Beleidsregel verkoop en medegebruik gemeentelijk groen Noordoostpolder

Geldend van 08-02-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel verkoop en medegebruik gemeentelijk groen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

gelezen het voorstel van de directeur van de eenheid Ontwikkeling, Realisatie & Beheer van 10 januari 2011, no. 1040;

gelet op art. 160, lid 1, onder b en e, Gemeentewet;

voorts gelet op art. 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht;

voorts gelet op paragraaf 5.3 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder,

overwegende dat,

  • -

    de gemeentelijke groenvoorzieningen soms bestaan uit kleine stukjes die geen functie vervullen en waarvoor het college een logische oplossing zoekt;

  • -

    het college consequent wil handelen in haar beslissingen op verzoeken van inwoners om een stukje gemeentelijk groen te mogen kopen of gebruiken;

B E S L U I T:

Vast te stellen,

BELEIDSREGEL VERKOOP EN MEDEGEBRUIK GEMEENTELIJK GROEN NOORDOOSTPOLDER

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen en werkingssfeer

  • 1. Bij de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      polderniveau: polderniveau, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder;

    • b.

      dorpsniveau: dorpsniveau, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder;

    • c.

      wijkniveau:wijkniveau, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder;

    • d.

      straat-/buurtniveau: straat-/buurtniveau, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder;

    • e.

      groensnipper: groensnipper zoals bedoeld en gedefinieerd in paragraaf 5.2 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 van de gemeente Noordoostpolder;

    • f.

      openbare groenvoorziening: grond die bedoeld is voor een publieke functie en ingericht met beplanting en daarbij passende elementen zoals bankjes, wandelpaden, afvalbakken en speeltoestellen;

    • g.

      boom: een overblijvend gewas met een zeer groot wortelgestel en een enkele, stevige, houtige stam met een diameter van minimaal 10 cm op 1,3 m boven het maaiveld, die zich pas op enige hoogte boven de grond vertakt;

    • h.

      wegbeplanting: samenhangend geheel van meerdere bomen en eventuele onderbeplanting dat een weg begeleidt;

    • i.

      beplantingsstructuur: samenhangend geheel van meerdere bomen en eventuele onderbeplanting dat door dezelfde soort, grootte of vaste afstand een onderling verband vertoont;

    • j.

      gemeente: de gemeente Noordoostpolder;

    • k.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

    • l.

      groenbeleidsplan: het geldende Groenbeleidsplan van de gemeente Noordoostpolder.

  • 2. Deze beleidsregel is van toepassing op delen onroerend goed die in eigendom van de gemeente zijn en die ingericht zijn als openbare groenvoorziening of als zodanig bedoeld en bestemd zijn.

  • 3. Deze beleidsregel is van toepassing op verzoeken tot verkoop of medegebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, met uitzondering van situaties waarin een overeenkomst tot medegebruik gold op het moment waarop deze beleidsregel in werking trad.

Paragraaf 2. Beleid voor verkoop van groen

Artikel 2. Algemene criteria voor verkoop

  • 1. De gemeente verkoopt uitsluitend:

    • a.

      groensnippers, en

    • b.

      delen van een openbare groenvoorziening waarvan de aanwonenden ieder een deel willen kopen dat in een logische lijn ligt met de bestaande eigendomsgrenzen.

  • 2. De gemeente verkoopt gebieden zoals bedoeld in lid 1 uitsluitend indien wordt voldaan aan de hierna genoemde criteria:

    • a.

      de grond grenst aan particulier terrein dat al in eigendom van de koper is;

    • b.

      er ontstaat door de verkoop geen onlogische beheergrens in het resterend deel openbaar groen;

    • c.

      de versnippering neemt niet toe door de verkoop;

    • d.

      er ontstaat geen onveilige situatie door de verkoop. Hieronder wordt zowel verkeersveiligheid verstaan als sociale veiligheid en fysieke veiligheid (brandgangen, toegangsroutes voor hulpdiensten etc.);

    • e.

      er lopen geen kabels en leidingen door de te kopen grond en er wordt door deze verkoop ook geen toegang tot kabels en leidingen in nabijgelegen gebied afgesloten;

    • f.

      door de verkoop van de grond wordt geen openbare toegang tot terrein van derden afgesloten;

    • g.

      de te kopen grond heeft geen functie als (toekomstige) speelplaats;

    • h.

      er zijn geen toekomstige ontwikkelingen te verwachten die door de verkoop mogelijk belemmerd of bemoeilijkt worden (bijv. geplande aanleg van parkeerplaatsen, fiets- of wandelpaden);

