefoonkosten begrepen. Onder de WKR is hierop geen gerichte vrijstelling van toepassing hetgeen betekent dat sprake is van een in beginsel belaste vergoeding.

Artikel 27 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

NVT

Artikelen 29 t/m 32 De procedure van declaratie

In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 37 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

– reis- en verblijfkosten van raadsleden;

– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

– reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

– deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

– reis- en pensionkosten en verhuiskosten.