Regeling vervallen per 01-07-2015

Subsidieverordening restauratie en onderhoud van monumenten

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2015

Intitulé

Subsidieverordening restauratie en onderhoud van monumenten

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

gezien het voorstel van college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

"SUBSIDIEVERORDENING RESTAURATIE EN ONDERHOUD VAN MONUMENTEN"

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    monument: een beschermd rijks- of gemeentelijk monument als bedoeld in de "Monumentenverordening 1996";

  • b.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd monument. Hieronder wordt mede verstaan:

    • 1.

      degene die het recht van erfpacht heeft;

    • 2.

      de houder van een recht van opstal;

  • c.

    kosten van voorzieningen: de door burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

    • 1.

      de aanneemsom;

    • 2.

      de kosten van de architect overeenkomstig de SR 1988 en van de constructeur, voorzover inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    • 3.

      de aanvraag om monumentenvergunning (leges);

    • 4.

      de verschuldigde b.t.w., voorzover deze niet kan worden verrekend;

    • 5.

      de kosten van opstelling van een bouwkundig inspectierapport;

  • d.

    verlenen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders dat aan de eigenaar van een monument een aanspraak op een subsidie verschaft in de kosten van voorzieningen;

  • e.

    vaststellen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder;

  • g.

    bouwkundig inspectierapport: een rapport met betrekking tot een monument, dat:

    • 1.

      de technische staat van het monument beschrijft;

    • 2.

      opgesteld is door een burgemeester en wethouders erkende, en onafhankelijke instantie;

    • 3.

      de werkzaamheden beschrijft die verricht moeten worden teneinde het monument in goede staat van onderhoud te houden.

Artikel 2. Subsidieplafond.

Het subsidieplafond wordt gevormd door het saldo van een fonds, dat jaarlijks wordt aangevuld met een bij de gemeentebegroting vast te stellen bedrag.

Artikel 3. Grondslag en werkingssfeer.

  • 1. Op grond van deze verordening kan het college subsidie verlenen voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van de restauratie en het onderhoud van monumenten.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld en verleend aan de eigenaar van het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen.

  • 3. De subsidie wordt berekend over de kosten van voorzieningen, met uitzondering van de kosten waarvoor op grond van enige andere, door burgemeester en wethouders aan te wijzen regeling subsidie in de kosten van de voorzieningen kan worden verkregen.

  • 4. In geval van brandschade worden de kosten berekend aan de hand van de kosten van de te treffen voorzieningen minus de bij voldoende dekking uit te keren verzekeringspenningen.

  • 5. Het college kent slechts subsidie toe voorzover de op grond van artikel 2 vastgestelde financiële middelen toereikend zijn.

  • 6. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een monument overigens in een goede bouwtechnische staat te verkeren.

  • 7. Het college kan voor de aanvang van een begrotingsjaar een prioriteitenlijst opstellen op grond waarvan aanvragen om subsidie primair worden afgehandeld.

  • 8. Voor de overige aanvragen of bij ontbreken van de in het voorgaande lid bedoelde prioriteitenlijst worden alle aanvragen om subsidie op grond van deze verordening in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

Artikel 4. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 30% van de bij de vaststelling van de subsidie goedgekeurde kosten van voorzieningen.

  • 2. Indien de provincie op verzoek van de gemeente bereid is om eveneens een bijdrage te leveren in de kosten van voorzieningen zal de subsidie worden verhoogd met het door de provincie aan de gemeente beschikbaar te stellen bedrag.

Artikel 5. Aanvraag- en beschikkingsprocedure.

  • 1. Een aanvraag om een subsidie dient door de eigenaar te worden ingediend bij het college middels een daartoe beschikbaar te stellen formulier.

  • 2. Het college geeft een beschikking binnen twaalf weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 3. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel gegronde redenen bestaan, deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de termijn van twaalf weken.

  • 4. De beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim te herstellen tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6. Weigeringsgronden.

  • 1. Het college verleent geen subsidie indien:

    • a.

      met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten van de voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • c.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een subsidiebeschikking heeft ontvangen;

    • d.

      voor de betreffende voorzieningen binnen een termijn van 5 jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend subsidie is verleend;

    • e.

      voor de te treffen voorzieningen een monumentenvergunning als bedoeld in de "Monumentenverordening 1996" is vereist en deze niet is verleend, en

    • f.

      door toekenning van de subsidie het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2 zou worden overschreden.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onder d.

Artikel 7. Subsidievoorwaarden.

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      het werk wordt aanbesteed overeenkomstig door het college nader te stellen eisen;

    • b.

      de aanvang van het werk tenminste twee weken van tevoren wordt gemeld bij het college;

    • c.

      met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen binnen 26 weken na de datum van het besluit tot verlening van de subsidie;

    • d.

      binnen 30 maanden na de verlening van subsidie de werkzaamheden zijn voltooid en de gereedmelding als bedoeld in artikel 9 is ingediend, en

    • e.

      aan de door het college met controle belaste personen inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het eerste lid en in het belang van het monument aanvullende voorwaarden verbinden aan het verlenen van subsidie.

Artikel 8. Onderhoudsvoorwaarden.

  • 1. De eigenaar dient jaarlijks een bouwkundig inspectierapport te overleggen, onder de verplichting om de in het rapport geconstateerde bouwtechnische gebreken te herstellen. Het college kan zonodig een termijn stellen waarbinnen deze gebreken dienen te zijn hersteld.

  • 2. De eigenaar dient het monument voldoende te verzekeren tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 3. De voorwaarden in dit artikel gelden gedurende een periode van 15 jaar na de vaststelling van de subsidie.