    • i.

      er staan geen bijzondere bomen op de grond. Onder ‘bijzondere bomen’ worden bomen verstaan, zoals bedoeld in het groenbeleidsplan en/of in de 'Beleidsregel gemeentelijke bomen', die op grond van het groenbeleidsplan is vastgesteld;

    • j.

      er staan na de verkoop aan de gemeentezijde van de eigendomsgrens geen bomen binnen twee meter van de erfgrens;

    • k.

      de verkoop van de grond veroorzaakt geen belemmering voor het beheer van het resterende en/of nabijgelegen openbaar terrein;

    • l.

      door de verkoop mag geen situatie ontstaan waarin in de betreffende woonkern minder dan 75 m2 openbaar groen per woning overblijft;

    • m.

      door de verkoop mag geen situatie ontstaan waarin te weinig ruimte op gemeentelijk grondgebied bestaat om te voldoen aan de norm voor waterafvoer (Westlandnorm), en

    • n.

      de grond is niet nodig voor toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 3. Verkoop van openbaar groen op polderniveau

Openbaar groen op polderniveau wordt niet verkocht.

Artikel 4. Verkoop van openbaar groen op dorpsniveau

  • 1. Openbaar groen op dorpsniveau wordt uitsluitend verkocht indien de functie van het betreffende groen daardoor niet wordt aangetast.

  • 2. Bij de toepassing van lid 1 worden in ieder geval de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      openbaar groen dat onderdeel is van de centrale groene ruimte van het dorp, wordt niet verkocht;

    • b.

      openbaar groen dat langs de rand van het dorp ligt (dorpsbos), of vroeger lag, wordt niet verkocht;

    • c.

      beplanting die bedoeld is om bebouwing, sportvelden, een speelplaats of een begraafplaats af te schermen, moet ten minste een breedte behouden van zes meter (excl. eventuele sloten, paden e.d.), met een afstand van ten minste vijf meter tussen de bomen van het openbaar groen en de nieuwe erfgrens;

    • d.

      groen waar sloten of paden doorheen lopen, wordt uitsluitend verkocht indien de sloten of paden worden verplaatst, op kosten van de koper, en

    • e.

      de verkoop kan niet leiden tot nieuwe situaties waarin schuttingen, kopgevels of garageboxen zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan het college bij renovatie van een gebied besluiten om openbaar groen te verkopen indien dat logisch samenhangt met de nieuwe inrichting van het terrein.

Artikel 5. Verkoop van openbaar groen op wijkniveau

  • 1. Openbaar groen op wijkniveau wordt uitsluitend verkocht indien de functie van het betreffende groen daardoor niet wordt aangetast.

  • 2. Bij de toepassing van lid 1 worden in ieder geval de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      openbaar groen dat onderdeel is van een wijkpark, wordt niet verkocht;

    • b.

      beplanting die bedoeld is om bebouwing of wijkspeelplaatsen af te schermen, moet ten minste een breedte behouden van 3 meter (excl. eventuele sloten, paden e.d.), met een afstand van ten minste twee meter tussen de bomen van het openbaar groen en de nieuwe erfgrens;

    • c.

      groen waar sloten of paden doorheen lopen, wordt uitsluitend verkocht indien de sloten of paden worden verplaatst, op kosten van de koper, en

    • d.

      de verkoop kan niet leiden tot nieuwe situaties waarin schuttingen, kopgevels of garageboxen zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan het college bij renovatie van een gebied besluiten om openbaar groen te verkopen indien dat logisch samenhangt met de nieuwe inrichting van het terrein en het geen aantasting vormt van het ontwerp en de bruikbaarheid van het openbaar groen van dat terrein.

Artikel 6. Verkoop van openbaar groen op straat/-buurtniveau

  • Openbaar groen op straat-/buurtniveau wordt uitsluitend verkocht indien:

    • a.

      na verkoop minimaal 10m2 groen (openbaar groen & particuliere voortuinen) per woning in de straat overblijft;

    • b.

      door de verkoop geen afbreuk wordt gedaan aan een doorlopende groenstructuur;

    • c.

      de verkoop niet leidt tot nieuwe situaties waarin schuttingen, kopgevels of garageboxen zichtbaar zijn vanuit woningen van derden, en

    • d.

      beplanting die bedoeld is om bebouwing af te schermen, ten minste een breedte behoudt van 3 meter (excl. eventuele sloten, paden e.d.), met een afstand van ten minste twee meter tussen de bomen van het openbaar groen en de nieuwe erfgrens.

