Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2022

Intitulé

Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder

De raad van de gemeente Noordoostpolder;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Bestuur, Financiën en Economische Zaken;

besluit vast te stellen de :

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Noordoostpolder en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Noordoostpolder, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1e.

      de financieel-economische positie;

    • 2e.

      het financiële beheer;

    • 3e.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4e.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5e.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • c.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen van de gemeente Noordoostpolder.

  • e.

    rechtmatigheid: ontvangsten en bestedingen vinden plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • f.

    doelmatigheid: het streven om binnen de gestelde kaders met een zo beperkt mogelijke inzet van beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

  • h.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • i.

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording (Stb. 2003, 27).

  • j.

    overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van de nieuwe raadsperiode de programma-indeling inclusief taakveldindeling vast.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten: wat willen we bereiken?

    • b.

      de te leveren goederen en diensten: wat gaan we daarvoor doen?

    • c.

      de baten en lasten: wat mag het kosten?

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 8, lid 3, onderdeel a van het BBV.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van elke raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s en de taakvelden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

  • 3. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat er bereikt is

    • b.

      wat daarvoor gedaan is

    • c.

      welke kosten daarmee gemoeid zijn, en

    • d.

      hoe die resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 4. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 5. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 6. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 7. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten. In de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 8. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk 15 juli van het begrotingsjaar een perspectiefnota aan met de kaders voor het volgende begrotingsjaar en minimaal de drie opvolgende jaren. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorziene uitgaven opgenomen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Tijdens de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad als het verwacht dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 6. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 7. Het college draagt ten aanzien van de raming van de taakvelden er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de taakvelden in de raming;

    • b.

      de budgetten van de taakvelden in de raming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van drie tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden middels een voorjaarsrapportage, over de eerste acht maanden middels een najaarsrapportage en over de eerste negen maanden middels een decemberrapportage van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    • a.

      de voorjaarsrapportage vóór 1 juli van het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      de najaarsrapportage vóór 1 december van het lopende begrotingsjaar;

    • c.

      de decemberrapportage vóór 1 januari van het volgende begrotingsjaar.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. De rapportages gaan in op afwijkingen van de ramingen van de baten en lasten, de geleverde goederen en diensten en, indien daar aanleiding voor is, de maatschappelijke effecten.

  • 5. Het college doet een separaat voorstel aan de raad bij:

    • a.

      investeringen groter dan € 50.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, anders dan vastgesteld in de nota geldleningen en garantstellingen en het Treasurystatuut.

  • 6. Het college informeert bij de najaarsrapportage over de status en actuele stand van zaken van de reserves.

Artikel 7 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een nota Waardering, activeren en afschrijven aan.

  • 2. De materiële vaste activa zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, zijnde de investeringen met een economisch nut en de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, worden afgeschreven volgens de termijnen en criteria zoals opgenomen in de nota Waardering, activeren en afschrijven.

Artikel 9 Waardering vlottende activa gronden in exploitatie

De lasten en baten verband houdende met grondexploitatie worden in de algemene exploitatie verantwoord en via een tegenboeking naar de balans gemuteerd.

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting gebruikers;

    • b.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • c.

      precariobelasting;

    • d.

      rioolrechten;

    • e.

      en afvalstoffenheffing;

      wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van geschatte inningskansen.

  • 3. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en de jaarstukken vindt geen toerekening van bespaarde rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een geactualiseerde nota Reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming, opheffing en samenvoeging van reserves;

    • b.

      de vorming, opheffing en samenvoeging van voorzieningen.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen twee volledige kalenderjaren niet is aangewend ten behoeve van de lasten van het gekoppelde doel, rapporteert het college dit aan de gemeenteraad en doet de gemeenteraad een voorstel om het niet aangewende budget vrij te laten vallen aan het resultaat.

  • 4. Jaarlijks komt in de in artikel 4 genoemde perspectiefnota de totale reservepositie, inclusief de voorzieningen en met inachtneming van voornoemde nota Reserves en voorzieningen, aan de orde.

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1. Het overheadspercentage wordt berekend door het begrote/verantwoorde totaal aan overheadkosten op taakveld 0.4 (taakveld Overhead) te delen door het totaalsaldo van de lasten exclusief toevoeging aan de reserves.

  • 2. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden betrokken, naast de directe kosten, de overheadkosten uitgedrukt in een percentage van de totale lasten van het betrokken taakveld/beleidsveld en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa (projectfinanciering) maar ook de renteomslag in geval van totaalfinanciering.

