Regeling vervallen per 01-01-2024

Treasurystatuut Gemeente Noordoostpolder

Geldend van 07-04-2011 t/m 31-12-2023

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Noordoostpolder

De raad van de gemeente Noordoostpolder;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 januari 2011, no. 22874-1;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en artikel 2.1 van de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO);

B E S L U I T:

Het treasurystatuut Gemeente Noordoostpolder vast te stellen het Treaurystatuut 2011.

Hoofdstuk 1: Begrippenkader en doelstelling

Artikel 1. Begrippenkader

  • In dit statuut wordt verstaan onder:

    • -

      Certificate of deposit: verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door een niet-kredietinstelling.

    • -

      Commercial paper: verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door een niet-kredietinstelling.

    • -

      Deposito: niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

    • -

      Derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen reële producten zijn zoals grondstoffen, maar ook financiële producten, zoals leningen, obligaties of andere effecten. Derivaten worden onder andere gebruikt om rente- en valutarisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

    • -

      Financiering: het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar.

    • -

      Garantieproduct: beleggingsvorm waarbij de hoofdsom van de belegde middelen per het einde van het contract gegarandeerd wordt. Eventueel kan een bepaald minimumrendement gegarandeerd worden. Door een deel van de middelen te beleggen, wordt geprobeerd om extra rendement te behalen uit bijvoorbeeld koerswinsten.

    • -

      Geldstromenbeheer: al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de gemeente zelf als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer).

    • -

      Interne financiering: Financiering van de vermogensbehoefte door het aanwenden van geldmiddelen die reeds in de organisatie aanwezig zijn.

    • -

      Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar.

    • -

      Koersrisico: het risico dat de financiële activa in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

    • -

      Kredietrisico: de risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

    • -

      Liquiditeitenbeheer: het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

    • -

      Liquiditeitenplanning: een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

    • -

      Liquiditeitsrisico (intern): de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

    • -

      Medium Term Note: verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum omvang van nominaal ongeveer EUR 0,5 miljoen. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma en wordt veelal uitgegeven door een bank.

    • -

      Obligatie: verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid of een bedrijf.

    • -

      Rating: de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier; in het kader van dit statuut worden drie bedrijven onderscheiden die ratings toekennen, nl. Moody's, Standard & Poors (SP) en Fitch IBCA. De laatste twee kennen dezelfde coderingen, Moody's kent een enigszins afwijkende codering. In het kader van het treasurystatuut worden de langetermijnkwalificaties gehanteerd, dat zijn:

      - Aaa (Moody's) of AAA (SP en Fitch): extreem kredietwaardig.

      - Aa (Moody's) of AA (SP en Fitch): zeer kredietwaardig,

      veiligheidsmarge echter niet zo groot als bij de AAA -categorie.

      - Aa- (zowel Moody's als SP als Fitch): zeer kredietwaardig; veiligheidsmarge minder groot dan bij een AA –categorie.

      Voor een prudente uitzetting is minimaal de AA- rating vereist.

    • -

      Rentecompensatiecircuit: het samentellen van de (valutaire) saldi van meerdere rekeningen die bij een bank worden aangehouden ten behoeve van de renteberekening.

    • -

      Renterisico: het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

    • -

      Renterisiconorm: een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

    • -

      Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

    • -

      Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

    • -

      Saldobeheer: het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

    • -

      Solvabiliteit: de mate waarin een organisatie op de lange termijn aan zijn financiele verplichtingen kan voldoen.

    • -

      Solvabiliteitsratio van 0%: status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie aan (schuldpapier van) een instelling kan worden toegekend.

    • -

      Treasuryfunctie: de treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

    • -

      Treasurer: de medewerker van het cluster Financial Planning & Control die is belast met de uitvoer van de treasuryfunctie.

    • -

      Uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

  • De treasuryfunctie dient tot:

    • 1.

      Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

    • 2.

      Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico, koersrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en valutarisico;

    • 3.

      Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • 4.

      Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Hoofdstuk 2: Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

  • Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

    • 1.

      Leningen of garanties worden uitsluitend verstrekt uit hoofde van de publieke taak aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen.

    • 2.

      Het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie geschiedt uitsluitend indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

    • 3.

      Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s.

    • 4.

      Het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het verkrijgen van inkomsten op arbitrage is niet toegestaan.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. De rentevisie wordt ten minste één maal per jaar opgesteld.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • Ter beperking van de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van de treasuryfunctie zijn uitsluitend de volgende beleggingsinstrumenten toegestaan: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito, onderhandse geldlening, commercial paper (CP), certificate of deposit (CD), obligatie, medium term note (MTN) en garantieproduct .

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

  • Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • 1.

      Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

      a. Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke instellingen uit een van de landen van de Europese Unie met minimaal een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

      b. Financiele instellingen met ten minste een AA-rating van een van de volgende erkende rating-bureaus: Moody's, Standard and Poors of Fitch IBCA.

    • 2.

      Teneinde kredietrisico’s te verminderen:

      a. wordt maximaal Euro 7 miljoen van de middelen met een looptijd korter dan één jaar uitgezet bij één individuele financiële instelling als bedoeld onder lid 1b met een rating lager dan AAA, doch tenminste met een AA-rating.

      b. wordt maximaal Euro 5 miljoen van de middelen met een looptijd van één jaar of langer uitgezet bij één individuele financiële instelling als bedoeld onder lid 1b met een rating lager dan AAA, doch tenminste met een AA-rating.

      c. is het uitzetten van middelen met een looptijd van 5 jaar of langer aan instellingen als bedoeld onder lid 1b beperkt tot instellingen met minimaal een AA rating.

      d. indien de som van alle uitgezette middelen Euro 5 miljoen overschrijdt, mag het aandeel bij instellingen met een AA-rating het bedrag van Euro 5 miljoen niet overschrijden.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • Met betrekking tot het intern liquiditeitsrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

    • 1.

      De treasuryactiviteiten zijn gebaseerd op een korte termijn liquititeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning met een horizon van ten minste de eerste vier opeenvolgende jaren;

    • 2.

      De verschillende clusters zullen voor de (tussentijdse) rapportage een kasstroomprognose opstellen.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

  • Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Hoofdstuk 3: Financiering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse lening, commercial paper (CP) en medium term note (MTN).

Artikel 10. Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    Voordat een langlopende uitzetting wordt gedaan, wordt bij ten minste 3 instellingen offerte aangevraagd.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 3 jaar beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder toezicht van Nederlandse instanties of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk 4: Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 2.

    de treasuryfunctie centraal uitgevoerd.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    Liquiditeiten worden zoveel mogelijk geconcentreerd binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities op een bepaald moment.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kunnen kortlopende middelen worden aangetrokken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldlening en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Het uitzetten van middelen wordt uitsluitend gedaan onder de in artikel 5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 5.

    Alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet, wordt bij ten minste 3 instellingen offerte aangevraagd.

Artikel 14. Debiteurenbeheer

De betaaltermijn van uitgaande facturen is 30 dagen na dagtekening van de factuur, tenzij bij verordening anders is bepaald.

Wanneer debiteuren in gebreke blijven, worden invorderingsmaatregelen genomen binnen de publiek- en privaatrechtelijke mogelijkheden.

Artikel 15. Crediteurenbeheer

De betaaltermijn van inkomende facturen is 30 dagen na de dagtekening van de factuur, tenzij bij het aanbestedings- en vergunningsproces anders is overeengekomen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen.

Hoofdstuk 5: Administratieve organisatie / interne controle

Artikel 16. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd.

    b. de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

    c. de clustermanager FPC kan, wanneer hij als zodanig optreedt, niet tegelijkertijd optreden als comptabele.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven bevestigingen van iedere transactie te versturen.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

Artikel 17. Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

  • a.