Paragraaf 3. Beleid voor medegebruik

Artikel 7. Beleid voor medegebruik openbaar groen

De gemeente geeft uitsluitend recht van medegebruik voor openbaar groen indien het gaat om openbaar groen dat niet verkocht kan worden, omdat de situatie niet voldoet aan één of meer van de criteria die zijn genoemd bij artikel 2, lid 2 onder e, m of n, maar de situatie wel voldoet aan alle overige criteria voor verkoop van openbaar groen, zoals bedoeld in deze beleidsregel.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel verkoop en medegebruik gemeentelijk groen'.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 8 februari 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van
burgemeester en wethouders d.d. 25 januari 2011.
De secretaris, de burgemeester,

Toelichting bij Beleidsregel verkoop en medegebruik gemeentelijk groen

Algemeen

Met de beleidsregel verkoop en medegebruik gemeentelijk groen (hierna: de beleidsregel) stelt het college een richtlijn voor besluiten over het verkopen van gemeentelijk groen. De belangrijkste functie van de beleidsregel is om hem toe te passen bij het beoordelen van verzoeken om gemeentelijk groen te mogen kopen.

Inhoudelijk vult het college met deze beleidsregel de ruimte in die het Groenbeleidsplan daarvoor biedt. Met name hoofdstuk 5 van het Groenbeleidsplan 2010-2014 ligt ten grondslag aan deze beleidsregel. In dat hoofdstuk staat het beleid dat de gemeenteraad van Noordoostpolder heeft geformuleerd voor verkoop en medegebruik van gemeentelijk groen. Tevens bevat dat hoofdstuk de basis voor het maken van een beleidsregel op collegeniveau. In de navolgende tekst staat op welke wijze het college dit toetsingskader heeft gehanteerd en ingevuld. Daarnaast is aangegeven op welke gronden eventuele andere bepalingen gebaseerd zijn.

Begrippen (artikel 1, lid 1)

Begrippen a t/m d

Het Groenbeleidsplan 2010-2014 (en ook het daarin opgenomen beleid voor verkoop van groen) gaat uit van een onderscheid in groen op vier niveaus: polderniveau, dorpsniveau, wijkniveau en straat-/buurtniveau. Omdat de beleidsregel volledig moet aansluiten op het groenbeleidsplan, wordt voor de beschrijving van die vier niveaus verwezen naar de beschrijving daarvan in het Groenbeleidsplan.

Begrip e

Ook voor het begrip ‘groensnipper’ is terugverwezen naar het Groenbeleidsplan. Door te verwijzen is het risico op twee verschillende interpretaties van hetzelfde begrip zoveel mogelijk uitgesloten.

Begrippen f t/m i

Voor de begrippen die bomen of beplantingen met bomen aangeven, bestaan vele beschrijvingen. Die zijn veelal geformuleerd vanuit een biologische of technische context. Bij de formulering van de begrippen in deze beleidsregel zijn die beschrijvingen zodanig aangepast dat zij bruikbaar zijn in de juridische context.

Begrippen j t/m l

Voor de juridische zuiverheid zijn ook de algemene begrippen zoals ‘college’ en ‘groenbeleidsplan’ gedefinieerd.

Werkingssfeer (artikel 1, lid 2)

Deze beleidsregel geldt voor gemeentelijk groen. Dat zijn de beplante stukken onroerend goed waarover de gemeente het eigendomsrecht heeft en dus privaatrechtelijke zeggenschap.

Verder geldt de beleidsregel voor verzoeken tot verkoop of medegebruik. Daarop is één uitzondering gemaakt, namelijk voor situaties waarin al een overeenkomst voor medegebruik gold op het moment dat deze beleidsregel in werking trad. Voor die situaties hoort aan het einde van de looptijd van de overeenkomt een specifieke beoordeling over verkoop of voorzetting te kunnen worden gemaakt, in de historische context van die situatie.

Algemene criteria voor verkoop van groen (artikel 2)

Lid 1 bevat een inhoudelijk afbakening van de beleidsregel. Het beleid in hoofdstuk 5 van het Groenbeleidsplan (en dus ook van deze beleidsregel) is bedoeld voor verkoop van openbaar groen dat aan particuliere tuinen grenst.

Lid 2 bevat vele criteria die relevant zijn bij elk verzoek om verkoop van een groensnipper. Dus ongeacht of het een situatie op dorpsniveau is of op straat-/buurtniveau. De criteria in lid 2 zijn gericht op het zekerstellen van de gemeentelijk belangen in de zin van beheertechnische en juridische aspecten. Bijvoorbeeld het garanderen van (verkeers)veiligheid en het borgen van de beheerbaarheid en bereikbaarheid van het resterende openbare gebied.

