Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende windmolens Nalevingsstrategie geluid, slagschaduw en lichtschittering Windpark Noordoostpolder

Geldend van 13-07-2016 t/m heden

Intitulé

Nalevingsstrategie geluid, slagschaduw en lichtschittering Windpark Noordoostpolder

1 Inleiding

In de Noordoostpolder wordt het grootste windturbinepark van Nederland opgericht. Hetwindturbinepark bestaat uit 86 molens met bijbehorende transformatorstations, controlegebouwen en civiele infrastructuur. Het park ligt langs de Noordermeerdijk, de Westermeerdijk en de Zuidermeerdijk. De molens staan deels op het land en deels in het water. De molens op het land hebben een tiphoogte van circa 200 meter en die in het water 150 meter.

Lijnopstellingen in plaats van solitaire windmolens

In 1999 heeft de gemeenteraad van Noordoostpolder de beleidsnota “Integraal beleid voor windenergie” vastgesteld. Dit beleid gaat uit van plaatsing van windmolenlijnopstellingen langs de dijken van de Noordoostpolder. Solitaire windmolens zijn op basis van het bestemmingsplan niet meer toegestaan. Dit omdat ze vanuit landschappelijk en milieutechnisch oogpunt bezwaren opleveren. Om te komen tot initiatieven die passen in het gemeentelijke beleid heeft de gemeente verschillende initiatiefnemers in een platform bijeen gebracht. Na een lang proces heeft dit eind 2010 geleid tot het inpassingsplan en de vergunningverlening voor vier aparte windparken. In dit rapport worden deze windparken “Windpark Noordoostpolder” genoemd.

Geluidsnormen gebaseerd op een jaargemiddelde

De normen voor geluidsoverlast zijn vanaf 2011 gebaseerd op een jaargemiddelde. De introductie van een jaargemiddelde betekent dat niet meteen na een klacht een meting kan worden uitgevoerd om vast te stellen of de geluidsnorm wordt overschreden.

Er komen vragen vanuit de samenleving over hoe deze normen uitgelegd moeten worden en hoe het toezicht plaats gaat vinden. Dit is nog niet duidelijk omdat er nog geen gedragslijn is bepaald door het bevoegd gezag. Aangezien gestart is met de bouw van het park en de eerste molens al medio augustus 2014 in gebruik zijn genomen, is het van belang dat het bevoegd gezag op korte termijn deze gedragslijn vaststelt. De gemeente Noordoostpolder is bevoegd gezag voor het toezicht op naleving van normen als het gaat om geluid, slagschaduw en lichtschittering. De OFGV is als regionale uitvoeringsdienst gemandateerd om deze taken uit te voeren.

Centrale vraag

De vraag die voorligt is: Hoe gaat de gemeente Noordoostpolder bepalen of de normen ten aanzien van geluid, slagschaduw en lichtschittering worden nageleefd en wat gaat de gemeente doen wanneer blijkt dat deze normen (dreigen te) worden overschreden. Het antwoord op deze vraag is door de gemeente uitgewerkt in deze nalevingsstrategie.

De nalevingsstrategie bestaat uit een toezichtstrategie en een handhavingsstrategie. De toezichtstrategie verklaart hoe de gemeente beoordeelt of de jaargemiddelde norm voor geluid wordt nageleefd en hoe wordt toegezien op de normen ten aanzien van slagschaduw en lichtschittering. De handhavingsstrategie maakt duidelijk welke handhavingsinstrumenten de gemeente inzet.

Kenmerkend voor de toezichtstrategie met betrekking tot geluid is dat aan de hand van gegevens over de windsnelheid, de bedrijfsduur en het bronvermogen van de molens via een model wordt bepaald of de geluidsnorm wordt nageleefd. Door deze toezichtstrategie wordt doorlopend een vinger aan de pols gehouden over het verloop van de geluidsproductie. Het is hierdoor mogelijk om tijdig bij te sturen. Daarmee kan worden voorkomen dat het gemiddelde geluidsniveau wordt overschreden.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de Rijkscoördinatieregeling. Ook staat beschreven welke verschillende fasen zijn doorlopen in het vergunningverleningsproces van dit windturbinepark. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader beschreven voor geluidproductie en slagschaduw.De wijze waarop de gemeente toeziet op de naleving van de geluidnormen en de normen ten aanzien slagschaduw en lichtschittering komt aan bod in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft een kader voor het maken van keuzes over de inzet van bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Tot slot worden in hoofdstuk 6 uitgangspunten benoemd voor de communicatie over toezicht en handhaving met betrekking tot het Windpark Noordoostpolder.

afbeelding binnen de regeling

2. Vergunningen en Rijkscoördinatieregeling

Op de besluitvorming over de vier windparken is de Rijkscoördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. In deze regeling worden de verschillende besluiten (vergunningen en ontheffingen) die voor een dergelijk project nodig zijn tegelijkertijd en in onderling overleg genomen. De besluiten die nodig zijn voor de vier windparken in de Noordoostpolder zijn gezamenlijk voorbereid. De procedure is gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De besluitvorming is in 3 fasen opgeknipt.

Fase 1

De eerste fase heeft geresulteerd in:

  • ·

    het Rijksinpassingsplan;

  • ·

    de milieueffectrapportage (m.e.r.);

  • ·

    vier milieuvergunningen;

  • ·

    een natuurbeschermingswetvergunning;

  • ·

    bouwvergunningen;

  • ·

    een sloopvergunning;

  • ·

    uitritvergunningen;

  • ·

    de keurontheffing;

  • ·

    keurvergunningen;

  • ·

    WVO-vergunningen.

Op 8 februari 2012 is uitspraak gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van het beroep dat is ingediend door verschillende omwonenden. Hierbij zijn de rechtsgevolgen van het inpassingsplan en de vergunningen in stand gelaten.

Fase 2

Fase 2 van de Rijkscoördinatieregeling omvat drie watervergunningen en twee maatwerkbesluiten ten aanzien van cumulatie van geluid. Op 21 november 2012 heeft de Raad van State de beroepen van verschillende omwonenden ongegrond verklaard.

Fase 3

In fase 3 van de Rijkscoördinatieregeling zijn de verzoeken om maatwerkbesluiten te nemen in verband met bijzondere lokale omstandigheden afgewezen. Verder zijn voor drie windparken maatwerkbesluiten ten aanzien van slagschaduw opgenomen. Daarnaast zijn diverse wijzigingen in verband met het definitieve ontwerp van de windmolens en bijbehorende transformatorstations aangevraagd en verleend. Op 19 juni 2013 heeft de Raad van State de beroepen ongegrond verklaard.

Bijlage 1 “Beschrijving per park” geeft meer gedetailleerde informatie over de vergunningssituatie per park.

3. Wettelijke Kader

Regels over geluidhinder, slagschaduw en lichtschittering veroorzaakt door windturbines staan in het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Activiteitenregeling milieubeheer, de Reken- en meetvoorschriften voor windturbines én specifieke maatwerkvoorschriften. Dit hoofdstuk geeft een nadere toelichting op deze regels.

3.1. Wettelijk kader voor geluid

Deze paragraaf geeft een toelichting op de berekeningssystematiek voor het bepalen van de geluidbelasting. Kenmerkend hierbij is dat er geen directe relatie bestaat met de hinderbeleving. Daarna volgt een toelichting op de emissieterm LE (door de turbine jaarlijks uitgestraalde, gemiddelde bronsterkte) die bepaald wordt door drie factoren. Tot slot volgt een toelichting op maatwerkvoorschriften in verband met cumulatie van geluid en mogelijke maatwerkvoorschriften ten behoeve van monitoring.