    De bestuurlijke verantwoordelijkheden:

    Functie

    Verantwoordelijkheden

    De Gemeenteraad

     

    Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

    Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

    Het college van Burgemeester en Wethouders

    Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

    Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid

  • b.

    de ambtelijke verantwoordelijkheden:

    Functie

    Verantwoordelijkheden

    Clustermanager FPC

     

    het adviseren bij het opstellen van de treasuryparagraaf bij de begroting en bij het hanteren van complexe instrumenten als derivaten;

    de clustermanager is beslissingbevoegd voor beleggingen uit hoofde van de treasuryfunctie tot een bedrag van eur 5 miljoen. De voorstellen worden mede ondertekend door de eenheidsmanager concernstaf.

    het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

    het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem geactiveerde treasuryactiviteiten;

    het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

    het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

    De treasurer

     

    Het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot het risicobeheer, de gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en het kasbeheer conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

    Het schriftelijk vastleggen van de informatie die ten grondslag ligt aan beslissingen ter zake van de treasuryfunctie en het archiveren ervan ten behoeve van interne en externe controle;

    Het opstellen van de rentevisie;

    Het opstellen van een liquiditeitenplanning voor de korte en lange termijn en het op basis hiervan signaleren dat middelen uitgezet of aangetrokken kunnen worden dan wel dat op korte termijn vrijvallende beleggingen herbelegd kunnen worden;

    Het adviseren over de termijn en de hoogte van de te beleggen of aan te trekken middelen;

    Het voorbereiden van besluiten tot het aantrekken dan wel uitzetten van middelen in het kader van de treasuryfunctie, daaronder begrepen het aanvragen van offertes;

    Het ter ondertekening voorleggen aan de comptabele, de clustermanager van FPC en indien dat volgens het statuut vereist is, aan de eenheidsmanager concernstaf van voorgenomen besluiten tot het uitzetten van middelen in het kader van de treasuryfunctie.

    Het verder uitvoeren van de besluiten tot het uitzetten van middelen tot en met het maken van de betaalopdracht;

    Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

    Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied en het opstellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

    Het rapporteren aan de clustermanager FPC over de uitvoering van het treasurybeheer;

    Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

    Het zetten van de tweede handtekening ter zake van uitgaande betalingen.

    De kassier

     

    Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

    Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

    Het beheren van debiteuren;

    Het zetten van de eerste handtekening ter zake van uitgaande betalingen.

    Directeur CS

    De eenheidsmanager is beslissingsbevoegd voor beleggingen uit hoofde van de treasuryfunctie van een bedrag van eur 5 miljoen en hoger. Een directeur ondertekent mede voorstellen tot en daadwerkelijke beleggingen van eur 5 miljoen en hoger.

    De clustermanagers

    Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun cluster aanlevert aan de cluster FPC met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Artikel 18 bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Treasurer

Clustermanager FPC

1. het uitzetten van c middelen via callgeld, deposito, onderhandse lening of spaarrekening

Treasurer

Clustermanager FPC

2. Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Treasurer

Clustermanager FPC

Bankrelatiebeheer

3. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasurer

Burgemeester

4. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Clustermanager FPC

Risicobeheer

5. Het afsluiten van derivatentransacties

Clustermanager FPC

College van B&W

Financiering en uitzetting

6. Het afsluiten van kredietfaciliteiten en het aantrekken van middelen via onderhandse geldlening

Treasurer

Clustermanager FPC

7. Het uitzetten van middelen via deposito, onderhandse geldlening of spaarrekening

Treasurer

Clustermanager FPC en directeur Concernstaf

8. Het uitzetten van middelen via (staats)obligatie, medium term note, commercial paper of certificate of deposit

Clustermanager FPC

College van B&W

9. Het beleggen van middelen in garantieproducten

Clustermanager FPC

College van B&W

10. het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak, in relatie tot realisatie van gemeentelijk beleid (er moet een beleidsstuk onderliggen)

College van B&W

Gemeenteraad

11. Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak in relatie tot realisatie van gemeentelijke beleid (er moet een beleidsstuk onderliggen)

College van B&W

Gemeenteraad

Artikel 19. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal / Incidenteel

Cluster-managers

Treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Halfjaarlijks

Treasurer

Clustermanager FPC

3. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van de begroting

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

4. verantwoording treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

5. voortgang onderdelen treasuryparagraaf via de voor- en najaarsrapportage

Halfjaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

6. Rapportage over alle besluiten die in het kader van de treasuryfunctie zijn genomen

Halfjaarlijks

Clustermanager FPC

College van Burgemeester en Wethouders

7. Toezenden lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

Treasurer

Provincie Flevoland

Artikel 20 intrekking oude regeling

het Treasurystatuut, vastgesteld 11 november 2011 wordt ingetrokken

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 2 februari 2011.

