Regeling vervallen per 21-01-2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015

Geldend van 21-01-2016 t/m 20-01-2016

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, tegemoetkoming meerkosten, bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2015

Datum ondertekening: 2 december 2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015;

    • b.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015;

    • c.

      Algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Stb NTB;

    • d.

      Bijstandsnorm: de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;

    • e.

      Jaarinkomen: het netto totaal inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarover de aanvrager (en zijn eventuele echtgenoot) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming meerkosten betrekking heeft.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 2.1 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 8.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 15 jaar

  • -

    badkamer 25 jaar

  • -

    toilet en kranen 15 jaar

Artikel 2.2 Toepassing primaat verhuizing

Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 8.3 eerste lid van de Verordening kan worden toegepast bedraagt € 3.000,00.

Artikel 2.3 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1. Het College kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van de woonwagen of het woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats van de woonwagen of de ligplaats van het binnenschip niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente Noordoostpolder op de standplaats stond of het woonschip op een daarvoor bestemde ligplaats lag en;

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een aanpassing aan zijn eigen woonwagen of binnenschip is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woonwagen of binnenschip dan wel de getroffen aanpassing dekt voor het risico van schade.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Budgetperiode

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.3 Recht op persoonsgebonden budget

Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. In afwijking van artikel 6.1 tweede lid onder e van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 2. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 3. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 4. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 5. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 3.5 Persoonsgebonden budget hulpmiddel

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gesteld eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 2. De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2. Indien het College op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 3.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke worden ingekocht bij een aanbieder die in loondienst werkzaam is bij een organisatie die staat ingeschreven in het Handelsregister als zijnde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning, bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke worden ingekocht bij een aanbieder die niet in loondienst werkzaam is bij een organisatie als bedoeld in het vorige lid, maar wel als beroepskracht (in opleiding) kan worden aangemerkt, bedraagt in ieder geval niet meer dan 75% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke worden ingekocht bij een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bedraagt in ieder geval niet meer dan 50% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 4. Onder diensten als bedoeld in dit artikel kan ook het noodzakelijke vervoer worden verstaan van en naar de locatie waar de maatschappelijke ondersteuning wordt geboden.

  • 5. Onder bemiddelingskosten als bedoeld in artikel 6.1 tweede lid onder d van de verordening worden ook de daarmee verband houdende administratiekosten verstaan.

  • 6. Uit het persoonsgebonden budget mogen de volgende extra kosten worden betaald:

    • a.

      indien alleen via een acceptgiro kan worden gefactureerd;

    • b.

      de reiskosten van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald in verband met het bieden van maatschappelijke ondersteuning bij diensten.

  • 7. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het overnemen van huishoudelijke taken wordt berekend op uren en indien er sprake is van een deel van een uur, wordt het persoonsgebonden budget naar evenredigheid, afgerond op minuten.

Artikel 3.8 Overgangsrecht hoogte persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt tot de ingangsdatum van de algemene voorziening schoonmaakondersteuning berekend met een uurprijs van € 15,02 en naar het aantal uren waarin de huishoudelijke ondersteuning in de budgetperiode op basis van het indicatieadvies nodig is. Vanaf de ingangsdatum van de algemene voorziening schoonmaakondersteuning is de hoogte van het persoonsgebonden budget van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden / ondersteuning qua hoogte overeenkomstig het gestelde in lid 1, 2 en 3 van artikel 3.7.

Artikel 3.9 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en aanpassingen woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1. Onverminderd artikel 6.2 vijfde lid van de verordening kan het College bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening houden met de (extra) kosten van de WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een aanpassing van een woonwagen of een binnenschip als bedoeld in artikel 2.3 van dit Besluit bedraagt maximaal € 961,62.

Artikel 3.10 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing, indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervalt de loonkosten;

  • b.

    het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

  • c.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • d.

    de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

  • e.

    de door College schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.1 Meerkosten en aanvraag

  • 1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 8.3 van de Verordening;

    • b.

      de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

    • c.

      de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto, een rolstoeltaxi of individueel taxivervoer als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.

  • 2. Als persoon bedoeld in artikel 11.3 derde lid van de Verordening wordt aangemerkt degene:

    • a.

      aan wie het College in het kalenderjaar, waar de aanvraag betrekking op heeft, een maatwerkvoorziening heeft toegekend; of

    • b.

      wie in het kalenderjaar, waar de aanvraag betrekking op heeft, de beschikking heeft over een gehandicaptenparkeerkaart (passagier of bestuurder).

  • 3. Het College verstrekt aan de persoon als bedoeld in het vorige lid een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie mits het jaarinkomen van de persoon niet hoger is dan 110% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4. De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid kan worden ingediend tot uiterlijk een maand voor afloop van het kalenderjaar.

Artikel 4.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkomingen zijn gebaseerd op de bedragen van het Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.714,12;

    • b.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 513,55 per jaar;

    • c.

      het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.046,00 per jaar;

    • d.

      het gebruik van een individuele taxi bedraagt maximaal € 1.365,71 per jaar.

  • 3. Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het tweede lid onder b, c, of d afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer het bedrag genoemd in het eerste lid onder b, c, of d.

  • 5. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag genoemd in het tweede lid onder b, c, of d.

  • 6. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1 derde lid van dit Besluit bedraagt € 250,00 per kalenderjaar.

Artikel 4.3 Uitbetaling tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder b van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

  • 3. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder c en d van dit Besluit worden uitbetaald op basis declaratie of op basis van nota’s.

  • 4. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 zesde lid van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening door cliënt

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrage plichtig inkomen van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3. De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde PGB;

    • b.

      de huurprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • e.

      voor diensten geldt het tarief welke het College verschuldigd is aan de aanbieder.

  • 4. De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief (wel een ritbijdrage die gebaseerd is op de kosten van het OV);

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening in de vorm van rolstoelaccessoires.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Heroverweging van besluiten

Onverminderd artikel 2.3.9 van de wet kan het College een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een maatwerkvoorziening waaronder begrepen maatwerkwerkvoorzieningen die met een persoonsgebonden budget zijn aangeschaft.

Artikel 6.2 Indexering

Het College kan de in het kader van dit Besluit geldende bedragen wijzigen conform het gestelde in artikel 15.2 van de Verordening.

Artikel 6.3 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015.

  • 2. Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014.

Bijlage

Bijlage

Keuring van liften

Begin-keuring

Kosten

excl.

BTW

In EUR

Frequentie periodieke keuring

Kosten

excl.

BTW

In EUR

Stoelliften

ja

€280,30

1 x per 4 jr

€211,76

Rolstoelplateauliften

ja

€280,30

1 x per 4 jr

€211,76

Sta-plateauliften

ja

€208,30

1 x per 4 jr

€211,76

Woonhuisliften

nvt

€445,-

1 x per 1,5 jr

€253,70

Hefplateauliften

nvt

€450,12

1 x per 1,5 j

€259,84

Balansliften

nvt

1 x per 1,5 jr

€73,66

per uur

In bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van de keuring door het Liftinstituut (50%), almede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50 %)

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten standaard excl.

BTW in EUR

Stoelliften

1 x per jaar

€156,52-

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€156,23

Sta-plateauliften

1 x per jaar

€156,23

Woonhuisliften

2 x per jaar

€225,06

Hefplateauliften

2 x per jaar

€156,23

Balansliften

1 x per jaar

€156,23

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.