Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Noordoostpolder

Geldend van 01-07-2010 t/m heden

Intitulé

Planschadeverordening 2010

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 mei 2010, no. 6332-1;

gelet op de Wet ruimtelijke ordening;

overwegende dat op grond van artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 eerste lid Besluit ruimtelijke ordening de gemeenteraad regels geeft over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt

 

B E S L U I T:

vast te stellen de: Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Noordoostpolder 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet ruimtelijke ordening

  • b.

    besluit: het Besluit ruimtelijke ordening;

  • c.

    aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 6.1.1. onder a van het besluit;

  • d.

    aanvrager: natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag doet;

  • e.

    advies: advies als bedoeld in artikel 6.1.3.2 van het besluit;

  • f.

    adviseur: adviseur als bedoeld in artikel 6.1.1, onder c van het besluit belast met het uitbrengen van het advies;

  • g.

    betrokkenen: de aanvrager en eventuele andere betrokkenen als bedoeld in artikel 6.4 a, tweede en derde lid van de wet;

  • h.

    college: het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Noordoostpolder;

  • i.

    planologische maatregel: maatregel die een oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid van de wet is;

  • j.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1 eerste lid van de wet.

Artikel 2 Doel van de verordening

Deze verordening dient ter uitvoering van artikel 6.1.3.3 van het besluit.

Artikel 3 Voorbereiding

  • 1. Voordat het college opdracht verstrekt aan een adviseur, vraagt hij aan een of meer natuurlijke personen en/ of rechtspersonen om op basis van de ingediende aanvraag een offerte uit te brengen voor het opstellen van een advies;

  • 2. In de offerte staat aangegeven wie als adviseur optreedt en de offerte vermeldt tevens de naam van de deskundigen die de adviseur als leden van een mogelijk in te stellen adviescommissie wil betrekken bij zijn advisering.

Artikel 4 Deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur

  • 1. De adviseur bezit aantoonbaar de nodige deskundigheid om zijn taak uit te oefenen.

  • 2. De adviseur is niet betrokken geweest bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft of bij een planschaderisicoanalyse die gemaakt is naar aanleiding van het voornemen om de planologische maatregel te nemen.

  • 2. De adviseur is niet in dienst van de gemeente Noordoostpolder en verricht geen werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Noordoostpolder.

  • 4. De eisen in bovenstaande leden gelden ook voor de in artikel 3, tweede lid genoemde deskundigen.

Artikel 5 Opdrachtverstrekking aan adviseur/wraking adviseur

  • 1. Binnen zes weken na ontvangst van het recht dat de aanvrager op grond van artikel 6.4 van de wet verschuldigd is maakt het college, ter uivoering van artikel 6.1.3.2 van het besluit, zijn voornemen tot opdrachtverlening aan een adviseur bekend aan betrokkenen; de bekendmaking bevat ook de namen van de mogelijk in te schakelen in artikel 3, tweede lid genoemde deskundigen.

  • 2. Het college geeft betrokkenen twee weken de gelegenheid om de adviseur en/of de in artikel 3, tweede lid genoemde deskundigen te wraken.

  • 3. Een verzoek tot wraking moet schriftelijk met redenen omkleed bij het college worden ingediend.

  • 4. Het college beslist binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een verzoek tot wraking.

  • 5. Als het college besluit om het verzoek tot wraking af te wijzen, wordt de verzoeker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van het besluit totafwijzing van het verzoek tot wraking en van de reden die ten grondslag ligt aan dat besluit.

  • 6. Als er geen verzoek tot wraking is binnengekomen of als het college het verzoek tot wraking afwijst, geeft het college onverwijld opdracht aan de adviseur respectievelijk na de termijn genoemd in het tweede lid dan wel na het verzenden van de bekendmaking als bedoeld in het vijfde lid onder 5. Tegen deze opdrachtverstrekking staan geen zelfstandig bezwaar en beroep open.

  • 7. Als het college besluit het verzoek tot wraking te aanvaarden, worden betrokkenen zo spoedig mogelijk daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld en ook van de redenen die ten grondslag liggen aan dat besluit, waarna het college opnieuw uitvoering geeft aan de bepalingen van de artikelen 3 en 5.

  • 8. Nadat de opdracht is verstrekt is wraking in bijzondere gevallen nog mogelijk zolang niemand van de betrokkenen is gehoord.

Artikel 6 Adviescommissie

  • 1. De adviseur vormt een adviescommissie die als adviseur optreedt ingeval de adviseur vanwege de aard of complexiteit van de aanvraag of vanwege de behoefte aan deskundigheid op een bepaald gebied, zoals het taxeren van schade, extra deskundigheid nodig heeft.

  • 2. De adviseur die de adviescommissie vormt, treedt op als voorzitter van de adviescommissie en rapporteert namens de adviescommissie.

  • 3. Alleen de deskundigen als bedoeld in artikel 3, tweede lid kunnen optreden als lid van de adviescommissie.

  • 4. Er wordt in elk geval een adviescommissie gevormd als er schade geconstateerd wordt en de adviseur geen deskundigheid bezit in het taxeren van onroerende zaken en/ of van de hoogte van de schade.

Artikel 7 Hoorzittingen/ conceptadvies

  • 1. Binnen zes weken nadat de opdracht is verstrekt organiseert de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie één of meer hoorzittingen, waarin betrokkenen en een of meer ambtelijke vertegenwoordigers van het college in de gelegenheid worden gesteld nadere informatie of standpunten over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 2. De adviseur en/of de leden van de adviescommissie bezichtigen de situatie ter plekke op een door de adviseur te bepalen tijdstip en nodigen de aanvrager daarbij uit.

  • 3. Van in het eerste lid bedoelde hoorzittingen en van in het tweede lid bedoelde bezichtigingen worden door, dan wel onder verantwoordelijkheid van de adviseur of van de voorzitter van de adviescommissie, verslagen gemaakt die deel uitmaken van het uit te brengen advies.

  • 4. Voordat een advies wordt uitgebracht zendt de adviseur of de adviescommissie binnen twaalf weken na de (laatste) hoorzitting een conceptadvies aan het college en aan betrokkenen; de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 5. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending op het conceptadvies te reageren.

  • 6. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen zes weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarin de betreffende reacties zijn betrokken; de reacties worden als bijlage bij het advies gevoegd.

  • 7. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 8 Intrekking adviesopdracht

  • 1. Het college is bevoegd om de opdracht tot advisering in te trekken zolang er geen definitief advies is uitgebracht.

  • 2. Het college maakt het besluit tot intrekking van de opdracht bekend aan betrokkenen onder opgaaf van redenen.

  • 3. Als er opnieuw een adviseur moet worden ingeschakeld, dan wordt de procedure als genoemd onder de artikelen 3 t/ m 7 opnieuw gevoerd.

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van aanvragen om schadevergoeding ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die zijn ingediend voor 1 september 2005. Ten aanzien van deze aanvragen blijft de ‘Procedureverordening 2005’, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 augustus 2005, van toepassing;

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van aanvragen om schadevergoeding ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die zijn ingediend op of na 1 september 2005 en vóór 1 juli 2008 of die ingevolge artikel II, tweede en derde lid, van de wet van 8 juni 2005, Stb. 305, tot wijziging van deWet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschade vergoedingsaanpraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten), nog tot 1 september 2010 kunnen worden ingediend. Ten aanzien van deze aanvragen blijft de “Procedureverordening 2005” van toepassing.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

Artikel 11 Citeertitel

Deze planschadeverordening wordt aangehaald als: “Planschadeverordening 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van 24 juni 2010.
de griffier de voorzitter