Regeling vervallen per 15-01-2021

Beleidsregel Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) gemeente Noordoostpolder 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 14-01-2021

Intitulé

Beleidsregel Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) gemeente Noordoostpolder 2014

.

Hoofdstuk 1 Gehandicaptenparkeerkaart

1.1 Inleiding

In deze beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) is het gemeentelijke parkeerbeleid ten aanzien van gehandicapten opgenomen.

Parkeerfaciliteiten kunnen worden verstrekt ten behoeve van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en brommobielen. Onder motorvoertuigen wordt verstaan alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. Een brommobiel is een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. De parkeerfaciliteiten worden niet verstrekt ten behoeve van gehandicaptenvoertuigen, omdat deze op het trottoir mogen worden geparkeerd. Onder een gehandicaptenvoertuig wordt verstaan een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en dat niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is. Hierdoor kan belanghebbende zijn gehandicaptenvoertuig zo dicht mogelijk bij de plaats van bestemming parkeren. Dat is niet in alle gevallen mogelijk bij een motorvoertuig op meer dan twee wielen en de brommobiel. In dat geval dienen voor deze voertuigen extra parkeerfaciliteiten getroffen te worden, zoals de gehandicaptenparkeerkaart. De regels hiervoor zijn opgenomen in de “Regeling Gehandicaptenparkeerkaart”. Dit betreft landelijke regelgeving.

1.2 Algemene informatie

Vanaf 1 oktober 2001, laatstelijk gewijzigd d.d. 3 april 2008, bestaat er een nieuwe parkeerkaart voor personen die hiervoor in aanmerking komen. Deze GPK is bruikbaar in alle landen van de EU.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten gehandicaptenparkeerkaarten:

  • ·

    Een bestuurderskaart (zie onderdeel 1.4.1 van deze paragraaf);

  • ·

    Een passagierskaart (zie onderdeel 1.4.2 van deze paragraaf);

  • ·

    Een instellingskaart (zie onderdeel 1.4.3 van deze paragraaf).

In de artikelen 49 tot en met 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart zijn de wettelijke regels inzake het verstrekken en het gebruik van de GPK opgenomen.

Indien een GPK is verstrekt, mag met deze kaart:

  • ·

    geparkeerd worden op alle algemene gehandicaptenparkeerplaatsen (artikel 26 onder b RVV 1990);

  • ·

    onbeperkt geparkeerd worden op plaatsen waar voor anderen een beperkte parkeertijd geldt (artikel 85 jo. artikel 25 lid 2 RVV 1990);

  • ·

    geparkeerd worden buiten de parkeervakken in een parkeerschijfzone (artikel 85 jo. artikel 25 lid 2 RVV 1990);

  • ·

    maximaal drie uur geparkeerd worden langs een gele onderbroken streep (artikel 85 jo. artikel 24 lid 1 onder e RVV 1990). Er dient dan ook een duidelijk zichtbare parkeerschijf te worden aangebracht;

  • ·

    maximaal drie uur geparkeerd worden buiten de parkeervakken binnen een woon- of winkelerf (artikel 85 jo. artikel 46 lid 1 RVV 1990). Er dient dan ook een duidelijk zichtbare parkeerschijf te worden aangebracht;

  • ·

    maximaal drie uur geparkeerd worden op een plaats waar dat op grond van een parkeerverbodbord voor anderen verboden is (artikel 85 jo. artikel 62 RVV 1990). Er dient dan ook een duidelijk zichtbare parkeerschijf te worden aangebracht.

GPK’s kunnen alleen verstrekt worden ten behoeve van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en brommobielen (artikel 85 RVV 1990 jo. artikel 1 lid 1 Regeling gehandicaptenparkeerkaart).

1.3 Verstrekking

Op grond van artikel 49 BABW kan een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt door het college en door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het college van de gemeente waar de persoon als ingezetene staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie verstrekt de GPK. Aan een persoon die niet als ingezetene staat ingeschreven, wordt door de minister van Verkeer en Waterstaat een GPK verstrekt.

1.4 Criteria

In artikel 1 lid 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart wordt bepaald wie in aanmerking kan komen voor deze kaart en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Als de aanvrager voldoet aan de wettelijke regelgeving, dan zal de GPK verstrekt worden. In de onderstaande subparagrafen worden de voorwaarden uiteen gezet.