3.1.1. Berekeningssystematiek in Activiteitenbesluit milieubeheer

Met de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen per januari 2011 praktisch alle windturbines onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Tegelijk zijn de Europese beoordelingsmaten Lden en Lnight ingevoerd voor de normering van het geluid van windturbines. Daarbij is er een nieuwe berekeningssystematiek vastgelegd. De Lden betreft hier een gewogen energetisch gemiddeld geluidniveau van alle etmaalperioden in een kalenderjaar. De norm voor de Lden is gelegd op een waarde van 47 dB. Deze waarde is gebaseerd op een door de Rijksoverheid bepaald aanvaardbaar hinderniveau. De Lnight betreft het over alle nachtperioden van een kalenderjaar gemiddelde geluidniveau. De norm voor de Lnight bedraagt 41dB en is gebaseerd op slaapverstoring.

Emissiemeting niet mogelijk

Vanwege de jaarmiddeling is het niet mogelijk om de geluidbelasting op een woning door middel van directe immissiemetingen vast te stellen. Dit was wel mogelijk met de voorheen geldende normering op basis van de etmaalwaarde. Handhaving van de jaargemiddelde normen vindt nu plaats op basis van verplichte registraties van de windturbine data (Emissieterm LE). Op basis van die registraties is het mogelijk om de ontwikkeling van de jaargemiddelde normen gedurende het kalenderjaar te monitoren. Bij een dreigende overschrijding van een norm kan dan tijdig actie worden ondernomen om die dreiging weg te nemen.

Hinder en klachten niet uit te sluiten bij voldoen aan norm

Vanwege de jaarmiddeling is het niet uit te sluiten dat er situaties ontstaan waarbij toch hinder wordt ervaren, terwijl er geen normoverschrijding optreedt. Dit is inherent aan de middeling van de geluidniveaus over een geheel jaar. Dagen waarop het geluid van een windturbine goed is waar te nemen bij een woning, kunnen als gevolg van de jaarmiddeling gecompenseerd worden door dagen waarop dit minder het geval is. Daar komt bovendien bij dat niet-akoestische factoren en lokale omstandigheden een rol kunnen spelen bij hinderbeleving.

3.1.2. Emissieterm LE

De emissieterm LE is de door de windturbine jaarlijks uitgestraalde gemiddelde geluidbronsterkte. De geluidbronsterkte van een windturbine is afhankelijk van de windsnelheid. Het ene jaar kan het juist minder of meer hebben gewaaid, waardoor er minder of meer geluid is geproduceerd.

De registratie van de emissieterm LE is een verplichting. De emissieterm wordt vastgesteld op basis van de volgende informatiebronnen:

  • 1.

    windsnelheidsafhankelijk bronvermogen van de windturbine;

  • 2.

    windsnelheid op ashoogte van de turbine over het afgelopen kalenderjaar;

  • 3.

    informatie over de bedrijfsduur van de turbine.

Bronvermogen van de windturbine

Het opgegeven bronvermogen van de windturbine vormt de basis voor handhaving van de normen Lden en Lnight. Dit gebeurt op grond van artikel 3.14a Activiteitenbesluit milieubeheer. Het bronvermogen van een windturbine wordt bepaald door middel van metingen in de nabijheid van de turbine volgens het Reken- en meetvoorschrift windturbines (bijlage 4 van de Activiteitenregeling milieubeheer). Het bronvermogen van een windturbine is vastgelegd via een certificaat.

Windsnelheid en bedrijfsduur

De windsnelheid op ashoogte wordt gebaseerd op registraties van de windturbine. Dit kan het resultaat zijn van een directe meting van de windsnelheid. Het kan ook een indirecte bepaling zijn op basis van het afgegeven elektrisch vermogen door de turbine en de powercurve van de windturbine (zie figuur 1). Dit is afhankelijk van de specifieke windturbine.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1; voorbeeld power curve

Reken- en meetvoorschrift voor windturbines

Specifiek voor windturbinegeluid is een reken- en meetvoorschrift opgesteld om Lden en Lnight te bepalen. Artikel 3.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer verwijst naar dit “Reken- en meetvoorschrift voor windturbines”. Dit is via artikel 3.14 b als bijlage 4 gekoppeld aan de Activiteitenregeling milieubeheer.

Artikel 3.14e lid a van de Activiteitenregeling milieubeheer verplicht de eigenaar van de windturbine tot registratie van de emissieterm LE gedurende het afgelopen kalenderjaar. Om de geluidemissie te berekenen over het afgelopen jaar  worden de windsnelheidsgegevens van het afgelopen jaar gebruikt.

3.1.3. Maatwerkvoorschriften

Met betrekking tot geluid gelden er, in het kader van deze nalevingsstrategie, maatwerkvoorschriften. Ten eerste zijn er maatwerkvoorschriften in verband met cumulatie van geluid en daarnaast is er de mogelijkheid van een maatwerkvoorschrift gericht op het aanleveren van gegevens over de geluidsregistratie.

Maatwerkvoorschriften in verband met cumulatie van geluid

Het beschermingsniveau tegen geluidhinder van windturbines staat in paragraaf 3.2.3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In artikel 3.14a lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer staat dat windturbines moeten voldoen aan de norm van 47 dB Lden en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight. Deze normen mogen niet overschreden worden op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.

De gelijktijdige oprichting van vier windparken in elkaars nabijheid is reden geweest om de geluidbelasting van de afzonderlijke windparken in cumulatie te toetsten aan de geluidnormen. Hiermee is geborgd dat op elke woning de totale bijdrage van windturbinegeluid voldoet aan de gestelde norm, ongeacht tot welk windpark de bijdragende windturbines behoren. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van afwijkende geluidnormen als maatwerkvoorschriften voor windpark Westermeerdijk binnendijks en windpark Westermeerwind (zie bijlage 3).

Mogelijk maatwerkvoorschrift ten behoeve van monitoring

Als de exploitant de registratiegegevens maandelijks verstrekt kan de gemeente het verloop van de Emissieterm LE goed monitoren. Daarnaast waarborgt het maandelijks verstrekken van deze registratiegegevens het tijdig signaleren, door de gemeente, van zogenaamde witte vlekken in de registratie. Op grond van artikel 2.1 lid 4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan een maatwerkvoorschrift worden vastgesteld dat de windparkexploitant verplicht om na afloop van elke maand de registratiegegevens te verstrekken. Het gaat dan om het verstrekken van de geluidemissie van de windturbines. Deze gegevens moeten op basis van Artikel 3.14e lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer geregistreerd worden. Vooralsnog wordt er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om dit maatwerkvoorschrift vast te stellen. Er wordt van uitgegaan dat er met de exploitant afspraken gemaakt kunnen worden over de maandelijkse aanlevering van de registratiegegevens. Deze afspraken worden vervolgens vastgelegd in een convenant.

3.1.4. Mogelijke overtredingen

Bij het aspect geluid door de windturbines zijn er drie soorten mogelijke overtredingen:

  • 1.

    De jaarnorm Lden (gehele dag) of de jaarnorm Lnight (nachtperiode) genoemd in artikel 3.14a lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt overschreden.

  • 2.