Beleid voor verkoop van groen op polderniveau (artikel 3)

Het Groenbeleidsplan geeft geen ruimte voor het verkopen van groen op polderniveau (zie par. 5.1 van het Groenbeleidsplan 2010-2014). Daarom is dat in de beleidsregel ook uitgesloten.

Beleid voor verkoop van groen op dorpsniveau (artikel 4)

In het Groenbeleidsplan staat dat groen op dorpsniveau uitsluitend verkocht wordt, indien de functie daarmee niet wordt aangetast (zie par. 5.1 van het Groenbeleidsplan 2010-2014). Onder groen op dorpsniveau vallen onder meer de ‘brinkachtige centrale groene ruimte’ in de dorpen, de begraafplaatsen, de sportvelden en de dorpsbossen. Bij de invulling van de beleidsregel is daarom gezocht naar het definiëren van die functie per onderdeel. Daarbij zijn ook de beschrijving van de ambities en doelen uit hoofdstuk 3 van het Groenbeleidsplan betrokken. Zo is bijvoorbeeld in lid 2 onder b vastgelegd dat (delen van) de groene lijst rond de dorpen niet verkocht worden, omdat dat niet past bij de ambitie om de bestaande dorpsbossen rond de dorpen te behouden (zie par. 3.3 van Groenbeleidsplan).

In lid 3 is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen voor renovatie van het gebied. Bij een renovatie/herinrichting kan de functie van een bepaald stukje groen ten slotte wijzigen. Bovendien bestaan er dan vaak meer mogelijkheden om tot een logische inrichting van het gebied te komen. Het is wenselijk als de beleidsregel die ruimte ook biedt.

Beleid voor verkoop van groen op wijkniveau (artikel 5)

Onder ‘groen op wijkniveau’ vallen onder meer de wijkparken, de wijkspeelplaatsen en het groen rond centrale gebouwen. Het Groenbeleidsplan geeft aan dat het beleid voor verkoop van groen op wijkniveau vergelijkbaar is met het beleid voor verkoop van groen op dorpsniveau (zie par. 5.1 van het Groenbeleidsplan 2010-2014). Daarom is het beleid voor verkoop van groen op wijkniveau in deze beleidsregel op een zelfde manier uitgewerkt als het beleid voor verkoop van groen op dorpsniveau.

Beleid voor verkoop van groen op straat-/buurtniveau (artikel 6)

Het Groenbeleidsplan geeft slechts enkele punten waarop verkoop van groen op buurt-/straatniveau ongewenst is. Dat zijn: 1. behoud van minimaal 10m2 groen per woning in iedere straat, 2. geen afbreuk doen aan de totale groenstructuur en 3. geen afbreuk doen aan de afschermende functie van groen. Deze punten zijn doorvertaald in de beleidsregel (artikel 6, lid 1).

Beleid voor recht van medegebruik (artikel 7)

Het verlenen van ‘recht van medegebruik’ is een soort bruikleenovereenkomst. Degene die een dergelijk overeenkomst met de gemeente aangaat, mag de grond gebruiken, maar de gemeente blijft eigenaar. Door het recht van medegebruik kan dus grond worden afgestoten zonder de gehele zeggenschap erover te verliezen. In deze beleidsregel is vastgelegd dat de gemeente het recht van medegebruik alleen toepast voor situaties waarin de gemeente de grond wel zou willen afstoten, maar niet volledig of definitief. Een dergelijk belang bestaat bijvoorbeeld voor grond waar op termijn een ontwikkeling mogelijk moet blijven. Of voor gronden waarbij de gemeente de bereikbaarheid wil kunnen garanderen voor onderhoud van kabels en leidingen.

De beleidsregel is zodanig geformuleerd dat verkoop de regel is en medegebruik de uitzondering. Het recht van medegebruik geven, betekent namelijk dat de gemeente een overeenkomst afsluit die een bepaalde looptijd en voorwaarden kent. Dit zijn zaken die moeten worden gecontroleerd en bijgehouden. Dat kost capaciteit van de bestuursdienst. Vanwege de beheerbaarheid is het dus niet wenselijk om veel van dergelijke overeenkomsten af te sluiten.

Slotbepalingen (artikel 8 en 9)

De beleidsregel bevat de gebruikelijke slotbepalingen; een citeertitel en een bepaling over de inwerkingtreding.