Regeling vervallen per 01-01-2014

Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

Gehoord de zienswijze van de cliëntenraad;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene Maatregel van Bestuur) en de verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder;

  • b.

    verordening: de verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder;

  • c.

    algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb 450;

  • d.

    gemaximeerde vergoeding: een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

  • e.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge dit besluit een bersoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2. Keuzevrijheid

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een dienstverlener aan huis, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      de aanvrager naar oordeel van het college niet voldoende in staat is om het PGB te beheren en de bestedingen te verantwoorden en ook een zaakwaarnemer hier niet in kan voorzien;

    • b.

      de toekenning van een PGB het in stand houden van een adequate algemene voorziening ondergraaft.

  • 3. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een voorziening in natura, wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om zelf een aanbieder te kiezen uit de door het college gecontracteerde aanbieders.

Artikel 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Het college kan voor alle individuele voorzieningen die worden verstrekt een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten vaststellen. Op dit moment maakt het college alleen gebruik van deze bevoegdheid voor de hulp bij huishouden.

  • 2. Indien het college gebruik maakt van haar bevoegdheid, wordt in uitzondering op het eerste lid, geen eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd voor:

    • a.

      individuele voorzieningen waarvoor een inkomensgrens wordt gehanteerd, zoals bedoeld in artikel 29 van de verordening;

    • b.

      individuele voorzieningen waarbij de hoogte van de verstrekking is gemaximeerd, zoals bedoeld in artikel 14 lid 1, 3, 5, 6, 7 en 8 en artikel 15 lid 2 van dit besluit.

  • 3. De eigen bijdrage is niet hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 4. De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt vastgesteld overeenkomstig de systematiek, de bedragen en de percentages zoals vastgelegd in artikel 4.1.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit maatschappelijke ondersteuning).

HOOFDSTUK 2. VOORWAARDEN VOOR EEN PGB

Artikel 4. PGB periode en voorschot

  • 1. Een PGB wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een PGB is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het PGB is aangevraagd.

  • 2. Het college geeft de budgethouder per kwartaal een voorschot op het verleende PGB regulier. Indien cliënt kiest voor een PGB dienstverlening aan huis, dan wordt in dit geval het verleende PGB maandelijks middels een machtiging achteraf door de gemeente aan de Bemiddelings- en serviceorganisatie overgemaakt.

  • 3. Indien er geen sprake is van een periodieke betaling voor een voorziening, wordt het PGB in éénmaal uitgekeerd op basis van de door de gemeente vastgestelde kosten.

  • 4. Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de verordening van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan de betalingen waarvoor het PGB is toegekend deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

Artikel 5. Beschikking PGB regulier

  • 1. De beschikking tot het verlenen van een PGB bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de wet, ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de budgetperiode;

    • b.

      het bruto PGB en de wijze waarop dit budget is berekend;

    • c.

      de wijze waarop de eigen bijdrage wordt berekend (indien het college gebruik maakt van haar bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 15 lid 3 Wmo);

    • d.

      de wijze waarop het netto PGB wordt berekend;

    • e.

      de wijze waarop voorschotten op het netto PGB worden verleend;

    • f.

      de verplichtingen van de budgethouder;

    • g.

      de voorwaarden (programma van eisen) waaraan de voorziening moet voldoen;

    • h.

      in geval van een PGB voor huishoudelijke ondersteuning, de mededeling dat de in artikel 7 lid 1 onderdeel f bedoelde formulieren door het college worden doorgezonden aan de belastingdienst.

  • 2. Indien de budgetperiode in meer dan één kalenderjaar gelegen is, deelt het college vanaf het kalenderjaar na het jaar waarin het PGB is verleend de budgethouder jaarlijks het bedrag van het bruto PGB voor het in dat jaar gelegen deel van de budgetperiode mede.

Artikel 6. Hoogte bruto PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Het bruto PGB voor huishoudelijke ondersteuning categorie 1 en 2 wordt berekend met een uurprijs van €15,02 en naar het aantal uren waarin de huishoudelijke ondersteuning in de budgetperiode op basis van het indicatieadvies nodig is.

  • 2. Indien er sprake is van een huishoudelijke voorziening gedurende een deel van een uur, wordt het bruto PGB naar evenredigheid, afgerond op kwartieren, berekend.

  • 3. Het netto PGB bedraagt het verschil tussen het bruto PGB en de eigen bijdrage, indien het college een eigen bijdrage hanteert.

Artikel 7. Verplichtingen PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Bij de verlening van een PGB voor een huishoudelijke ondersteuning worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de budgethouder gebruikt het PGB uitsluitend voor betaling van huishoudelijke ondersteuning en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      de voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

    • c.

      de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of de instantie bij wie hij de huishoudelijke ondersteuning betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

      • I.

        een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, en wordt door deze persoon ondertekend;

      • II.

        een declaratie van een instantie bij wie een budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, bevat het btw-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, en de naam en het adres van de instantie, en wordt namens de instantie ondertekend.