    De jaarnorm Lden (gehele dag) of de jaarnorm Lnight (nachtperiode) genoemd in het aanvullende maatwerkvoorschrift wordt overschreden.

  • 3.

    Gegevens over bedrijfsduur en windsnelheid (emissieterm LE) worden niet geregistreerd (artikel 3.14e Activiteitenregeling milieubeheer).

3.2 Wettelijk kader

Deze paragraaf geeft een toelichting op de wettelijke normen voor slagschaduw en lichtschittering. De aanwezigheid van een automatische stilstandvoorziening ter voorkoming van slagschaduw is een essentieel onderdeel. Daarnaast gaat deze paragraaf in op de maatwerkvoorschriften voor slagschaduw. Deze maatwerkvoorschriften gaan verder dan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

3.2.1. Activiteitenbesluit milieubeheer en Activiteitenregeling milieubeheer

In paragraaf 3.2.3 Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 3.13 tot en met 3.14, staan de relevante voorschriften voor slagschaduw en lichtschittering. Artikel 3.14 lid 4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt dat bij het inwerking hebben van een windturbine de bij ministeriële regeling te stellen maatregelen worden toegepast. Het doel hiervan is het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering. De ministeriele regeling waar naar verwezen wordt is de Activiteitenregeling milieubeheer. In deze regeling gaat het om paragraaf 3.2.3 en dan de artikelen 3.11 tot en met 3.14.

Automatische stilstandvoorziening

Om slagschaduw en lichtschittering te voorkomen of te beperken bepaalt Artikel 3.12 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer dat de windturbine voorzien is van een automatische stilstandvoorziening. Deze voorziening schakelt de windturbine uit als er slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten. De stilstandvoorziening wordt alleen geëist wanneer de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt. Daarbij moet gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar, gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw optreden. Dit geldt ook als de slagschaduw de uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen of woonwagens raakt waarbinnen zich ramen bevinden. De afstand wordt gemeten van een punt op ashoogte van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object.

Lichtschittering

Artikel 3.13 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer zegt dat lichtschittering bij het in werking hebben van een windturbine zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt door toepassing van niet reflecterende materialen of coatinglagen op de betreffende onderdelen. Het meten van reflectiewaarden vindt plaats in overeenstemming met NEN-EN-ISO 2813 of een daaraan tenminste gelijkwaardige meetmethode.

3.2.2. Maatwerkvoorschriften slagschaduw

Voor de windturbineparken Windpark Westermeerdijk binnendijks, Windpark Creil en Windpark Zuidwester gelden afwijkende normen zoals gesteld in de maatwerkvoorschriften (zie bijlage 3). De wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer is kort na de verlening van de ontwerpvergunning in werking getreden. De norm in het Activiteitenbesluit milieubeheer ten aanzien van slagschaduw is ruimer dan het voorschrift dat was opgenomen in de ontwerpvergunning. Het voorschrift is daarom komen te vervallen. Met de aanvrager is afgesproken om het oorspronkelijke, strengere voorschrift overeind te laten in de vorm van een maatwerkvoorschrift.

3.2.3. Mogelijke overtredingen

Bij het aspect slagschaduw en lichtschittering zijn er drie soorten mogelijke overtredingen:

  • 1.

    De automatische stilstandvoorziening is niet aanwezig op de windturbine (Artikel 3.12 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer).

  • 2.

    De automatische stilstandvoorziening is wel aanwezig op de windturbine, maar functioneert niet of niet goed (Artikel 3.12 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer).

  • 3.

    Niet-reflecterende materialen of coatinglagen ter voorkoming van lichtschittering ontbreken (Artikel 3.13 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer).

4 Toezichtstrategie

De toezichtstrategie bepaalt hoe door de OFGV wordt toegezien op naleving van de geluidnormen en de normen ten aanzien slagschaduw. Daarnaast geeft de toezichtstrategie uitgangspunten hoe het naleefgedrag positief beïnvloed kan worden.

4.1. Geluid

Het toezicht op de naleving van de jaargemiddelde norm is er op gericht om vroegtijdig inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de geluidsbelasting. Het biedt mogelijkheden om in te grijpen wanneer de norm dreigt te worden overschreden. Naleving van de registratieplicht is daarbij essentieel. Op basis van maandelijkse rapportages over de geregistreerde gegevens wordt de ontwikkeling van de geluidproductie gedurende het kalenderjaar gemonitord.

4.1.1. De jaarnorm dreigt te worden overschreden

Belangrijk uitgangspunt in de toezichtstrategie is dat de gemeente gedurende het jaar de ontwikkeling van de jaarnormen actief volgt. Dit om te voorkomen dat de normen worden overschreden. Het monitoren gebeurt op basis van periodieke rapportages van de verplichte registraties van de emissieterm LE. Wanneer op enig moment blijkt dat de ontwikkeling van de jaargemiddelde geluidbelastingen een kritiek punt bereikt, gaat de gemeente in overleg met de exploitant. Doel van het overleg is om tot afspraken te komen over te treffen maatregelen. De maatregelen hebben betrekking op het beperken van de bedrijfsduur van de windturbines of de toepassing van een zogenaamde geluidmodus (aftoeren van de windturbine). Dit gebeurt op zodanige wijze dat de norm niet overschreden wordt.

Ontwikkeling LE

De ontwikkeling van de emissieterm LE gedurende het jaar is afhankelijk van het windaanbod. In figuur 2 is ter illustratie een voorbeeld opgenomen van het verloop van de emissieterm LE.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2; voorbeeld ontwikkeling emissieterm L E

Uitgangspunt voor de preventieve aanpak is dat periodiek wordt bepaald of er mogelijk een risico op normoverschrijding bestaat. Dit wordt bepaald aan de hand van de waarde van de emissieterm LE en het te verwachten verloop van het windaanbod in het vervolg van het jaar.

IJkdata

De ontwikkeling van de emissieterm LE verloopt niet lineair. In de eerste maanden neemt deze sneller toe dan in de zomerperiode. Ditzelfde geldt voor de laatste maanden van het jaar. Het komt omdat er in de lente en in de winter meer wind staat. Op basis van het historisch gemiddelde windaanbod is echter wel te beoordelen of gedurende het eerste deel van het jaar, tot en met 1 september, sprake is van een gemiddeld, onder gemiddeld of bovengemiddeld windaanbod.  Op basis van een vergelijking met de gemiddelde ontwikkeling kan een verwachting worden uitgesproken of er een risico is op normoverschrijding. Dit kan als na 1 september een historisch gemiddeld windaanbod optreedt. Het wil dan overigens niet zeggen dat er een normoverschrijding optreedt. Dit is afhankelijk van het windaanbod in de periode vanaf 1 september t/m 31 december.

Gesprek met exploitant

Wanneer op 1 september blijkt dat er een risico is op normoverschrijding is, wordt aan exploitant gevraagd om aan te geven:

  • -

    hoe zijn verwachting is van de ontwikkeling van de emissieterm;

  • -

    hoe normoverschrijding wordt voorkomen;

  • -

    en op welk moment exploitant van plan is hiervoor maatregelen te nemen.

Aan de hand van de eerstvolgende maandrapportage beoordeelt de gemeente opnieuw de ontwikkeling van de emissieterm. Afhankelijk van de mate van risico op normoverschrijding, kan het zijn dat de gemeente de exploitant opnieuw de gelegenheid geeft om maatregelen te treffen. Dit wordt gedaan voordat er dwangmiddelen zoals genoemd in paragraaf 5.1.1. worden ingezet.

