Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene Maatregel van Bestuur) en de verordening voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014;

  • b.

    verordening: de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014;

  • c.

    Algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb 450;

  • d.

    gemaximeerde vergoeding: een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

  • e.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge dit besluit een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2 Primaat van verhuizen

Het primaat van verhuizen zoals bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Verordening kan worden toegepast als het bedrag van de woonvoorziening(en) meer dan € 3000,- bedraagt.

Artikel 3 Keuzevrijheid

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een dienstverlener aan huis, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. De aanvrager of budgethouder is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen individuele voorziening.

  • 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      Hiermee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt aangeschaft.

    • b.

      De aanvrager naar oordeel van het college niet voldoende in staat is om het PGB te beheren en de bestedingen te verantwoorden en ook een zaakwaarnemer hier niet in kan voorzien.

    • c.

      De huishoudelijke voorziening voor een periode korter dan drie maanden wordt toegekend.

    • d.

      De toekenning van een PGB het in stand houden van een collectieve voorziening ondergraaft.

    • e.

      Het gaat om losse hulpmiddelen die buiten het kernassortiment vallen en een netto waarde hebben gelijk aan of minder dan € 300,-. Deze voorzieningen worden in eigendom verleend.

  • 4. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een voorziening in natura, wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om zelf een aanbieder te kiezen uit de door het college gecontracteerde aanbieders.

Artikel 4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Bij de verstrekking van individuele voorzieningen is de maximale eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten verschuldigd met inachtneming van de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene Maatregel van Bestuur).

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt geen eigen aandeel gevraagd voor individuele voorzieningen waarbij de hoogte van de verstrekking is gemaximeerd, zoals bedoeld in artikel 15 lid 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 en artikel 17 lid 2 van dit besluit.

  • 3. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening.

  • 4. De kostprijs van de voorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde PGB;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de leverancier;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de leverancier;

    • d.

      de waarde van de voorziening in depot van de gemeente.

  • 5. Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt dient te betalen, bedraagt € 19,00 per vier weken bij een inkomen tot € 23.295-. Indien het inkomen meer bedraagt, wordt het bedrag van € 19,00 verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 23.295-.

  • 6. Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dient te betalen, bedraagt € 19,00 per vier weken bij een inkomen bij een inkomen tot € 16.456,-. Indien het inkomen meer bedraagt, wordt het bedrag van € 19,00 verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.456,-.

  • 7. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt, dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken bij een gezamenlijk inkomen van € 29.174,-. Indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt, wordt het bedrag van € 27,20 verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 29.174,-.

  • 8. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken bij een gezamenlijk inkomen van € 22.957,-. Indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt, wordt het bedrag van € 27,20 verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.957,-.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor een PGB

Artikel 5 PGB periode en voorschot

  • 1. Een PGB wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een PGB is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het PGB is aangevraagd.

  • 2. Het college geeft de budgethouder per kwartaal een voorschot op het verleende PGB regulier. Indien cliënt kiest voor een PGB dienstverlening aan huis, dan wordt in dit geval het verleende PGB maandelijks middels een machtiging achteraf door de gemeente aan de Bemiddelings- en serviceorganisatie overgemaakt.

  • 3. Indien er geen sprake is van een periodieke betaling voor een voorziening, wordt het PGB in éénmaal uitgekeerd op basis van de door de gemeente vastgestelde kosten.

  • 4. Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 17 lid 5 van de Verordening van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan de betalingen waarvoor het PGB is toegekend deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

Artikel 6 Beschikking PGB regulier

  • 1. De beschikking tot het verlenen van een PGB bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de wet, ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      Voor welk te bereiken resultaat het PGB gebruikt moet worden;

    • b.

      Programma van eisen;

    • c.

      De hoogte en omvang van het budget;

    • d.

      De duur;

    • e.

      Betaling, de wijze waarop voorschotten op het PGB worden verleend;

    • f.

      De verplichtingen van de budgethouder;

    • g.