Artikel 22 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Treasurystatuut".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 24 maart 2011.
De griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De treasuryparagraaf in de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft er naar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

 

 

De Wet fido maakt onderscheid tussen het uitzetten en aantrekken van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie en het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak van de gemeente. Het treasurystatuut heeft betrekking op de treasuryfunctie.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury een prudent karakter te hebben. In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. Wellicht ten overvloede wordt dit in lid 4 van artikel 3 nogmaals specifiek verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak van de gemeente .

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van het rente-risico bij herfinanciering. De renterisiconorm houdt in, dat jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen voor gemeenten niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm wordt bepaald voor de komende vier jaren.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 5

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde beleggingsvormen wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd.

Voor uitzettingen die niet uit hoofde van de treasuryfunctie worden gedaan maar wel behoren tot de publieke taak van de gemeente, worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot beleggingsvormen opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de publieke taak van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren (zie ook art. 3.).

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de gemeente in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken wordt de looptijd van de uitzetting afgestemd op de liquiditeitenplanning (zie ook art. 4.).

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor het desbetreffende papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De kredietrisico’s kunnen verder worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Dit wordt bereikt door het stellen van een maximum aan de bedragen die de gemeente bij een individuele geldnemer kan plaatsen. Deze limieten kunnen zowel worden vastgelegd in de vorm van percentages of bedragen, beide hebben voor- en nadelen. Het nadeel van een percentage (van het totaal aan uitzettingen) is dat er ook een spreiding dient te worden aangebracht op het moment dat het volume van de uitzettingen in absolute zin relatief klein is. Het nadeel van bedragen is dat het relatieve belang van het betreffende maximum uiteen kan lopen door wijzigingen in de financiële positie van de gemeente, bijvoorbeeld wanneer de uitzettingenportefeuille sterk toe of afneemt. In dit lid is gekozen voor bedragen teneinde het spreidingsprincipe niet al te rigide toe te passen; de kredietrisico's worden immers reeds beperkt door het gestelde in lid 1.

Het spreidingsprincipe wordt alleen gewenst geacht voor tegenpartijen met een lagere rating dan AAA. Tegenpartijen met een AAA-rating worden dermate kredietwaardig geacht dat dit voorbehoud niet voor hen gemaakt hoeft te worden; tevens zou deze bepaling gevolgen kunnen hebben die strijdig zijn met de bepaling uit de overeenkomst met de huisbankier van de gemeente, in 2002 de Bank Nederlandse Gemeenten, waarin is bepaald dat middelen alleen bij derde instellingen uitgezet kunnen worden indien er een renteverschil is van een bepaald aantal punten. In theorie houdt dit in dat alle uitzettingen bij de BNG geplaatst zouden kunnen worden; het treasurystatuut is nu niet in strijd met deze bepaling aangezien de BNG de AAA-rating heeft.

Het kredietrisico wordt verder beperkt door het stellen van aanvullende eisen ten aanzien van financiele instellingen met een rating wanneer middelen voor een periode van 5 jaar of langer worden uitgezet. Deze instellingen dienen minimaal de AA-rating te hebben.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning is er voor gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de cluster FPC juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Deze bepaling benadrukt nogmaals het vereiste prudente karakter van zowel uitgezette als opgenomen leningen.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimumomvang van nominaal ongeveer EUR 0,5 miljoen. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term CommercialPaper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Dit artikel betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waar op de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 3 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Het zoveel mogelijk laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Debiteurenbeheer omvat het zorgdragen voor een tijdige ontvangst van betalingen. Wanneer debiteuren niet tijdig aan hun verplichtingen voldoen zal de gemeente maatregelen nemen binnen de publiek- (o.a. Invorderingswet) en privaatrechtelijk (Burgerlijk wetboek) geldende mogelijkheden.

Artikel 16

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen de beleidsbepaling, de uitvoering en de administratie van financiële transacties.

Artikel 17

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 17 respectievelijk artikel 18 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijk-heden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).

Artikel 18

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt uiteindelijk bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel dat slagvaardiger kan worden opgetreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 19

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste factoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.