4.1.2. Registratieplicht wordt niet nageleefd

Om het verloop van het jaargemiddelde te kunnen volgen is het van essentieel belang dat de exploitant de registratieplicht naleeft. Wanneer er een gat (zogenaamde witte vlek) in de registratie valt kan het verloop van de gemiddelde geluidsproductie niet goed worden gevolgd. Het gevolg is dat niet goed kan worden bepaald of aan de jaargemiddelde normen wordt voldaan.

Het niet naleven van de registratieplicht kan verschillende oorzaken hebben. Gegevens kunnen wel geregistreerd zijn maar niet zijn aangeleverd. De toezichtinspanning is er dan op gericht om de gegevens alsnog te krijgen. Een andere oorzaak van het niet naleven van de registratieplicht is het (al dan niet door technische problemen) niet meer functioneren van het registratiesysteem. Er ontstaat dan een gat (witte vlek) in de registratie. De ontbrekende gegevens kunnen in dat geval niet meer aangeleverd worden omdat de gegevens niet meer voor handen zijn.

Witte vlekken opvullen

Wanneer onverhoopt witte vlekken (gaten) vallen in de registratie kunnen deze opgevuld worden met aannames. De toezichtinspanning is er in dit geval op gericht om de periode dat er niet geregistreerd is zo klein mogelijk te houden. De verantwoordelijkheid voor het opvullen van witte vlekken in de registratie ligt bij de exploitant van het windturbinepark. De exploitant komt in een dergelijk geval met een op aannames gebaseerde prognose van de ontwikkeling van de emissieterm LE. Bij de aannames kunnen gegevens van het KNMI gebruikt worden.

4.1.3. Controle bronvermogen turbine

In het Reken- en meetvoorschrift windturbines is een meetmethode aangereikt voor het uitvoeren van emissiemetingen ter controle van het bronvermogen van de windturbine. In de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (Stb.2010 – 749) van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt vermeld dat een dergelijke meting uitgevoerd kan worden bij twijfel over de juistheid van het opgegeven bronvermogen. De aangereikte methode is een sterk vereenvoudigde methode die is afgeleid van de internationale meetmethode. Desondanks blijft deze meetmethode complex met een grote afhankelijkheid van omgevingsfactoren. Een emissiemeting volgens de aangereikte methode van één turbine neemt hierdoor al snel een doorlooptijd van enkele maanden in beslag.

Het resultaat van een meting volgens de vereenvoudigde meetmethode is ondergeschikt aan een meting volgens de internationale meetmethode. Dit kan er toe leiden dat het resultaat van een dergelijke meting bij voorbaat in twijfel wordt getrokken door omwonenden. Verder wordt aan het bronvermogen van de turbines geen norm gesteld. Een constatering van een afwijking van het opgegeven bronvermogen vormt daardoor geen grond voor handhaving. In de praktijk kan een dergelijke constatering ertoe leiden dat de inrichtinghouder op basis van een wijzigingsmelding (op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer) met een herziende prognose van de geluidbelastingen de afwijking wegneemt.

Met de mogelijkheid om het bronvermogen van een individuele windturbine te controleren wordt, om voornoemde redenen, uiterst terughoudend om gegaan. Als uit eigen waarneming van de handhaver een belangrijk afwijkend geluid geconstateerd wordt én er een redelijk vermoeden van een technisch defect of een afwijkende instelling bestaat kan dit als uiterste middel worden ingezet. Het doel hiervan is om de exploitant ertoe te bewegen om een corrigerende actie te ondernemen.

4.2. Slagschaduw en lichtschittering

De toezichtstrategie met betrekking tot slagschaduw is er op gericht om een antwoord te krijgen op de volgende vragen: is er een stilstandvoorziening? Is de stilstandvoorziening goed afgesteld? Kan het zijn dat ondanks de aanwezigheid van een goed afgestelde stilstandvoorziening een molen toch draait op momenten dat het op basis van de voorschriften niet is toegestaan? In de deze paragraaf wordt de toezichtstrategie met betrekking tot slagschaduw en lichtschittering nader uitgewerkt.

4.2.1. Stilstand voorziening niet aanwezig of niet goed ingeregeld

Na ingebruikname van de windturbines controleert een toezichthouder of de stilstandvoorziening (sensoren met display) aanwezig is en of deze goed is ingeregeld. De tijden waarop de molen niet mag draaien als de zon schijnt zijn bekend.

Daarna gaat de gemeente steekproefsgewijs controleren of de stilstandvoorziening er daadwerkelijk voor zorgt dat windmolens die slagschaduw kunnen veroorzaken stil gezet worden op momenten dat het zou moeten. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma kan de frequentie waarin de gemeente deze steekproeven uitvoert worden opgenomen. De intensiteit van de steekproefsgewijze controles is afhankelijk van het naleefgedrag. Als uit de praktijk blijkt dat de stilstandvoorziening goed is geprogrammeerd en goed functioneert, stopt de gemeente vanaf 2017 met het uitvoeren van de steekproeven. Vanaf dat moment worden er door de gemeente alleen controles uitgevoerd naar aanleiding van klachten over slagschaduw.

4.2.2. Optreden in geval van een klacht

Wanneer er een klacht binnen komt over slagschaduw worden er door de gemeente een aantal stappen doorlopen om te beoordelen of de klacht gegrond is. Het gaat om de volgende stappen:

  • 1.

    Eerst wordt nagegaan of de klacht betrekking heeft op een gevoelig object. Met een ‘gevoelig object’ wordt bedoeld een woning waarvan bekend is dat slagschaduw problemen kan veroorzaken. De slagschaduwregeling uit het Activiteitenbesluit milieubeheer is alleen van toepassing wanneer de afstand tussen de turbine en het gevoelig object minder bedraagt dan twaalf maal de rotordiameter. Daarbij geldt dat er gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten slagschaduw kan optreden.

    Aan de hand van het slagschaduwrapport bij de vergunning kan afgeleid worden of een woning valt binnen de contour waar de slagschaduwregeling van toepassing is. Wanneer de woning niet benoemd wordt in het slagschaduwrapport behorende bij de vergunning, is de regelgeving met betrekking tot het voorkomen van slagschaduw niet van toepassing op de betreffende woning. Degene die geklaagd heeft krijgt een bericht dat de slagschaduw binnen de wettelijke normen valt.

    Door drie windparken kan slagschaduw veroorzaakt worden:

    • .

      Windpark Noordermeerdijk binnendijks (13 turbines). Bij 44 woningen kan in meer of mindere mate slagschaduw optreden als de windturbines niet zijn uitgerust met een automatische stilstandvoorziening.

    • .

      Windpark Westermeerdijk binnendijks (17 turbines). Bij 78 woningen kan meer dan 6 uur slagschaduw per jaar optreden.

    • .

      Windpark Zuidermeerdijk (8 turbines). Bij 20 woningen kan in meer of mindere mate slagschaduw optreden als de windturbines niet zijn uitgerust met een automatische stilstandvoorziening.

  • 2.

    Wanneer de klacht betrekking heeft op een gevoelig object wordt door de gemeente nagegaan of de zon scheen op het tijdstip waarop betreffend persoon aangaf slagschaduw te hebben ervaren.

  • 3.