    • d.

      de budgethouder bewaart de in onderdeel c bedoelde overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

    • e.

      de budgethouder legt binnen zes weken na het einde van ieder half jaar door middel van invulling van een daartoe aan het eind van ieder half jaar door het college verstrekt formulier aan het college verantwoording af over het gebruik van de in dat half jaar verleende voorschotten en eventuele eerder verleende voorschotten voor zover deze nog niet voor betalingen als bedoeld onder lid 1 onderdeel a waren gebruikt;

    • f.

      bij de verantwoording over het laatste half jaar van een kalenderjaar, dan wel in het kalenderjaar waarin de budgetperiode eindigt, het laatste half jaar in de budgetperiode, voegt de budgethouder per persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke ondersteuning betrekt een door het college verstrekt formulier waarop naam, adres en sociaal-fiscaal nummer van de persoon respectievelijk naam, adres en BTW-nummer van de instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag;

    • g.

      de budgethouder deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van het PGB.

  • 2. Lid 1 onderdeel f is niet van toepassing indien de budgethouder verplicht is tot loonheffing.

  • 3. Het college controleert of de formulieren bedoeld in lid 1 onderdelen e en f naar waarheid zijn ingevuld.

  • 4. Lid 1 tot en met 3 is niet van toepassing indien PGB-houder kiest om huishoudelijke ondersteuning categorie 1 in te kopen op grond van de Regeling Dienstverlening aan huis (PGB dienstverlening aan huis) en zich hierbij laat ondersteunen door een Bemiddelings- en serviceorganisatie. Is dit het geval, dan:

    • .

      sluit PGB-houder een contract met een Bemiddelings- en serviceorganisatie af. Dit bureau ondersteunt PGB-houder bij een aantal administratieve taken, namelijk bemiddeling, service, kassiersfunctie en verzekering, en de werkgeversrol. PGB-houder blijft werkgever van de dienstverlener aan huis.

    • .

      machtigt PGB-houder de gemeente het budget PGB dienstverlening aan huis rechtstreeks over te maken naar de Bemiddelings- en serviceorganisatie.

      De gemeente maakt het verleende PGB maandelijks achteraf over aan de Bemiddelings- en serviceorganisatie en maakt werkafspraken met de Bemiddelings- en serviceorganisatie.

    • .

      hoeft PGB-houder geen verantwoording PGB af te leggen, inclusief de bijbehorende verplichtingen en is de beschikking aangepast op PGB dienstverlening aan huis.

Artikel 8. Vaststelling PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Na afloop van ieder kalenderjaar wordt het netto PGB voor het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld.

  • 2. Indien de budgetperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een kalenderjaar eindigt, wordt, in afwijking van het eerste lid, het netto PGB voor de periode gelegen tussen 1 januari van het kalenderjaar waarin het PGB afloopt en de dag waarop de budgetperiode afloopt, vastgesteld na afloop van de budgetperiode.

  • 3. Een bij het college ingediend verantwoordingsformulier over het laatste half jaar in het kalenderjaar, of indien het tweede lid van toepassing is, in de budgetperiode, dient als aanvraag tot vaststelling van het netto PGB.

  • 4. Het college stelt het netto PGB binnen acht weken na de aanvraag tot vaststelling van het netto PGB vast.

  • 5. Het college vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met door hem aan de budgethouder ter zake van PGB’s verschuldigde bedragen.

  • 6. Lid 1 tot en met 5 is niet van toepassing indien PGB-houder kiest voor PGB dienstverlening aan huis en zich hierbij laat ondersteunen door een Bemiddelings- en serviceorganisatie.

Artikel 9. Hoogte bruto PGB overige voorzieningen

  • 1. Het bruto PGB voor de overige voorzieningen wordt berekend met een maximum van 100 % van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

  • 2. Het netto PGB bedraagt het verschil tussen het bruto PGB en de eigen bijdrage, indien het college een eigen bijdrage hanteert.

Artikel 10. Verplichtingen PGB overige voorzieningen

Bij de verlening van een PGB worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder gebruikt het PGB uitsluitend voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

  • c.

    de budgethouder bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

  • d.

    de budgethouder deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van het PGB.

Artikel 11. Vaststelling PGB overige voorzieningen

  • 1. Binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar waarin het PGB is verleend, wordt het netto PGB, nadat is onderzocht of de budgethouder het PGB uitsluitend voor betaling van de in de beschikking toegekende voorziening heeft gebruikt, vastgesteld.

  • 2. Het college vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met door hem aan de budgethouder ter zake van PGB’s verschuldigde bedragen.