      De voorwaarden aan de budgethouder over de verantwoording en besteding van het persoonsgebonden budget.

    • h.

      In geval van een PGB voor huishoudelijke ondersteuning, de mededeling dat de in artikel 8 lid 1 onderdeel f bedoelde formulieren door het college worden doorgezonden aan de belastingdienst.

  • 2. Indien de budgetperiode in meer dan één kalenderjaar gelegen is, deelt het college vanaf het kalenderjaar na het jaar waarin het PGB is verleend de budgethouder jaarlijks het bedrag van het PGB voor het in dat jaar gelegen deel van de budgetperiode mede.

Artikel 7 Hoogte PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Het PGB voor huishoudelijke ondersteuning categorie 1 en 2, zowel regulier als dienstverlening aan huis, wordt berekend met een uurprijs van € 15,02 en naar het aantal uren waarin de huishoudelijke ondersteuning in de budgetperiode op basis van het indicatieadvies nodig is.

  • 2. De uitbetaling van het PGB regulier voor huishoudelijke ondersteuning regulier bedraagt 80% van het bedrag genoemd in het eerste lid.

  • 3. De uitbetaling van het PGB regulier voor huishoudelijke ondersteuning bedraagt 100% van het bedrag genoemd in het eerste lid als de budgethouder dat aantoonbaar kan verantwoorden.

  • 4. Indien er sprake is van een huishoudelijke voorziening gedurende een deel van een uur, wordt het PGB naar evenredigheid, afgerond op kwartieren, berekend.

Artikel 8 Verplichtingen PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    • Bij de verlening van een PGB voor een huishoudelijke ondersteuning worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      De budgethouder is verplicht een aparte rekening te openen waarop het PGB kan worden overgemaakt;

    • b.

      De budgethouder gebruikt het PGB uitsluitend voor betaling van huishoudelijke ondersteuning en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • c.

      De voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

    • d.

      De budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of de instantie bij wie hij de huishoudelijke ondersteuning betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

      • I.

        Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, en wordt door deze persoon ondertekend;

      • II.

        Een declaratie van een instantie bij wie een budgethouder de huishoudelijke ondersteuning betrekt, bevat het btw-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, en de naam en het adres van de instantie, en wordt namens de instantie ondertekend.

    • e.

      De budgethouder bewaart de in onderdeel d bedoelde overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college.

    • f.

      De budgethouder kan de verplichting opgelegd worden om binnen twee weken na het einde van ieder kwartaal of het einde van het jaar door middel van invulling van een daartoe aan door het college verstrekt formulier aan het college verantwoording af over de volledige benutting van het budget als een beroep wordt gedaan op de betaling als bedoeld in artikel 7 lid 3 van dit Besluit.

    • g.

      Ongeacht de betaling als bedoeld in het vorige lid geldt de bewaarplicht onder e onverkort.

    • h.

      Bij de verantwoording over het laatste kwartaal van een kalenderjaar, dan wel in het kalenderjaar waarin de budgetperiode eindigt, het laatste kwartaal in de budgetperiode, voegt de budgethouder per persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke ondersteuning betrekt een door het college verstrekt formulier waarop naam, adres en sociaal-fiscaal nummer van de persoon respectievelijk naam, adres en BTW-nummer van de instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag.

    • i.

      De budgethouder deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van het PGB.

  • 2. Het college controleert of de declaraties en formulieren bedoeld in lid 1 onderdelen e en f naar waarheid zijn ingevuld.

  • 3. Lid 1 en 2 is niet van toepassing indien PGB-houder kiest om huishoudelijke ondersteuning categorie 1 in te kopen op grond van de Regeling Dienstverlening aan huis (PGB dienstverlening aan huis) en zich hierbij laat ondersteunen door een Bemiddelings- en serviceorganisatie. Is dit het geval, dan:

    • .

      sluit PGB-houder een contract met een Bemiddelings- en serviceorganisatie af. Dit bureau ondersteunt PGB-houder bij een aantal administratieve taken, namelijk bemiddeling, service, kassiersfunctie en verzekering, en de werkgeversrol. PGB-houder blijft werkgever van de dienstverlener aan huis.