1.4.1 Bestuurderskaart

Voor een bestuurderskaart kunnen in aanmerking komen bestuurders die ten gevolge van een aandoening of gebrek:

  • ·

    een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen (artikel 1 lid 1 onder a Regeling gehandicaptenparkeerkaart). Onder 'van langdurige aard' moet men verstaan: ten minste zes maanden, waar het tijdsbeslag van de afhandelingprocedure nog moet worden bijgeteld;

  • ·

    of permanent rolstoelgebonden zijn (artikel 1 lid 1 onder c Regeling gehandicaptenkaart);

  • ·

    of een ernstige beperking hebben, niet zijnde een loopbeperking (artikel 1 lid 1 onder d Regeling gehandicaptenparkeerkaart). In de rechtspraak is bepaald, dat ook als de aanvrager geen uitdrukkelijk beroep doet op artikel 1 lid 1 onder d van de regeling, het college toch dient te laten toetsen of de aanvrager op deze grond in aanmerking komt voor een GPK. Het (medisch) onderzoek dient ook gericht te zijn op ernstige beperkingen, niet zijnde loopbeperkingen. Tevens dient het (geneeskundig) onderzoek niet beperkt te blijven tot lichamelijke beperkingen. Ook geestelijke stoornissen kunnen volgens de rechtspraak aangemerkt worden als een aantoonbare ernstige afwijking, anders dan een loopbeperking die rechtvaardigen dat men aanspraak kan maken op een GPK.

Naast de bovengenoemde voorwaarden dient er een (geneeskundig) onderzoek plaats te vinden waaruit naar voren moet komen dat de aanvrager op medische gronden een gehandicaptenparkeerkaart nodig heeft. In hoofdstuk 3 worden deze voorwaarden besproken.

Tenslotte dient men om voor een bestuurderskaart in aanmerking te komen te beschikken over een geldig bromfietscertificaat of een geldig rijbewijs afhankelijk voor welk soort voertuig de bestuurderskaart wordt aangevraagd.

1.4.2 Passagierskaart

Om in aanmerking te komen voor de passagierskaart moet worden voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de bestuurderskaart. Hierop is één uitzondering van toepassing. De passagier die een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft komt alleen in aanmerking voor de passagierskaart indien hij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder (artikel 1 lid 1 onder b Regeling gehandicaptenparkeerkaart). Uit rechtspraak is naar voren gekomen, dat “continu afhankelijk van de hulp van de bestuurder” niet alleen betrekking heeft op het zich zelfstandig verplaatsen van de aanvrager. Alle medische omstandigheden moeten betrokken worden bij de toetsing van het criterium “continu afhankelijk zijn van de bestuurder”.

Ook voor het verkrijgen van een passagierskaart dient de noodzaak hiervoor uit een (geneeskundig) onderzoek naar voren te komen. Zie hiervoor hoofdstuk 3.

1.4.3 Instellingskaart

Naast de bestuurders- en passagierskaart kan ook een GPK verstrekt worden voor het (collectief) vervoer van mensen met een handicap die verblijven in een instelling, die is toegelaten ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen. Om in aanmerking te komen voor een instellingskaart dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • ·

    het moet gaan om een instelling als bedoeld in artikel 5 Wet toelating zorginstellingen, oftewel een AWBZ-instelling;

  • ·

    het personeel van de instelling dient voorts belast te zijn met het vervoer van bewoners die voldoen aan de wettelijke criteria in artikel 1 lid 1 onder b, c of d Regeling gehandicaptenkaart.

De aanvraag voor een instellingskaart moet worden ingediend door het bestuur van de AWBZ-instelling.

Hoofdstuk 2 Gehandicaptenparkeerplaats

2.1 Inleiding

Het beleid van de gemeente Noordoostpolder voor de verstrekking van een gehandicaptenparkeerplaats (GPP) is voor wat betreft de medische criteria gebaseerd op het Besluit Administratieve Bepalingen Wegverkeer (BABW) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

2.2 Algemene informatie

Er zijn twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • ·

    Een gehandicaptenparkeerplaats-algemeen (GPA)

  • ·

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken

2.2.1 Gehandicaptenparkeerplaats-algemeen

Een gehandicaptenparkeerplaats-algemeen is niet speciaal aan het kenteken van een bepaald voertuig gekoppeld, maar is een parkeervoorziening waar elk voertuig mag worden geparkeerd dat is voorzien van een gehandicaptenparkeerkaart. Voor overige voertuigen geldt tijdens de werkingstijden van de GPA een parkeerverbod. Bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen. De afstand tot de ingang moet minder dan 100 meter zijn. Dit is de norm voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart. Voor openbare gebouwen, voor bestemmingen die voor mensen met een handicap toegankelijk zijn en voor aangepaste woningen moet tenminste één aangepaste parkeerplaats op minder dan 50 meter aanwezig zijn. Voor grote (openbare) parkeerterreinen en –garages geldt een verhouding van één aangepaste parkeerplaats op 50 gewone parkeerplaatsen. Het werkelijke aantal van deze plaatsen is afhankelijk van de vraag en kan door monitoring, overleg met lokale gehandicaptenorganisaties en evaluatie van de situatie bepaald en eventueel aangepast worden.