HOOFDSTUK 3. VOORWAARDEN VOOR EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

Artikel 12. Verplichtingen financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de ontvanger van deze tegemoetkoming de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de ontvanger gebruikt de tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

  • c.

    de financiële tegemoetkoming wordt minus het eigen aandeel in de kosten, indien het college een eigen aandeel hanteert, gebaseerd op 39 perioden van 4 weken, aan de ontvanger uitbetaald;

  • d.

    de ontvanger van een tegemoetkoming bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

  • e.

    de ontvanger van een tegemoetkoming deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van de tegemoetkoming.

Artikel 13. Beschikking financiële tegemoetkoming

De beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de wet, ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    de bruto tegemoetkoming;

  • b.

    de wijze waarop het eigen aandeel wordt berekend, indien het college een eigen aandeel hanteert;

  • c.

    de wijze waarop de netto tegemoetkoming wordt berekend;

  • d.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • e.

    de verplichtingen van de ontvanger.

Artikel 14. Hoogte financiële tegemoetkoming woonvoorziening

  • 1. De hoogte van de bruto financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de verordening bedraagt maximaal

    € 2.653,00.

  • 2. De hoogte van de bruto financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b en h van de verordening, bedraagt 100 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub d van de verordening bedraagt maximaal:

    Keuring van liften

    Begin-keuring

    Kosten

    excl.

    BTW

    In EUR

    Frequentie periodieke keuring

    Kosten

    excl.

    BTW

    In EUR

    Stoelliften

    ja

    274,-

    1 x per 4 jr

    207,-

    Rolstoelplateauliften

    ja

    274,-

    1 x per 4 jr

    207,-

    Sta-plateauliften

    ja

    274,-

    1 x per 4 jr

    207,-

    Woonhuisliften

    n.v.t.

    435,-

    1 x per 1,5 jr

    248,-

    Hefplateauliften

    n.v.t.

    440,-

    1 x per 1,5 j

    254,-

    Balansliften

    n.v.t.

    1 x per 1,5 jr

    72,-

    per uur

    In bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van de keuring door het Liftinstituut (50%), almede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50 %)

    Onderhoud van

    Frequentie periodiek onderhoud

    Kosten standaard excl.

    BTW in EUR

    Stoelliften

    1 x per jaar

    153,-

    Rolstoelplateauliften

    1 x per jaar

    153,-

    Sta-plateauliften

    1 x per jaar

    153,-

    Woonhuisliften

    2 x per jaar

    220,-

    Hefplateauliften

    2 x per jaar

    153,-

    Balansliften

    1 x per jaar

    153,-

    Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

  • 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub d van de verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting als het gaat om het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woning als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub e van de verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten met een maximum van

    € 1.204,-.

  • 6. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting als het gaat om het tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub e van de verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten met een maximum van € 604,-.

  • 7. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving van een woning die voor meer dan € 4.697,- maar minder dan € 11.742,- is aangepast als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub f van de verordening wordt vastgesteld op grond van de kale huur van de woonruimte met een maximum per maand op basis van de in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde huurgrens. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor een periode van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 8. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving van een woning die voor meer dan € 11.742,- is aangepast als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub f van de verordening wordt vastgesteld op grond van de kale huur van de woonruimte met een maximum per maand op basis van de in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde huurgrens. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 9. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub g van de verordening bedraagt 50% van de totale verwijderingkosten, nadat op dit bedrag € 480,- in mindering is gebracht.

Artikel 15. Hoogte financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de bruto financiële tegemoetkoming voor aanpassing van de eigen auto, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en medische noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub b, f en g van de verordening, wordt vastgesteld op de door de gemeente geaccepteerde kosten.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, het gebruik van een bruikleen auto of een lease-auto en het gebruik van een (rolstoel)taxi als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub a, c, d en e van de verordening, wordt vastgesteld op maximaal de volgende vergoedingen.

    voor het gebruik van

    normbedrag per jaar

    een eigen auto

    € 502,-

    een bruikleenauto / lease-auto

    € 186,-

    een taxi

    € 1.335,-

    een rolstoeltaxi

    € 2.000,-

HOOFDSTUK 4. FINANCIËLE TEGEMOETKOMING VOOR WOONWAGENS WOONSCHEPEN EN BINNENSCHEPEN

Artikel 16. Technische levensduur

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 940,-.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17. Nazorg

Het college kan een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een voorziening.

Artikel 18. Indexering

Het college wijzigt de in het kader van dit besluit geldende bedragen conform het gestelde in artikel 48 van de verordening.

Artikel 19. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder en treedt in werking op 1 januari 2011. Hiermee komt het Besluit individuele voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder vastgesteld in de vergadering van 18 mei 2010 te vervallen.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010
De secretaris, de burgemeester,