Centrumregeling Sociaal Domein Flevoland

Geldend van 01-02-2016 t/m heden

Intitulé

Centrumregeling Sociaal Domein Flevoland

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

overwegende dat

 

  • de zes Flevolandse gemeenten in 2012 gestart zijn met een Bestuurlijk Overleg Transitie Sociaal Domein om de regionale samenwerking op het gebied van de drie transities Jeugdzorg, Wmo 2015 en Participatiewet vorm te geven;

  • op basis van het Regionaal Transitiearrangement eind 2013 de afspraken voor samenwerking op het gebied van de Jeugdzorg zijn vastgelegd in het Regionaal Transitieplan;

  • In het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet het rijk gemeenten verplicht op bepaalde gebieden regionaal samen te werken;

  • de gemeente Almere bereid is om in het kader van samenwerking binnen het sociale domein als centrumgemeente te fungeren voor een aantal in deze regeling benoemde uitvoeringstaken;

  • het in dat kader, uit het oogpunt van kwaliteit, solidariteit, borging van continuïteit en verhoging van efficiency, gewenst is te komen tot een samenwerkingsverband tussen genoemde gemeenten;

  • Almere bereid is de in deze regeling genoemde taken uit te voeren op een zo efficiënt mogelijke wijze, waardoor de kosten voor de regiogemeenten zo laag mogelijk blijven, ook bij uittreding of opheffing;

  • het voornemen bestaat om de samenwerking te formaliseren in een centrumregeling en een aantal uitvoeringstaken van de regiogemeenten op te dragen aan de centrumgemeente;

gelet op

 

  • hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

  • de door de gemeenteraden van Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde, verleende toestemming, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan hun colleges van burgemeester en wethouders voor het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling.

besluiten

 

te treffen Centrumregeling Sociaal Domein Flevoland

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aankoopcentrale: een aankoopcentrale, zoals bedoeld in artikel 2.11 van de Aanbestedingswet 2012;

  • b.

    Almere: de gemeente Almere;

  • c.

    AMHK: Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;

  • d.

    centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 8, derde lid, laatste zinsdeel, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • e.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    deelnemer: een aan deze regeling deelnemend college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    gemeenten: de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde;

  • h.

    regeling: deze centrumregeling;

  • i.

    regiogemeenten: de gemeenten Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde;

  • j.

    uitvoeringsbudget: 1,5768 % van het macrobudget Jeugdhulp;

  • k.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2 – Doel en belang

Het belang van deze regeling is het vorm geven van de samenwerking tussen de gemeenten op het terrein van de Jeugdwet en de Wmo. Deze regeling heeft tot doel te komen tot een doelmatige uitvoering van de aan de centrumgemeente opgedragen taken, zoals bedoeld in artikel 4 van deze regeling.

Hoofdstuk 2: Centrumgemeente

Artikel 3 – Aanwijzing centrumgemeente

Almere wordt aangewezen als centrumgemeente.

Artikel 4 – Taken

  • 1. De colleges van de regiogemeenten dragen in het dienstverleningshandvest, zoals bedoeld in artikel 7, aan het college van Almere, taken op ter verwezenlijking van het doel, genoemd in artikel 2.

  • 2. De taken die krachtens dit artikel worden opgedragen aan de centrumgemeente, worden door de colleges van de gemeenten bijgehouden in een register.

  • 3. De samenwerking zal zich in ieder geval richten op de inkoop of subsidiëring van:

    • a.

      residentiële (24-uurs) zorg en crisisopvang;

    • b.

      pleegzorg;

    • c.

      gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus);

    • d.

      jeugdreclasseringsmaatregelen;

    • e.

      jeugdbeschermingsmaatregelen;

    • f.

      zeer gespecialiseerde dagbehandeling, en

    • g.

      jeugd GGZ: specialistische GGZ en de generalistische basis GGZ.

      Voorts richt de samenwerking zich op het inrichten van het AMHK en de coördinatie van de regionale crisisdiensten.

  • 4. Almere zal haar rol als centrumgemeente in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning in de geest van deze regeling invullen.

