Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Geldend van 16-11-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

De raad van de gemeente Noordoostpolder, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2007, no. 18767-1;

gelet op de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet;

B E S L U I T: vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • b.

    onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 1a. Vooronderzoek

  • 1. Voordat de raad op voorstel van een of meer van zijn leden besluit een onderzoek in te stellen als bedoeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet, wordt er eerst een vooronderzoek uitgevoerd.

  • 2. Dit vooronderzoek wordt uitgevoerd door minimaal 3 raadsleden op voordracht van het presidium.

  • 3. Het doel van het vooronderzoek is de onderzoeksvraag helder te formuleren, welke kosten daarvoor begroot dienen te worden en na te gaan of het raadsonderzoek het juiste instrument is om deze te beantwoorden.

  • 4. Het vooronderzoek duurt maximaal 6 weken.

Artikel 2. Instellen van het onderzoek/een onderzoekscommissie

  • 1. Op basis van de conclusies van het vooronderzoek kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen.

  • 2. In de eerstvolgende raadsvergadering na dit besluit stelt de raad een onderzoekscommissie in van tenminste vijf leden.

  • 3. Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad nadere regels vast met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad.

Artikel 3. Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De raad wijst uit de leden de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en zitting;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening verder opdraagt.

Artikel 4. Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    a. de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    b. een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    c. de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

    d. een lid ontslag neemt.

  • 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 5. Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

  • 5. De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 7. De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing.

Artikel 6. Ambtelijke bijstand/ondersteuning onderzoekscommissie

  • 1. De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een commissiesecretaris.

  • 2. De secretaris van de commissie is verantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in de goedgekeurde begroting.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stelt de voorzitter van de commissie, in overleg met de griffier van de raad en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    - de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    - de eerste planning van de uit te voeren taken;

    - de taakverdeling;

    - de taak en rol van de voorzitter;

    - de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid;

    - het overleg met de griffier van de gemeenteraad;

    - de noodzaak van een informatieprotocol;

    - het al of niet opnemen op een geluidsband van hetgeen is gezegd tijdens de hoorzittingen;

    - de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

    - de contacten met de pers.

  • 4. De commissie stelt het plan van aanpak vast en brengt het vervolgens ter kennis van de Raad.

  • 5. Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek bij derden neer te leggen, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

  • 6. De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.

Artikel 7. Zittingen

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 7a.

  • 1. De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 155b van de Gemeentewet genoemde personen of van een belang bedoeld in artikel 155e van de Gemeentewet besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 2. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

  • 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze vertrouwelijk ter inzage gelegd voor de leden van de Raad. De leden van de Raad bewaren omtrent de inhoud van de betreffende bescheiden geheimhouding.

Artikel 8. Toehoorders en de pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 9. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 10. Verslaglegging zitting

  • 1. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 11. Beraadslagingen

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien één lid dat nodig acht.

  • 2. De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 12. Afronding onderzoek

Na afronding van het onderzoek door de onderzoekscommissie worden haar bevindingen voorgelegd aan de raad.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 16 november 2007.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2007. De voorzitter, De griffier