    • .

      machtigt PGB-houder de gemeente het budget PGB dienstverlening aan huis rechtstreeks over te maken naar de Bemiddelings- en serviceorganisatie. De gemeente maakt het verleende PGB maandelijks achteraf over aan de Bemiddelings- en serviceorganisatie en maakt werkafspraken met de Bemiddelings- en serviceorganisatie.

    • .

      hoeft PGB-houder geen verantwoording PGB af te leggen, inclusief de bijbehorende verplichtingen en is de beschikking aangepast op PGB dienstverlening aan huis.

Artikel 9 Vaststelling PGB huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Het PGB kan na afloop van ieder kalenderjaar voor het desbetreffende kalenderjaar worden vastgesteld.

  • 2. Het college vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met door hem aan de budgethouder ter zake van PGB’s verschuldigde bedragen.

  • 3. Lid 1 en 2 is niet van toepassing indien PGB-houder kiest voor PGB dienstverlening aan huis en zich hierbij laat ondersteunen door een Bemiddelings- en serviceorganisatie.

Artikel 10 Hoogte PGB overige voorzieningen

Het PGB voor de overige voorzieningen wordt berekend met een maximum van100 % van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

Artikel 11 Verplichtingen PGB overige voorzieningen

Bij de verlening van een PGB worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De budgethouder gebruikt het PGB uitsluitend voor betaling van een voorziening binnen het resultaatgebied als bedoeld in de Verordening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    De voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord;

  • c.

    De budgethouder bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college;

  • d.

    De budgethouder deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van het PGB.

Artikel 12 Vaststelling PGB overige voorzieningen

  • 1. Binnen uiterlijk zes weken na toekenning van het PGB legt de budgethouder verantwoording af over de besteding daarvan.

  • 2. Het college vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met door hem aan de budgethouder ter zake van PGB’s verschuldigde bedragen.

Hoofdstuk 3 Voorwaarden voor een financiële tegemoetkoming

Artikel 13 Verplichtingen financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de ontvanger van deze tegemoetkoming de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De ontvanger gebruikt de tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van een voorziening binnen het resultaatgebied als bedoeld in de Verordening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten.

  • b.

    De voorziening die wordt ingekocht is een adequate voorziening en is kwalitatief verantwoord.

  • c.

    Het eigen aandeel in de kosten over de financiële tegemoetkoming wordt in mandaat door het CAK in rekening gebracht met in achtneming van de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene Maatregel van Bestuur).

  • d.

    De ontvanger van een tegemoetkoming bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) gedurende vijf jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college.

  • e.

    De ontvanger van een tegemoetkoming deelt het college op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verlening van de tegemoetkoming.

  • f.

    De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing wordt bepaald overeenkomstig het gemeentelijke inkoopbeleid.

Artikel 14 Beschikking financiële tegemoetkoming

De beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming bevat, naast de motivering genoemd in artikel 26 van de wet, ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    De tegemoetkoming;

  • b.

    De wijze waarop het eigen aandeel wordt berekend;

  • c.

    De wijze waarop de tegemoetkoming wordt berekend;

  • d.

    De wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • e.

    De verplichtingen van de ontvanger.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming woonvoorziening

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub a van de Verordening bedraagt maximaal € 2.714,12.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing, als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub b en h van de Verordening, bedraagt 100 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub d van de Verordening bedraagt maximaal:

    Keuring van liften

    Begin-keuring

    Kosten

    excl.

    BTW

    in EUR

    Frequentie periodieke keuring

    Kosten

    excl.