    Wanneer de zon scheen op het tijdstip van de klacht, worden er door de gemeente gegevens opgevraagd bij de exploitant over de stilstand perioden van de turbine(s). Wanneer uit de gegevens blijkt dat de turbine niet stil stond op het in de klacht vermelde tijdstip, wordt de exploitant aangeschreven om maatregelen te treffen. Het kan zijn dat het systeem niet goed ingeregeld is of dat er iets mis is met de lichtsensoren.

  • 4.

    Wanneer de exploitant geen gegevens aanlevert en dus geen inzicht wil geven in de stilstand perioden, maakt de gemeente een werkafspraak met de persoon die overlast ervaart. De eerst volgende keer dat de betreffend persoon slagschaduw ervaart neemt hij/zij contact op met de toezichthouder van de OFGV zodat de situatie ter plekke kan worden beoordeeld. Bij veel voorkomende gevallen kan de gemeente gegevens over de stilstand perioden, wanneer deze aanwezig zijn, vorderen bij de exploitant.

  • 5.

    Het kan zijn dat de gegevens van de exploitant laten zien dat de molen stil stond, maar dat een persoon volhoudt dat er slagschaduw was. In dat geval gaat de gemeente zelf ter plekke kijken of de molens draaien op momenten dat het niet zou moeten. Wanneer hier sprake van is maakt de gemeente afspraken met degene die overlast ervaart. Het gaat dan om het doormelden van slagschaduw aan de toezichthouder van de OFGV zodat zo snel mogelijk na het indienen van een klacht ter plekke de situatie kan worden beoordeeld.

Problemen met stilstandvoorziening binnen twee dagen oplossen

Wanneer de gemeente heeft vastgesteld dat een windturbine slagschaduw veroorzaakt in strijd met de regels, moet de exploitant in actie komen. Hij moet het stilstandregime snel op orde te krijgen. Afspraken die in het kader van het toezicht gemaakt worden met de exploitant zijn er op gericht dat problemen met het stilstandregime uiterlijk binnen twee dagen verholpen zijn. Als de problemen met de stilstandvoorziening door eventuele technische en/of softwareproblemen niet binnen twee dagen verholpen zijn wordt de exploitant verzocht om de molens gedurende de perioden dat geen slagschaduw veroorzaakt mag worden ‘handmatig’ stil te zetten. Deze mogelijkheid is aanwezig.

4.2.3. Niet reflecterende materialen of coatinglagen tegen lichtschittering

De gemeente houdt geen actief toezicht op de aanwezigheid van niet-reflecterende materialen of coatinglagenter voorkoming van lichtschittering (bedoeld in Artikel 3.13 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer). Naar aanleiding van eventuele klachten over lichtschittering onderzoekt de gemeente of artikel 3.13 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt nageleefd. Wanneer dit artikel niet wordt nageleefd krijgt de exploitant in de toezichtfase een controlebrief met daarin vermeld een hersteltermijn.

afbeelding binnen de regeling

5. Handhavingsstrategie

Als het in de toezichtfase niet lukt om het gewenste naleefgedrag ten aanzien van geluid en slagschaduw te bereiken kunnen er bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten worden ingezet. In het proces van bestuursrechtelijke handhaving moeten keuzes worden gemaakt. Het gaat dan om:

  • ·

    Het toepassen van bestuursdwang of een dwangsom;

  • ·

    wat zijn de begunstigingstermijnen;

  • ·

    op welke wijze kan een overtreding ongedaan gemaakt worden.

Dit hoofdstuk geeft een kader voor het maken van die keuzes.

5.1. Geluid

Wanneer de Lden en Lnight dreigen te worden overschreden wordt er door de OFGV een preventieve dwangsom opgelegd. Bij niet naleving van de registratieplicht worden de gegevens met toepassing van bestuursdwang door de OFGV zelf gegenereerd. In de volgende twee paragrafen volgt hier een nadere toelichting op.

5.1.1. De jaarnorm dreigt te worden overschreden

Wanneer de interventies in de vorm van gesprekken met de exploitant als onderdeel van de preventieve toezichtstrategie er niet toe leiden dat het risico op normoverschrijding wordt weggenomen, wordt er van uitgegaan dat de geluidsnorm dreigt te worden overschreden. In die situatie legt de gemeente een preventieve dwangsom op. De eerste stap is dat de gemeente de exploitant vraagt om een zienswijze kenbaar te maken. Omwille van een vlotte doorgang wordt de exploitant mondeling om een zienswijze gevraagd.

De hoogte van de dwangsom is voor een belangrijk deel gerelateerd aan een inschatting van het economisch voordeel bij ongewijzigd regiem van de bedrijfsduur, de geluidsmodus van de windturbines en de zwaarte van de overtreding. Dit geldt vanaf het moment dat de norm wordt overschreden tot de rest van het kalenderjaar.

5.1.2. Registratieplicht wordt niet nageleefd

Wanneer de registratieplicht niet wordt nageleefd wordt door de OFGV bestuursdwang toepast. Bestuursdwang houdt in deze situatie in dat de gemeente de gegevens met betrekking tot de emissieterm LE zelf genereert op basis van een raming. Hierbij wordt gebruik gemaakt van windgegevens van het KNMI of van naburige windturbines. De kosten die voor deze raming worden gemaakt worden verhaald op de exploitant.

Door bestuursdwang toe te passen wordt de continuïteit van de gegevensstroom maximaal gewaarborgd. De gegevensstroom is nodig om een prognose te maken over hoe de Lden en de Lnight zich ontwikkelen. Toepassing van een last onder dwangsom is minder effectief dan bestuursdwang. Nadat een dwangsom is opgelegd kan er lange tijd over heen kan gaan voordat aan de last wordt voldaan.

De gegevens die in het kader van bestuursdwang aan de hand van ramingen worden gegenereerd zijn minder nauwkeurig. Het resultaat is voor de exploitant minder gunstig in vergelijking tot een situatie waarbij de gegevens van de registratiesystemen van het windturbinepark zelf komen. Dit kan een extra prikkel zijn voor de exploitant om de registratieplicht na te komen.

5.2 Slagschaduw en licht schittering

In deze paragraaf volgt een toelichting op de wijze waarop de OFGV bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen inzet als een stilstandvoorziening ontbreekt of niet goed ingeregeld is. Dit geldt ook als er geen maatregelen zijn getroffen om lichtschittering te voorkomen. In beide gevallen gaat de OFGV, wanneer interventies in de toezichtfase niet tot resultaat leiden, een dwangsom opleggen.

5.2.1. Stilstand voorziening niet aanwezig of niet goed ingeregeld

Bij het ontbreken van een stilstandvoorziening legt de gemeente een last onder dwangsom op. De hoogte van dwangsom wordt bepaald aan de hand van de kosten van het aanbrengen of inregelen van een stilstandvoorziening en het economisch voordeel bij de extra gedraaide uren. Bij goed functioneren van de stilstandvoorziening is de bedrijfsduur en daarmee ook de opbrengst minder. De begunstigingstermijn is kort en mede afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht in die periode.

Wanneer het opleggen van de last onder dwangsom geen effect heeft, past de gemeente bestuursdwang toe. Bestuursdwang betekent in dit geval het stilzetten van de windturbine totdat de vereiste stilstandvoorziening is aangebracht of totdat deze goed ingeregeld is.

