Regeling vervallen per 01-01-2017

VERORDENING op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2016

Geldend van 26-11-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

VERORDENING op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2016

De raad der gemeente Noordoostpolder

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015, no. 335876-1;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de

 

VERORDENING op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2016. 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 1 november;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • h.

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “watertoeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano’s en roeiboten;

    • c.

      motor-, volg- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

    • e.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de leden van het Koninklijk Huis;

    • f.

      een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Noordoostpolder of de regio- en waterpolitie;

    • g.

      een vaartuig van de Koninklijke Marine of oorlogsvaartuigen van vreemde naties;

    • h.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;

    • i.

      een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de provincie Flevoland of de gemeente Noordoostpolder wordt uitgevoerd;

    • j.

      een vaartuig dat door één der in de gemeente Noordoostpolder gevestigde scheepswerven wordt gebouwd of door of vanwege deze werven wordt hersteld;

    • k.

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer;

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden.

  • 2. In afwijking van eerste lid geldt ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats als maatstaf van heffing een vast tarief.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal etmalen verblijf, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 het tweede lid bepaalde bedrag. Hiertoe dient op verzoek een door het college van burgemeester en wethouders geaccepteerd register te worden overgelegd.

  • 4. De belasting ter zake van vaartuigen op niet-vaste ligplaatsen wordt bepaald naar het werkelijk aantal etmalen verblijf.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt per persoon per etmaal € 1,08;

  • 2. In afwijking van lid 1 bedraagt het tarief ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats € 51,- per jaar.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van belastingheffing

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14 Registratieplicht

  • 1. Ieder die gelegenheid tot het houden van verblijf biedt in de zin van de verordening is verplicht verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door gemeente verstrekt verblijfregister.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemde verblijfregisters kosteloos beschikbaar.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders geeft nadere voorschriften omtrent de inrichting en gebruik van de registers.

  • 4. De verplichting, genoemd onder lid 1, vervalt indien de belastingplichtige een soortgelijk, en door het college van burgemeester en wethouders geaccepteerd, verblijfregister voert.

Artikel 15 Overgangsrecht

De "Verordening watertoeristenbelasting 2015" van 10 november 2014, no. 266991-60, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening watertoeristenbelasting 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 9 november 2015.
De griffier, de voorzitter,