2.2.2 Individuele gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken kan in de nabijheid van de woning en/of van het werk worden aangelegd. Deze parkeerplaats is gekoppeld aan het kenteken van het voertuig.

Verstrekking van gehandicaptenparkeerplaatsen aan instellingen is niet toegestaan. Zij kunnen wel een verzoek indienen tot plaatsing van een algemene gehandicaptenparkeerplaats.

2.3 Criteria voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken

2.3.1 Persoonlijke criteria

Voor een gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken (GPP) kunnen in aanmerking komen:

  • ·

    bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • ·

    passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder; Zie hiertoe ook paragraaf 1.4.2.

  • ·

    bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn;

  • ·

    bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben; Zie hiertoe ook paragraaf 1.4.1 punt drie.

Naast de hiervoor genoemde criteria geldt:

  • A.

    Voor de gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders dat

    • 1.

      de aanvrager in de gemeente woont of werkt waar de aanvraag voor de voorziening wordt ingediend;

    • 2.

      de aanvrager reeds over een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder beschikt die nog minimaal 6 maanden geldig is op het moment van de aanvraag of voor deze kaart in aanmerking kan komen;

    • 3.

      de aanvrager zelf over een auto moet beschikken;

    • 4.

      de aanvrager zelf in die auto moet rijden en dus een geldig rijbewijs heeft;

    • 5.

      de aanvrager niet zelf over parkeer- of stallingsruimte bij of nabij zijn woonadres beschikt;

    • 6.

      nabij het woonadres van de aanvrager onvoldoende openbare parkeerruimte aanwezig is.

  • B.

    Voor de gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers dat

    • 1.

      de aanvrager in de gemeente woont of werkt waar de aanvraag voor de voorziening wordt ingediend;

    • 2.

      de aanvrager reeds over een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers beschikt die nog minimaal 6 maanden geldig is op het moment van de aanvraag of voor deze kaart in aanmerking kan komen;

    • 3.

      de huisgenoot van de aanvrager over een auto moet beschikken en de bestuurder is van deze auto. De huisgenoot moet beschikken over een geldig rijbewijs en er moet sprake zijn van een gemeenschappelijke huishouding;

    • 4.

      de aanvrager niet zelf over parkeer- of stallingsruimte bij of nabij zijn woonadres beschikt;

    • 5.

      nabij het woonadres van de aanvrager onvoldoende openbare parkeerruimte aanwezig is.

  • C.

    Voor de gehandicaptenparkeerplaats op het werkadres dat

    • 1.

      de werknemer die de aanvraag indient in dienst is bij het bedrijf waar de parkeerplaats aangelegd moet worden;

    • 2.

      het bedrijf blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel gevestigd is in de Gemeente Noordoostpolder op het adres waarvoor de parkeerplaats is aangevraagd;

    • 3.

      de werknemer voor wie de plaats is aangevraagd kentekenhouder is van het motorvoertuig en in het bezit is van een geldig rijbewijs en Europese gehandicaptenparkeerkaart die nog minimaal 6 maanden geldig is op de datum van de aanvraag;

    • 4.

      de vestiging van het bedrijf dat de aanvraag doet niet over een geschikte eigen parkeergelegenheid beschikt waar de gehandicapte werknemer kan parkeren.

2.3.2 Parkeerdruk

Een voorwaarde om voor een gehandicaptenparkeerplaats in aanmerking te komen is dat er hoge parkeerdruk binnen een straal van 50 meter vanaf de woning is. Het begrip parkeerdruk geeft aan hoeveel parkeerruimte er op een bepaald moment bezet is. Een verkeerskundige meet de parkeerdruk bij het woon- of werkadres van de aanvrager. Dit doet hij door de situatie ter plekke te bekijken, de parkeerbalans op te stellen en een onderzoek in te stellen op basis van de laatste normen van de ASVV (aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW).

Hoofdstuk 3 Geneeskundig onderzoek, eigen bijdrage en afgifte en geldigheid

3.1 Geneeskundig onderzoek

Voordat een gehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats wordt afgegeven dient er eerst een geneeskundig onderzoek plaats te vinden om de gezondheidstoestand van de aanvrager in kaart te brengen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een arts van de MO zaak of door een andere keurende instantie.