5.2.2. Niet-reflecterende materialen of coatinglagen tegen lichtschittering

Bij deze overtreding wordt gehandhaafd via een last onder dwangsom. De hoogte van de dwangsom bepaalt de OFGV aan de hand van de kosten voor het aanbrengen van de gewenste voorzieningen ter voorkoming van lichtschittering. In situaties van ernstige overlast door lichtschittering past de gemeente bestuursdwang toe. In de last onder bestuursdwang kan dan bepaald worden dat bij het niet naleven van de betreffende bepaling in de Activiteitenregeling milieubeheer het bevoegd gezag zelf de betreffende maatregelen neemt.

5.3. Gemeenschappelijk Kader

Voor zaken die niet in deze nalevingsstrategie zijn geregeld geldt het Gemeenschappelijk Kader Flevoland. Bij het bepalen van de begunstigingstermijnen voor het beëindigen van de overtredingen kan de gemeente zich niet beroepen op het Gemeenschappelijk Kader Flevoland. Dit kan niet omdat deze overtredingen in de richtlijn ‘dwangsommen en begunstigingstermijnen’ niet voorkomen. Bij het stellen van de begunstigingstermijnen (in dwangsombesluiten of bestuursdwangbesluiten) maakt de akoestisch specialist of de toezichthouder een deskundige inschatting van de termijn die redelijkerwijze nodig is om de overtreding te beëindigen. Dit geldt ook voor het bepalen van de hoogte van dwangsommen.

5.4. Ongewone voorvallen

Bij windturbines kunnen zich ongewone voorvallen voordoen. Op basis van jurisprudentie wordt onder een ongewoon voorval verstaan: elke gebeurtenis in een inrichting die, ongeacht de oorzaak van die gebeurtenis, afwijkt van de normale bedrijfsactiviteiten met (mogelijk) nadelige gevolgen voor het milieu. Hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer en enkele bepalingen in het Activiteitenbesluit regelen hoe de houder van de windturbine én het bevoegd gezag een ongewoon voorval moeten afhandelen.

5.4.1. Verplichtingen houder windturbine

Wat de houder van een windturbine moet doen wanneer er sprake is van een ongewoon voorval, is bepaald in titel 17.1 van de Wet milieubeheer (artikelen 17.1 tot en met 17.5). De houder van de inrichting moet onmiddellijk maatregelen treffen. Denk dan aan: de windturbine(s) stil zetten, het bevoegd gezag informeren en informatie verstrekken over de (mogelijke) oorzaak, omstandigheden en de ondernomen maatregelen.

Direct maatregelen treffen

Om herhaling van het voorval te voorkomen neemt de houder van de windturbine na een ongewoon voorval direct maatregelen. Dit is hij verplicht op grond van de Wet milieubeheer (artikel 17.1 lid 1). Het gaat daarbij om maatregelen die op basis van redelijkheid van de houder verwacht mogen worden. De maatregelen hebben betrekking op het voorkomen, ongedaan maken of beperken van (mogelijk) nadelige gevolgen voor het milieu.

Inrichting geheel of gedeeltelijk stil

Artikel 17.1 lid 2 van de Wet milieubeheer bepaalt dat de houder van de inrichting de inrichting stil legt wanneer er sprake is van een ongewoon voorval. Dit geldt wanneer direct gevaar ontstaat voor de volksgezondheid of als er gevolgen voor het milieu ontstaan waarbij niet kan worden gewaarborgd dat met de getroffen maatregelen wordt voldaan aan de voorschriften van de omgevingsvergunning. Bij een ongewoon voorval bij windturbines betekent dit dat de houder geacht wordt de windturbines stil te zetten.

Bevoegd gezag informeren

De Wet milieubeheer (artikel 17.2) regelt hoe de drijver van de inrichting het bevoegd gezag informeert bij een ongewoon voorval. Degene die een inrichting drijft waarin zich een ongewoon voorval heeft voorgedaan moet dit zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag (Artikel 17.2 lid 1). In het geval van de windturbines is dat het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder.

Informatie over oorzaken, omstandigheden en maatregelen

Welke informatie aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt staat beschreven in artikel 17.2, lid 2 van de Wet milieubeheer. Het gaat om informatie over de oorzaak van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan. Ook moet worden benoemd welke maatregelen zijn genomen of worden overwogen om te voorkomen dat een soortgelijk voorval nog een keer plaatsvindt.

Verplichtingen Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 3.14 van het Activiteitenbesluit is een bijzondere bepaling voor ongewone voorvallen bij windturbines. Vooral van belang zijn de bepalingen in lid 2 en lid 3 van Artikel. Hierin staat aangegeven dat een houder van de windturbine preventief moet handelen als er een vermoeden bestaat van een gebrek aan de windturbine. Daarbij geldt de verplichting te onderzoeken wat er aan de hand is als de windturbine is stilgezet door het beveiligingssysteem van de windturbine.

Windturbine onmiddellijk buiten bedrijf

Artikel 3.14 lid 2 (Activiteitenbesluit) bepaalt dat de windturbine onmiddellijk buiten bedrijf wordt gesteld wanneer de windturbine een gebrek heeft waardoor de veiligheid van mens/dier in de directe omgeving in het geding is. Het bevoegd gezag moet in dit geval zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. De windturbine mag pas weer in bedrijf genomen worden nadat alle gebreken zijn hersteld.

Stil gezet door een beveiliging

Het kan voorkomen dat een beveiligingssysteem een windturbine buiten bedrijf stelt. Artikel 3.14 lid 3 (Activiteitenbesluit) bepaalt dat een windturbine in een dergelijk geval pas weer in werking wordt gesteld nadat de oorzaak is verholpen.

Preventief optreden

Artikel 3.14 lid 2 (Activiteitenbesluit) gaat over situaties waarin er sprake is van een vermoeden van een gebrek aan de windturbine. Wanneer de houder een vermoeden heeft van een gebrek aan een windturbine wordt verwacht dat hij preventief actie onderneemt om dit gebrek te onderzoeken dan wel te herstellen.

5.4.2. Bevoegdheden en verplichtingen bevoegd gezag

Het bevoegd gezag heeft een aantal bevoegdheden en verplichtingen bij een ongewoon voorval. De verplichtingen van het bevoegd gezag hebben betrekking op het doormelden aan andere instanties. De bevoegdheden hebben betrekking op het treffen van maatregelen, het verzamelen van gegevens en het aanpassen van omgevingsvergunning.

Verplichtingen van het bevoegd gezag

De verplichtingen van het bevoegd gezag zijn geregeld in artikel 17.2 lid 3 (Wet milieubeheer). Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan een melding over een ongewoon voorval onmiddellijk doorgeeft aan andere instanties. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van het ongewone voorval zijn:

  • ·

    de burgemeesters van de betrokken gemeente(n);

  • ·

    de inspecteur van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT);

  • ·

    de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s in het geval de gevolgen van het voorval zich voordoen dan wel kunnen voordoen buiten de grenzen van de gemeente waar de inrichting geheel of in hoofdzaak ligt;

  • ·

    het college van Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie in geval het voorval verontreiniging of aantasting van de bodem tot gevolg heeft;

  • ·

    andere bestuursorganen of overheidsdiensten, die belang hebben bij snelle informatievoorziening.

Bevoegdheden van het bevoegd gezag

De bevoegdheden van het bevoegd gezag (artikel 17.3 Wet milieubeheer) hebben betrekking op het verplichten van de drijver van de inrichting tot het nemen van maatregelen, er op toe te zien dat gegevens worden verzameld en via een beschikking zorg te dragen dat de omgevingsvergunning wordt gewijzigd en/of voorschriften worden opgelegd.