    BTW

    in EUR

     

    Stoelliften

    ja

    €280,30

    1 x per 4 jr

    €211,76

    Rolstoelplateauliften

    ja

    €280,30

    1 x per 4 jr

    €211,76

    Sta-plateauliften

    ja

    €208,30

    1 x per 4 jr

    €211,76

    Woonhuisliften

    nvt

    €445,-

    1 x per 1,5 jr

    €253,70

    Hefplateauliften

    nvt

    €450,12

    1 x per 1,5 j

    €259,84

    Balansliften

    nvt

     

    1 x per 1,5 jr

    €73,66

     per uur

    In bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van de keuring door het Liftinstituut (50%), almede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50 %)

     

     

    Onderhoud van

    Frequentie periodiek onderhoud

    Kosten standaard excl.

    BTW in EUR

    Stoelliften

    1 x per jaar

    €156,52-

    Rolstoelplateauliften

    1 x per jaar

    €156,23

    Sta-plateauliften

    1 x per jaar

    €156,23

    Woonhuisliften

    2 x per jaar

    €225,06

    Hefplateauliften

    2 x per jaar

    €156,23

    Balansliften

    1 x per jaar

    €156,23

    Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

    - 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

    - 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

    - 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

     

  • 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub d van de Verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting als het gaat om het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woning als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub e van de Verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten met een maximum van € 1.215,04.

  • 6. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting als het gaat om het tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub e van de Verordening wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten met een maximum van € 617,89.

  • 7. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving van een woning die voor meer dan € 4.805,03 maar minder dan € 12.012,07 is aangepast als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub f van de Verordening wordt vastgesteld op grond van de kale huur van de woonruimte met een maximum per maand op basis van de in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde huurgrens. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor een periode van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 8. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving van een woning die voor meer dan € 12.012,07 is aangepast als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub f van de Verordening wordt vastgesteld op grond van de kale huur van de woonruimte met een maximum per maand op basis van de in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde huurgrens. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 9. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 8 lid 9 sub g van de Verordening bedraagt de werkelijke kosten tot een maximum bedrag van € 500,00.

Artikel 16 Terugbetaling meerwaarde bij verkoop van de woning

  • 1. De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in artikel 8 lid 12 van de Verordening wordt gebaseerd op onderstaand afschrijvingsschema van 10 jaar.

  • 2. Het percentage bedraagt nooit meer dan het door de gemeente geïnvesteerde bedrag.

  • 3. Het percentage bedraagt ten minste het bedrag van de waardestijging van de woning als bedoeld in artikel 8 lid 12 onder c van de Verordening.

    Tabel: afschrijvingsschema

    Terugbetaling bij verkoop woning

    Percentage

    In het 1e jaar

    100%

    In het 2e jaar

    90 %

    In het 3e jaar

    80 %

    In het 4e jaar

    70 %

    In het 5e jaar

    60 %

    In het 6e jaar

    50 %

    In het 7e jaar

    40 %

    In het 8e jaar

    30 %

    In het 9e jaar

    20 %

    In het 10e jaar

    10 %

Artikel 17 Hoogte financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor aanpassing van de eigen auto, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en medische noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer, wordt vastgesteld op de door de gemeente geaccepteerde kosten.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, het gebruik van een bruikleen auto of een lease-auto en het gebruik van een (rolstoel) taxi wordt vastgesteld op maximaal de volgende vergoedingen.

     

    voor het gebruik van

    normbedrag per jaar

    een eigen auto

    € 513,55

    een bruikleenauto / lease-auto

    € 128,28

    een taxi

    € 1.365,71

    een rolstoeltaxi

    € 2,046,-

     

Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkoming voor woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Artikel 18 Technische levensduur

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 961,62.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 19 Nazorg

Het college kan een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een voorziening.

Artikel 20 Indexering

Het college wijzigt de in het kader van dit besluit geldende bedragen conform het gestelde in artikel 33 van de Verordening.

Artikel 21 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder 2014 en treedt in werking op 1 januari 2014. Hiermee komt het Besluit voorzieningen Wmo gemeente Noordoostpolder vastgesteld in de vergadering van 8 januari 2013 te vervallen.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 17 december 2013,
De secretaris, de burgemeester,