Artikel 9. Gereedmelding en vaststelling subsidie.

  • 1. Vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden bij het college zijn gereedgemeld, gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • b.

      een overzicht is overgelegd van de getroffen gesubsidieerde voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen subsidie wordt berekend op basis van de bij de verlening aanvaarde kosten van voorzieningen of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager zijn.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid omvat:

    • a.

      een volledig ingevuld gereedmeldingsformulier;

    • b.

      een kostenoverzicht;

    • c.

      alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 4. Het college kan er mee instemmen dat de aanvrager in plaats van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van en registeraccountant overlegt waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 10. Uitbetaling van de subsidie.

De subsidie wordt ineens uitbetaald binnen vier weken na vaststelling.

Artikel 11. Intrekking van subsidie.

  • 1. Als blijkt, dat een voorwaarde als bedoeld in deze verordening niet is nageleefd kunnen burgemeester en wethouders:

    • a.

      een besluit tot verlening of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken en niet of niet geheel tot betaling van de subsidie overgaan, en

    • b.

      reeds betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. In het geval de overtreding van de voorwaarden als bedoeld in deze verordening de eigenaar niet verwijtbaar is, kan het college besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

Artikel 12. Monumentenwacht.

  • 1. Onder de in artikel 1, lid 5b, bedoelde instantie wordt in elk geval verstaan de in de provincie werkzame "Monumentenwacht".

  • 2. Indien eigenaren een abonnement nemen op de Monumentenwacht, komen de jaarlijkse abonnementskosten voor rekening van de gemeente onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de gemeente krijgt inzage in het jaarlijkse inspectierapport;

    • b.

      de eigenaar verplicht zich om de in het rapport geconstateerde bouwtechnische gebreken te herstellen.

HOOFDSTUK 2. RESTAURATIE VAN MONUMENTEN.

Artikel 13. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

restaureren: het treffen van voorzieningen tot opheffing van (bouwtechnische) gebreken, het normale onderhoud te boven gaand, noodzakelijk voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument.

Artikel 14. Voorwaarden subsidie.

  • 1. De kosten van voorzieningen dienen tenminste EUR 453,78 te bedragen.

  • 2. Bedragen waarmee de kosten van voorzieningen EUR 45.378,02 te boven gaan, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Het college is bevoegd van het in het tweede lid genoemde bedrag tot maximaal 10% af te wijken, indien dat in een bijzonder geval in het belang van de monumentenzorg is.

HOOFDSTUK 3. ONDERHOUD VAN MONUMENTEN.

Artikel 15. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    onderhoud: sober en doelmatig uit te voeren periodieke werkzaamheden, die er op gericht zijn de bouwkundige staat van een monument in stand te houden of toekomstig groot onderhoud of restauratie te voorkomen of uit te stellen;

  • 2.

    onderhoudswerkzaamheden: als onderhoudswerkzaamheden worden aangemerkt: voorzieningen aan:

    • a.

      daken:

      • 1.

        het vernieuwen van pannen of herstellen van riet of leiwerk;

      • 2.

        het repareren en vernieuwen van koper, zink en lood;

      • 3.

        het onderhoud van brand- en bliksembeveiliging;

      • 4.

        windveren;

      • 5.

        schoorstenen;

    • c.

      goten en hemelwaterafvoeren:

      • 1.

        het opheffen van verstoppingen;

      • 2.

        reparaties en schoonmaak;

      • 3.

        werkzaamheden welke de waterhuishouding rondom het monument bevorderen;

    • c.

      gevels:

      • 1.

        voegwerk;

      • 2.

        reparatie natuursteen, beton en baksteen;

      • 3.

        pleisterwerk;

      • 4.

        reparatie houtwerk inclusief luiken;

      • 5.

        monumentale beglazing;

      • 6.

        buitenschilderwerk;

    • d.

      historische annexen:

      • 1.

        ornamenten aan gevels, erkers, balkons, goten en dergelijke;

      • 2.

        hekwerken, stoepen, kelderluiken;

      • 3.

        schilderwerk behorend bij de in dit artikel bedoelde annexen;

    • e.

      kerkorgels die zijn opgenomen in het Monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of voorkomend op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in de "Monumentenverordening 1996":

      • 1.

        werkzaamheden gericht op het verhelpen van storingen en het bijregelen van het mechaniek;

      • 2.

        incidentele werkzaamheden aan het pijpwerk;

      • 3.

        abonnement op jaarlijkse stembeurt.

Artikel 16. Voorwaarden subsidie.

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een monument overigens in een goede bouwtechnische staat te verkeren.

  • 2. De kosten van voorzieningen dienen tenminste EUR 453,78 te bedragen.

  • 3. Bedragen waarmee de kosten van voorzieningen EUR 6.806,70 te boven gaan komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Het college is bevoegd van het in het tweede lid genoemde bedrag tot maximaal 10% af te wijken, indien dat in een bijzonder geval in het belang van de monumentenzorg is.

  • 5. Subsidie kan niet worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van een woning, tevens rijksmonument, die door hem zelf wordt bewoond;

    • b.

      de eigenaar die belastingplichtig is voor de inkomstenbelasting en het pand niet zelf bewoont;

    • c.

      de eigenaar die belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, of

    • d.

      een institutionele eigenaar of aan een institutionele verhuurder.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN.

Artikel 17. Bijzondere bepaling.

Het college kan, gehoord de betrokken raadscommissie, in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 18. citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening restauratie en onderhoud van monumenten Noordoostpolder".

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van 11 november 2011
De griffier,   de voorzitter,