Drijver inrichting verplichten om passende maatregelen te treffen

Het bevoegde bestuursorgaan verplicht degene die de inrichting drijft alle passende aanvullende maatregelen te nemen, die (binnen redelijkheid) nodig zijn om:

  • a.

    de gevolgen van het gemelde voorval voor het milieu te beperken;

  • b.

    herhaling van het gemelde voorval te voorkomen;

  • c.

    ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorschriften verbonden aan een omgevingsvergunning voor de inrichting of voor de inrichting geldende regels bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur (artikel 8.40).

Erop toezien dat nodige gegevens worden verzameld

Het bevoegde bestuursorgaan ziet erop toe dat de nodige gegevens worden verzameld om het voorval te analyseren en de oorzaak ervan te achterhalen.

Omgevingsvergunning wijzigen of voorschriften stellen

Om herhaling te voorkomen wijzigt het bevoegde bestuursorgaan zo nodig de omgevingsvergunning. Ook kunnen daarvoor gerichte aanbevelingen worden gedaan of via een beschikking voorschriften worden opgelegd (artikel 8.40). Van laatstbedoelde beschikking wordt mededeling gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

6. Communicatie

Een speerpunt in de communicatie richting omwonenden is dat in het huidige stelsel geen directe relatie bestaat tussen het geluid dat je op enig moment waarneemt en een normoverschrijding. Het feit dat er geluidnormen zijn betekent niet dat het geluid van windturbines niet waarneembaar is. De gedachte dat je na overlast met een meting vlot kunt vast stellen of aan de geluidnormen wordt voldaan, is niet meer aan de orde. Het is wenselijk om richting omwonenden te benadrukken dat de gemeente naar aanleiding van klachten niet direct bij een woning het geluid op de gevel gaat meten. Dit wordt niet gedaan omdat in de huidige wetgeving gewerkt wordt met een jaargemiddelde. Richting omwonenden kan nader worden uitgelegd hoe de Lden en de Lnight werkt en wat er wordt gedaan om te voorkomen dat de normen worden overschreden.

Daarnaast is gerichte communicatie nodig om omwonenden die overlast ervaren van het windpark te informeren over de stappen die het bevoegd gezag onderneemt om overlast te beperken. Ten aanzien van slagschaduw kan worden aangegeven welke stappen er worden doorlopen wanneer er bij de gemeente een melding binnenkomt van een omwonende die hinder ondervindt als gevolgd van slagschaduw.

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening

Auteur: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
Datum: Lelystad, 30 maart 2016
In college B en W: 19 april 2016

Bijlage 1: Beschrijving per park

1. Windpark NOP Agrowind

Windpark NOP Agrowind kent in totaal 30 windturbines parallel langs de Noorder- en de Westermeerdijk. NOP Agrowind is een samenwerking tussen Windpark Creil BV en Windpark Westermeerdijk Binnendijks VOF. Aan het bevoegd gezag is schriftelijk melding gemaakt van de samenwerking en het feit dat NOP Agrowind daarmee vergunninghouder is voor het windpark NOP Agrowind. Voor het beschrijven van het windpark NOP Agrowind is onderscheid gemaakt tussen het voormalige windpark Westermeerdijk binnendijks en het voormalige windpark Creil.

Windpark NOP Agrowind: Windpark Westermeerdijk binnendijks

Windpark Westermeerdijk binnendijks bestaat uit een lijnopstelling van 17 windturbines met bijbehorende voorzieningen (waaronder een transformatorstation) nabij de Westermeerdijk (binnendijks) in de Noordoostpolder. De lijnopstelling van de windturbines ligt tussen de kilometerpalen 13,6 en 22,0 aan de Westermeerdijk. De dichtstbijzijnde woningen liggen op minimaal 700 meter afstand van een turbine. Het transformatorstation wordt gerealiseerd bij de Westermeerdijk, ter hoogte van Westermeerweg 35a.

Windturbines

De aangevraagde windturbines zijn van het type E-126 van fabrikant Enercon en hebben een as hoogte van 135 meter (139 meter inclusief fundament) en een rotordiameter van circa 127 meter. Het geïnstalleerd vermogen per windturbine bedraagt 7,5 MW. Het windturbinepark zal een geïnstalleerd opwekkend vermogen hebben van 127,5 MW. De turbines worden geplaatst met een onderlinge afstand van circa 500 meter.

Inrichtingshouder

NOP Agrowind CV, voorheen Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks VOF. Voor 4 van de 17 turbines is Windpark Zuidwester BV medevergunninghouder.

Verleende vergunningen/maatwerkvoorschriften

Gedeputeerd Staten van Flevoland (GS) heeft op 30 november 2010 een omgevingsvergunning (nr. 1071625) verleend voor Westermeerdijk binnendijks. Door de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en bijbehorende regeling op 1 januari 2011 is het bevoegd gezag van dit park overgegaan naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder.

Om cumulatieve effecten van geluid van de verschillende windturbineparken op woningen te voorkomen is het nodig geacht om voor windpark Westermeerdijk binnendijks maatwerkvoorschriften te stellen met toepassing van artikel 3.14a, tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (besluitnummer M0842-11001, dd. 3 januari 2012).

Op verzoek van de inrichtingshouder heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder op 18 september 2012 een maatwerkvoorschrift opgelegd voor het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering (besluitnr. M0842-12006).

Door de inrichtinghouder is een milieu neutrale wijziging aangevraagd, betreffende het realiseren van een controlegebouw op het transformatorstation. Het besluit op de aangevraagde wijziging is op 18 september 2012 verleend onder nummer HZ_WABO 2012-0225.

Windpark NOP Agrowind: Windpark Creil

Windpark Creil bestaat uit 13 windturbines op het land parallel aan de Noordermeerdijk. Onderdeel van de vergunning voor windpark Creil zijn 2 transformatorstations aan de Noordermeerdijk, ter hoogte van Noordermeerweg 5 en 47, met een totaal geïnstalleerd vermogen van 115 MVA. Deze transformatorstations zijn niet gerealiseerd. Aangezien Windpark Creil is samengegaan met Windpark Westermeerdijk Binnendijks (NOP Agrowind samen) zijn beide parken aangesloten op één transformatorstation van NOP Agrowind (meest noordelijke bij de Westermeerdijk).

Windturbines

Het betreft het type Enercon E-126 met een ashoogte van 135 meter en een rotordiameter van circa 127 meter. Het fundament van de turbines steekt 4 meter boven het maaiveld uit, zodat de as van de turbine zich op 139 meter bevindt. Het geïnstalleerd vermogen per windturbine bedraagt 7,5 MW.

Inrichtingshouder

NOP Agrowind CV, voorheen windpark Creil BV.

Verleende vergunningen/maatwerk

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder heeft op 23 november 2010 een omgevingsvergunning (nr. 09-023) verleend voor Windpark Creil. Op verzoek van de inrichtingshouder heeft dit college op 18 september 2012 een maatwerkvoorschrift opgelegd voor het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering (besluitnr. M0842-12007).