Artikel 5 – Bevoegdheden colleges

  • 1. Ter verwezenlijking van het doel, als bedoeld in artikel 2, kunnen de colleges van de regiogemeenten aan het college van Almere taken opdragen en bevoegdheden mandateren.

  • 2. De bevoegdheden die ter uitvoering van deze regeling worden gemandateerd, worden in een mandaatregeling opgenomen. De mandaatregeling wordt vastgesteld en gewijzigd door eensluidende besluiten van de colleges en burgemeesters van de gemeenten.

  • 3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen door Almere namens de gemeenten.

  • 4. Almere wordt aangewezen als aankoopcentrale voor wat betreft de taken die aan Almere worden opgedragen.

Artikel 6 – Financiën

  • 1. Voor de taakuitvoering, zoals genoemd in artikel 4, ontvangt Almere van iedere regiogemeente naar rato een nader te bepalen bedrag gebaseerd op een raming van de werkelijke uitvoeringskosten. De raming van de uitvoeringskosten en de bijdrage per gemeente wordt nader uitgewerkt in het dienstverleningshandvest.

  • 2. Voor de inkoop en subsidiering van zorg ontvangt Almere van iedere regiogemeente periodiek een voorschot, dat bestaat uit een in het dienstverleningshandvest te bepalen percentage van het beschikbare budget. In het dienstverleningshandvest wordt tevens bepaald op welke wijze het beschikbare budget wordt berekend.

  • 3. Ieder jaar worden per deelnemer de voorschotten verrekend met het daadwerkelijke gebruik van die deelnemer. De verrekening methodiek wordt in het dienstverleningshandvest nader uitgewerkt, waarbij in ieder geval het volgende wordt geregeld:

    • a.

      de totale kosten voor het daadwerkelijke gebruik van alle deelnemers tezamen mag het totale beschikbare budget van de deelnemers niet overschrijden;

    • b.

      wanneer het totaal van voorschotten van een deelnemer minder dan 5 % afwijkt van het totale daadwerkelijke gebruik, wordt dit niet verrekend met deze deelnemer.

Artikel 7 – Dienstverleningshandvest

  • 1. In een tussen de colleges van de regiogemeenten en Almere te sluiten dienstverleningshandvest, wordt nadere uitwerking gegeven aan deze regeling. In het dienstverleningshandvest wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      De uitvoeringskaders behorende bij de genoemde taken;

    • b.

      De kwaliteitseisen waaraan de taakuitoefening door Almere moet voldoen;

    • c.

      De hoogte van de financiële bijdrage voor de taakuitvoering door de gemeente Almere;

    • d.

      De informatieplicht en verantwoordingsplicht van het college van Almere aan de colleges van de regiogemeenten;

    • e.

      De wijze waarop de colleges van de gemeenten elkaar informeren over het niet nakomen van hun verplichtingen en de gevolgen die zij daaraan verbinden, en de

    • f.

      Nadere uitwerking van solidariteits- en vereveningsprincipe;

    • g.

      Kosten verbonden aan uittreding en verrekening hiervan.

  • 2. De plicht, als bedoeld in het vorige lid, onder d, houdt in ieder geval in het verstrekken van alle gegevens aan de regiogemeenten die voor de uitvoering van de wetgeving door de gemeenten van belang zijn.

  • 3. Het dienstverleningshandvest kan door de colleges van de gemeente op voorstel van elke deelnemer worden gewijzigd, waarbij instemming van alle deelnemers is vereist.

Artikel 8 – Dienstverleningsovereenkomst

In een of meerdere dienstverleningsovereenkomsten tussen Almere en een of meer regiogemeenten kan per taakgebied of per taak nadere uitwerking worden gegeven aan het dienstverleningshandvest bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Hoofdstuk 3: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 9 – Wijziging van de regeling

  • 1. Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot wijziging van deze regeling.

  • 2. De gewijzigde regeling wordt pas voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, indien alle deelnemers met de gewijzigde regeling akkoord zijn.

  • 3. De deelnemers gaan niet over tot wijziging van deze regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers.

  • 4. De gewijzigde regeling treedt in werking op de dag volgend op die waarop deze door de deelnemers bekend is gemaakt, tenzij bij de gewijzigde regeling anders is bepaald.