Er hoeft geen geneeskundig onderzoek plaats te vinden als:

  • ·

    Bij een aanvraag of verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart een duidelijk medisch advies in het dossier aanwezig is op basis waarvan de keurende instantie of de gemeente van oordeel is dat de aanvrager (nog steeds) voldoet aan de in artikel 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart genoemde criteria.

  • ·

    De gehandicaptenparkeerkaart is aangevraagd door het bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder e van de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart. Er wordt geen gehandicaptenparkeerplaats verstrekt aan een instelling.

  • ·

    Bij een aanvraag of verlenging van een GPP. De aanvrager komt pas in aanmerking voor een GPP na toekenning van een GPK. Aangezien hier reeds een (geneeskundig) onderzoek heeft plaatsgevonden en het medisch advies helder is, is het niet nodig dit te herhalen voor een GPP. Wel vindt bij de aanvraag en verlenging van een gehandicaptenparkeerplaats meting van de parkeerdruk bij het woon- of werkadres van de aanvrager plaatst en een beoordeling van de loopafstand. Bij de verlenging van een GPK wordt indien aanvrager in het bezit is van een GPP, gelijk de beoordeling van de parkeerdruk en het beoordelen van de loopafstand meegenomen.

3.2 Afgifte en geldigheid

Er wordt één gehandicaptenparkeerkaart afgegeven. Als een aanvrager recht heeft op een bestuurderskaart en een passagierskaart, dan wordt dit op de gehandicaptenparkeerkaart aangegeven (artikel 1 lid 2 Regeling gehandicaptenparkeerkaart). De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze bij de voorruit worden aangebracht, dat de voorzijde ervan buiten het voertuig behoorlijk leesbaar is (artikel 4 Regeling gehandicaptenparkeerkaart). De gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken kan aangevraagd worden op het woonadres en op het werkadres.

De geldigheidsduur van een GPK bedraagt in beginsel 5 jaar, gerekend vanaf de dag van afgifte (artikel 51 lid 1 BABW). De geldigheidsduur van de GPK kan worden beperkt als:

  • ·

    Van tevoren duidelijk is dat de aanvrager korter dan vijf jaar in aanmerking komt voor een GPK (artikel 51 lid 2 BABW); In deze situatie wordt de geldigheidsduur beperkt tot de te verwachten termijn dat aanspraak op de GPK kan worden gemaakt.

  • ·

    De aanvrager tijdelijk in Nederland verblijft (artikel 51 lid 3 BABW); In deze situatie wordt de geldigheidsduur beperkt tot het verblijf in Nederland.

De GPK verliest zijn geldigheid door (artikel 53 BABW):

  • ·

    Het verstrijken van de geldigheidsduur;

  • ·

    Afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart of een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart;

  • ·

    Het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen;

  • ·

    Het overlijden van de houder.

De GPK kan ongeldig verklaard worden als:

  • ·

    De GPK is afgegeven op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens en de GPK niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van de gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn;

  • ·

    De houder van de GPK gebruik laat maken in de situatie dat het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf, dan wel van het vervoer van bewoners van de AWBZ-instelling waaraan de gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt (artikel 53 lid 3 jo. artikel 50 BABW).

Een gehandicaptenparkeerkaart verliest zijn geldigheid niet indien de belanghebbende naar een andere gemeente verhuist. Indien een GPK zijn geldigheid heeft verloren, levert de belanghebbende aan wie de kaart is verstrekt of, indien deze is overleden, degene die de GPK onder zich heeft, de GPK zo spoedig mogelijk in bij het gezag dat de GPK heeft verstrekt (artikel 54 BABW), in dit geval de gemeente. Het niet inleveren van de GPK, die zijn geldigheid heeft verloren, kan op grond van artikel 59 BABW aangemerkt worden als een strafbaar feit.

Na het verstrijken van de geldigheidsduur kan belanghebbende opnieuw voor een GPK in aanmerking komen. Hiertoe dient hij zelf tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen. In beginsel zal dan ook een nieuw (geneeskundig) onderzoek plaatsvinden.

De regels omtrent geldigheid, beperking, verlies van geldigheid en ongeldig verklaring worden van overeenkomstige toepassing geacht op de gehandicaptenparkeerplaats-op-kenteken. Daarnaast geldt, dat een GPP zijn geldigheid verliest, op hetzelfde moment als dat de GPK zijn geldigheid verliest.

Ondertekening

aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
5 november 2013
de secretaris, de burgemeester