2. Windpark Westermeerwind

De inrichting bestaat uit een windturbinepark bestaande uit 48 windturbines in drie lijnopstellingen voor de kust van de Westermeerdijk en Noordermeerdijk en een transformatorstation op het land nabij de Westermeerdijk (ter hoogte van Westermeerweg 35a). De afstand van de lijnopstellingen tot de dijk bedraagt voor de Noordermeerdijk circa 900 meter, voor de Westermeerdijk circa 530 meter en 1200 meter voor respectievelijk lijn 1 en lijn 2. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 1,3 km voor de opstelling langs de Westermeerdijk en 1,7 km voor de opstelling langs de Noordermeerdijk.

Windturbines

Het totaal geïnstalleerd vermogen bedraagt 144 MW, per windturbine 3 MW. De windturbines zijn afkomstig van Siemens, type 3.0 DD. De rotordiameter bedraagt 108 meter. De ashoogte bedraagt 95 meter.

Inrichtingshouder

Westermeerwind BV.

Verleende vergunningen/maatwerkvoorschriften

Gedeputeerd Staten van Flevoland (GS) heeft op 30 november 2010 een omgevingsvergunning (nr. 1071625) verleend voor Westermeerdijk buitendijks. Door de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en bijbehorende regeling op 1 januari 2011 is het bevoegd gezag van dit park overgegaan naar burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder.

Om cumulatieve effecten van geluid van de verschillende windturbineparken op woningen te voorkomen is het nodig geacht om voor windpark Westermeerdijk buitendijks maatwerkvoorschriften te stellen met toepassing van artikel 3.14a, tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (besluitnummer M0842-11002, dd. 3 januari 2012).

Door de inrichtinghouder is een milieu neutrale wijziging aangevraagd, te weten het wijzigen van het turbinetype en bouwkundige aanpassingen van het transformatorstation. Oorspronkelijk is vergunning verleend voor een Siemens SWT 3,6. Deze heeft een geïnstalleerd vermogen van 3,6 MW, een ashoogte van 95 meter en een rotordiameter van 107 meter. Middels de milieu neutrale wijziging is dit veranderd in een Siemens 3.0 DD met een rotordiameter van 101 meter of 108 meter. De ashoogte is ongewijzigd en blijft 95 meter. Het besluit op de aangevraagde wijzigingen is op 18 september 2012 verleend onder nummer HZ_WABO 2012-0227 (101 m) / HZ_WABO 2012-0224 (108 m)

3. Windpark Zuidwester

Windpark Zuidwester bestaat uit 8 windturbines in lijnopstelling parallel aan de Zuidermeerdijk en een bijbehorend transformatorstation gelegen aan de Westermeerdijk, ter hoogte van Westermeerdijk 35a. Voor 4 Turbines aan de Westermeerdijk is Windpark Zuidwester medevergunninghouder.

Windturbines

De windturbines zijn van het type E-126 van Enercon met een geïnstalleerd vermogen van elk 7,5 Megawatt. De ashoogte van de turbines bedraagt 135 meter en de rotordiameter circa 127 meter. Het fundament van de turbines steekt 4 meter boven het maaiveld uit, zodat de as van de turbine zich op 139 meter bevindt. Het transformatorstation heeft een vermogen van 150 MVA en zet de spanning om van 33 naar 110 kiloVolt.

Inrichtingshouder

De inrichtingshouder is Windpark Zuidwester BV, voorheen Essent Wind Nederland BV en RWE Innogy Windpower Netherlands BV

Verleende vergunningen/maatwerk

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder heeft op 23 november 2010 een omgevingsvergunning (nr. 09-024) verleend voor Windpark Zuidwester.

Op verzoek van de inrichtingshouder heeft dit college op 18 september 2012 een maatwerkvoorschrift opgelegd voor het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering (besluitnr. M0842-12005).

Door de inrichtingshouder is een milieu neutrale wijziging aangevraagd, betreffende het wijzigen van de lay-out van het transformatorstation (o.a. verandering hoogte scherfmuren). Het besluit op de aangevraagde wijziging is op 18 september 2012 verleend onder nummer HZ_WABO 2012-0226.

Bijlage 2: Kaartje van de drie windparken

afbeelding binnen de regeling

Blauw

Westermeerwind BV

Geel

NOP Agrowind BV

Oranje

Windpark Zuidwester BV

Bijlage 3: Maatwerkvoorschriften

1.Windpark Westermeerdijk binnendijks

Geluid

Voor de windturbines van windpark Westermeerdijk binnendijks geldt een maatwerkvoorschrift voor geluid. Op de gevel van een aantal woningen mag geen hogere Lnight- en Lden-waarde worden veroorzaakt dan onderstaande tabel vermeldt.

Tabel: deelbijdrage windpark Westermeerdijk binnendijks na maatregelen

Rekenpunt

Westermeerweg

Hoogte

Lnight

Lden

138bwwmd_A

13

5

40

47

330_A

15a

5

40

47

331_A

15b

5

40

47

332_A

15c

5

40

47

333_A

15d

5

40

47

137bwwmd_A

15

5

40

47

194bwwmd_A

7

5

40

46

328_A

27c

5

40

46

326_A

27a

5

40

46

327_A

27b

5

40

46

329_A

27d

5

40

46

135bwwmd_A

17

5

40

46

118bwwmd_A

51

5

40

46

319_A

47a

5

40

46

321_A

47c

5

40

46

322_A

47d

5

40

46

119bwwmd_A

49

5

40

46

320_A

47b

5

40

46

117_A

53

5

40

46

133bwwmd_A

25

5

40

46

128_A

35a+b

5

40

46

116_A

55

5

40

46

317_A

55b

5

40

46

131bwwmd_A

29

5

40

46

316_A

55a

5

40

46

318_A

55c

5

40

46

129_A

35

5

40

46

130bwwmd_A

31

5

40

46

134bwwmd_A

21

5

40

46

121bwwmd_A

47

5

40

46

122bwwmd_A

45

5

40

46

123_A

43

5

40

46

124bwwmd_A

46

5

40

46

323_A

39a

5

40

46

324_A

39b

5

40

46

325_A

39c

5

40

46

195bwwmd_A

5

5

40

46

126bwwmd_A

39

5

40

46

127bwwmd_A

37

5

40

46

114_A

57

5

39

45

113_A

59

5

39

45

Nb: de cursief aangegeven waarden zijn gelijk aan de Lden uit artikel 3.14a, eerste lid, van het Barim

Slagschaduw

De windturbines moeten zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de turbine afschakelt als slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten én gemiddeld meer dan 6 uur per jaar slagschaduw kan optreden én voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen ramen bevinden. __________________________________________________________________________

Windpark Westermeerwind

Geluid

Voor de windturbines van Windpark Westermeerdijk en Noordermeerdijk geldt een maatwerkvoorschrift voor geluid. Op de gevel van woningen aan de Westermeerweg mag ten hoogste 41 dB Lden en 35 dB Lnight worden veroorzaakt, en op de gevel van woningen aan de Noordermeerweg ten hoogste 38 dB Lden en 32 Lnight.

__________________________________________________________________________

Windpark Creil

Slagschaduw

De windturbines moeten zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de turbine afschakelt als slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten én gemiddeld meer dan 6 uur per jaar slagschaduw kan optreden én voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen ramen bevinden.

_________________________________________________________________________

Windpark Zuidwester

Slagschaduw

De windturbines moeten zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de turbine afschakelt als slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten én gemiddeld meer dan 6 uur per jaar slagschaduw kan optreden én voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen ramen bevinden.

afbeelding binnen de regeling