  • 5. Op wijziging van deze regeling is artikel 16 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 – Toetreding tot de regeling

  • 1. Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot toetreding van een college aan deze regeling.

  • 2. Bij toetreding van een college maken de deelnemers afspraken over een herschikking van de financiële bijdragen.

  • 3. De toetreding, zoals bedoeld in het vorige lid, wordt pas voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, indien alle deelnemers met de toetreding akkoord zijn.

  • 4. De toetreding vindt niet plaats dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers en de gemeenteraad van het toetredende college.

  • 5. Toetreding tot deze regeling door andere colleges is gedurende het eerste jaar na het treffen van deze regeling niet mogelijk.

  • 6. Op toetreding tot deze regeling is artikel 16 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 – Uittreding uit de regeling

  • 1. Een deelnemer die wenst uit te treden maakt dit voornemen schriftelijk kenbaar aan de overige deelnemers.

  • 2. Een deelnemer besluit tot uittreding nadat zijn raad hiertoe toestemming heeft verleend.

  • 3. Uittreding kan niet eerder plaats vinden dan een jaar na afloop van het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 4. Onverminderd het derde lid, is uittreding gedurende de eerste drie jaar na aangaan van deze regeling, niet mogelijk.

  • 5. De uittredende deelnemer ontvangt van de centrumgemeente bij uittreding een eindafrekening, met een verrekening van de voorschoten en de daadwerkelijk gemaakte kosten. Daarnaast worden in de eindafrekening de kosten opgenomen die verband houden met de uittreding. Een en ander wordt nader uitgewerkt in het dienstverleningshandvest.

  • 6. Naar aanleiding van de uittreding wijzigen de overige deelnemers de regeling, conform artikel 9, of heffen zij de regeling op, conform artikel 12.

  • 7. Op uittreding uit deze regeling is artikel 16 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 – Opheffing van de regeling

  • 1. Deze regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de colleges van minimaal twee derde van de deelnemers. Een verzoek tot uittreding van minimaal twee derde van de deelnemers wordt beschouwd als een verzoek tot opheffing.

  • 2. Indien een besluit tot opheffing, als bedoeld in het vorige lid, wordt genomen, geven de deelnemers een onafhankelijke registeraccountant de opdracht om een opheffingsplan op te stellen.

  • 3. Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en de personele gevolgen hiervan.

  • 4. Het college van Almere is belast met de uitvoering van het opheffingsplan bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 13 – Evaluatie

Deze regeling zal binnen twee jaar na het treffen ervan worden geëvalueerd door een onafhankelijke organisatie onder gemeenschappelijk opdrachtgeverschap van de deelnemers. De resultaten van deze evaluatie zullen aan de deelnemers worden verstrekt aan de colleges van de gemeenten.

Artikel 14 – Duur

Deze regeling is voor onbepaalde tijd getroffen.

Artikel 15 – Geschillen

Onverminderd artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden geschillen over deze regeling onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies. Voordat een dergelijk advies wordt gevraagd, dient het geschil besproken te worden in een afvaardiging van de deelnemende colleges. Wanneer dit niet leidt tot overeenstemming wijst iedere deelnemer een onafhankelijke deskundige aan. De aangewezen deskundigen benoemen gezamenlijk een deskundige die als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het opdrachtgeverschap aan de commissie wordt door de deelnemers gezamenlijk vervuld.

Artikel 16 – Inzending

Het college van Almere is belast met de inzending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Flevoland.

Artikel 17 – Archivering

De archivering met betrekking tot de door Almere uitgevoerde taken geschiedt op basis van de bepalingen die Almere ook voor haar eigen processen hanteert.

Artikel 18 – Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de laatste deelnemer deze regeling op de gebruikelijke wijze bekend heeft gemaakt.

Artikel 19 - Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als: centrumregeling ‘Sociaal Domein Flevoland’.

Ondertekening

Aldus besloten door
 
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE
 
NOORDOOSTPOLDER in de vergadering van 9 december 2014,
 
 
 
 
de secretaris, de burgemeester,
 
…………………… ………………………….

Toelichting

Toelichting bij Centrumregeling Sociaal Domein Flevoland