  • 3. Bij de directe kosten worden onder meer betrokken de toevoeging aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten als gevolg van oninbaarheid en kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld Overhead geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van de rioolheffing, afvalstoffenheffing en begraafrechten wordt uitgegaan van het algemene percentage overheadkosten in relatie tot de totale directe lasten van de betrokken taakvelden/beleidsvelden.

  • 6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan grondexploitaties (onderhanden werk) wordt uitgegaan van het algemene percentage overheadkosten in relatie tot de totale directe lasten van de desbetreffende grondexploitaties.

  • 7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het tweede lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 8. In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 9. Bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties worden voor toerekening van rentekosten, in afwijking van het tweede lid, alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen in verhouding tot het totale vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuilleleningen.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven of derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Daaronder wordt verstaan dat bij de kostentoerekening naast de directe kosten alleen die indirecte kosten worden betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

    Bij afwijking van deze wijze van kosten toerekenen doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven of derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening aan de belanghebbenden, waaronder wordt verstaan dat bij de kostentoerekening naast de directe kosten alleen die indirecte kosten worden betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

    Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven of derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Daaronder wordt verstaan dat bij de kostentoerekening naast de directe kosten alleen die indirecte kosten worden betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

    Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en alle overige tarieven.

Artikel 15 Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen in acht dat geen gebruik wordt gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening zoals die zijn opgenomen in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut gemeente Noordoostpolder, in acht.

  • 4. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 5. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

Artikel 16 Registratie bezittingen, activa en vermogen.

  • 1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut tot 1 januari 2017.

  • 2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 17 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in elk geval op:

  • a.

    de geraamde opbrengsten per lokale heffing;

  • b.

    het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;

  • c.

    de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing;

  • d.

    de lokale lastendruk en de ontwikkeling daarvan voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 18 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in elk geval op de risico’s van materieel belang en een schatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • a.

      tegenvallende renteontwikkelingen op de kapitaalmarkt;

    • b.

      tegenvallende resultaten uit grondexploitatie;

    • c.

      lopende en te verwachten claims van derden;

    • d.

      nog niet getaxeerde kosten van (vermoede) milieuverontreiniging;

    • e.

      overschrijding openeinde regelingen en subsidies;

    • f.

      dreigend faillissement van verbonden partijen;

    • g.

      dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan;

    • h.

      het nader analyseren van specifieke onderdelen of onderwerpen uit de Perspectiefnota, waarbij de gemeenteraad scenarioanalyses uitgewerkt kan willen hebben in het geval de raad daartoe aanleiding ziet.

  • 2. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

Artikel 19 Onderhoud kapitaalgoederen

Behoudens de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV biedt het college bij begroting en de jaarstukken in elk geval de volgende zaken aan:

  • a.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota Beheer Openbare Ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • b.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • c.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • d.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

Artikel 20 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in elk geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaren;

  • d.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • e.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.

Artikel 21 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in elk geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen;

  • d.

    het beleidskader voor bedrijfsvoering en de vertaling van de (financiële) consequenties in de begroting.

Artikel 22 Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in elk geval op:

  • a.

    nieuwe verbonden partijen;

  • b.

    het beëindigen van bestaande verbonden partijen;

  • c.

    het wijzigen van bestaande verbonden partijen;

  • d.

    eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 23 Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het BBV in elk geval informatie op over de uitvoering van de nota grondbeleid, met name over de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals:

    • a.

      verlies- en winstverwachtingen;

    • b.

      de verwerving van gronden;

    • c.

      de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

  • 2.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

Artikel 24 Verstrekking subsidies

Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden. Tevens biedt het college jaarlijks een verstrekkingennota subsidies ter kennisname aan.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters en projecten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders over begrotingsuitputting van exploitatie- en investeringsbudgetten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 26 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoen aan het BBV en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 27 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters, afdelingen en projecten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de verschillende organisatieonderdelen van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

Artikel 28 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college biedt ten minste elke vier jaar aan de raad een nota aan inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 4. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het vierde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 29 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt de interne regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 30 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt de regels voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en toekenning van subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Noordoostpolder.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 31 Intrekken oude verordening

De ‘Financiële beheersverordening 212 gemeente Noordoostpolder 2015’, vastgesteld 30 maart 2015, wordt ingetrokken,

Artikel 32 Overgangsrecht

De ‘Financiële beheersverordening 212 gemeente Noordoostpolder 2015’ blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de ‘Financiële verordening 212 gemeente Noordoostpolder 2015’, van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 12 december 2016.
De griffier, De voorzitter,